Professional
Mijn cocon
Mijn onrust
van cocon naar digitale onderzoekomgeving
Peter Schulpen
Het begon de laatste jaren steeds meer bij mij te knagen, het
gevoel dat mijn archiefdienst onvoldoende is toegesneden op
de toekomst en ik als professional de digitale boot heb gemist.
Gelukkig wierpen enkele collega's een reddingsboei uit. Zij
organiseerden op 23 maart 2015 in het Nationaal Archief de
"Inspiratiedag digitale klantenkunde". Deze mondde uit in het
Atelier DOD waar ik participeerde in de werkgroep die aan de
slag ging met het thema "De professional".
Wereldvreemd is deze professional niet, maar in het afgelopen
jaar ben ik wel gaan beseffen dat mijn leven in de cocon van mijn
historisch archief tot een zekere blindheid voor de omringende
werkelijkheid geleid heeft. In december 1999 ging ik aan de
slag bij het gemeentearchief Sittard, dat in 2001 Stadsarchief
Sittard-Geleen werd, en in 2010 het Euregionaal Historisch
Centrum Sittard-Geleen, welke dienst in 2015 opging in het
cultuurbedrijf De Domijnen. Weliswaar veranderde de naam
van mijn instelling voortdurend, de werkzaamheden bleven in
essentie gelijk. Zoals betaamt bij kleine archiefbeherende
instellingen ben ik als plaatsvervangend stadsarchivaris
betrokken bij de interne organisatie, acquisitie, dienstverlening,
inventarisatie, inspectie, educatie, presentaties en vooral in de
beginjaren bij vele geschiedkundige publicaties. Dat laatste
vond ik bijzonder aantrekkelijk. In die jaren liet ik me in mijn
kennissenkring wel eens ontvallen: "Niet doorvertellen dat ik
hiervoor betaald krijg". U begrijpt dat voor het volgen van
archivistische en technologische ontwikkelingen geen tijd was, of
beter gezegd: geen tijd werd gemaakt.
De onstuitbare opmars van de digitale wereld drong echter ook
de weldadige geslotenheid mijn historisch archief binnen.
MAIS-Flexis werd als inventarisatieprogramma geïntroduceerd,
toegangen op de webpagina geplaatst en mails stroomden
binnen. Terwijl de genealogen meer en meer verdwenen uit de
studiezaal, historische onderzoekers hun informatie ook steeds
meer op het internet en minder in de studiezaal vonden en zelfs
uitgeverij Waanders geen brood meer zag in gedrukte regionale
historische publicaties, kreeg onze dienst het toch steeds
drukker. Door de introductie en het vele gebruik van e-mail werd
de snelheid waarmee men geacht werd te reageren, op het
gehele palet van werkzaamheden enorm verhoogd. Uit angst dat
ik bij gebruikmaking van alle digitale snelwegen gebombardeerd
zou worden met duizenden brokjes informatie, hield ik me verre
van de nieuwste technologische ontwikkelingen. Ik hield me op
de baan van de e-mails, die was me al druk genoeg. Tijd om te
reflecteren op de digitale ontwikkelingen nam ik niet. De ogen
sluiten voor de realiteit van de snel veranderende wereld werd
de laatste jaren echter steeds moeilijker. De voor historisch
onderzoek zo waardevolle informatie bij archiefdiensten lijkt te
verdrinken in het totale aanbod van informatie op het internet.
Daarenboven is de archivaris, de noodzakelijke intermediair om
goed onderzoek te kunnen doen in de door ons beheerde
informatie, op het internet zo goed als onzichtbaar. De kennis en
kunde van deze civil servants wordt op het wereldwijde web
onvoldoende ingezet om de mensen van dienst te zijn. Ook
welgemeend eigenbelang wakkert mijn onrust in deze verder
aan. De veilige haven van het pensioen is immers voor een
52-jarige archivaris nog lang niet in zicht.