n 025 Gebruikersonderzoek in Nederland domeinkennis (kennis van het onderwerp dat wordt onderzocht), artifactual literacy (het vermogen om teksten te kunnen analyseren en interpreteren) en archival intelligence. Archival intelligence is hier het sleutelbegrip. Het is een vorm van informatievaardigheid waarover de onderzoeker kan beschikken bij zijn onderzoek in primaire bronnen en met name kennis van en inzicht in de onderzoekomgeving. Het bestaat uit drie componenten. In de eerste plaats moet de onderzoekers kennis worden bijgebracht van archivistische principes, concepten, praktijken en procedures en de ideeën die daaraan ten grondslag liggen. Zo kunnen ze een beter onderscheid maken tussen bibliotheken en archieven, beter werken met archieven en gemakkelijke communiceren met archivarissen. Voorwaarde voor die goede communicatie is overigens dat beide partijen zich ervan bewust zijn dat de archivaris geen allesweter is. In de tweede plaats moeten archivarissen onderzoekers helpen om hun vragen en hypothesen zo te structureren en te formuleren dat de onzekerheid en meerduidigheid die op dit gebied bij onervaren onderzoekers de norm is, zoveel mogelijk worden vermeden. En in de derde plaats moeten archivarissen de intellective skills van hun onderzoekers vergroten, ervoor zorgen dat ze de verhouding begrijpen tussen primaire bronnen, hun ontstaanscontext en hun surrogaten of representaties. Het onderzoek van Yakel en Torres was gericht op studiezaalbezoekers. In 2010 paste Benjamin Bromley hun methode om die studiezaalbezoekers de noodzakelijke onderzoekscompetenties bij te brengen toe op het online aanbod van archiefinstellingen. Hij onderzocht welke hulpmiddelen archiefinstellingen op hun websites beschikbaar stellen om bezoekers te begeleiden bij hun onderzoek, of ze er met deze hulpmiddelen blijk van geven dat ze snappen wat archival intelligence is en of het überhaupt mogelijk is om bezoekers op het internet archival intelligence bij te brengen. Om deze vragen te beantwoorden ontwikkelde hij specifieke markers waarmee de drie componenten van archival intelligence op de websites in kwestie konden worden geïdentificeerd en - als aanvulling op Yakel en Torres - markers voor de aangeboden contactinformatie en de diversiteit in de formats van de aangeboden hulpmiddelen. Ook in Nederland wordt steeds meer onderzoek gedaan naar archiefonderzoekers en hun onderzoekomgeving, De Kwaliteits monitor Archieven van BRAIN, die sinds 2000 elke twee jaar wordt uitgevoerd, is hiervan een nuttig voorbeeld, maar niet het meest toepasselijke. Het meet de tevredenheid van gebruikers en niet hun zoekgedrag, laat staan in welke mate hun archival intelligence wordt bevorderd en wat de kwaliteit is van de archiefrepresentaties die hen worden aangeboden. Steeds meer archiefinstellingen gebruiken programma's als Google analytics om te meten wat er op hun websites gebeurt, hoeveel unieke bezoekers ze krijgen, waar ze vandaan komen, hoe lang ze blijven, hoe ze navigeren en welke zoekopdrachten ze geven. Ze gebruiken deze gegevens om hun websites gebruikersvriendelijker te maken. Er wordt nog weinig over gepubliceerd, maar de studenten en projectmedewerkers van het Atelier konden er toch kennis van nemen dankzij het gastcollege van Christian van der Ven en Luud de Brouwer. Zij lieten zien hoe je op basis van dit soort gebruikersonderzoek de inrichting van je website kunt verbeteren. In andere colleges

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Schetsboek | 2016 | | pagina 24