n
Archiefdiensten en sociale devianten
met het verschijnsel deviantie, is het symbolic interactionism.
Sociologen van die stroming onderzochten onder andere de
interactie tussen individu en samenleving bij de vorming van
de individuele identiteit (zelfbeeld). Met de labeling theory,
ontwikkeld door Howard Becker en anderen, vraagt men
aandacht voor de invloed die negatieve etikettering van
specifieke groepen kan hebben op de vorming of bevestiging
van deviant gedrag, op de rol die dit speelt bij sociale uitsluiting
en op de rol van machtsuitoefening en dominantie. De analyse
van deze sociologen steunt op de etnografische methode (ook
als participerende observatie omschreven), een methode die
zeker zijn valkuilen kent. Loic Wacquant benoemt deze valkuilen
in haar kritiek op drie etnografische studies. Onder andere ligt het
risico van een te grote verwevenheid van de onderzoeker met
zijn object van onderzoek hier op de loer. Onder het motto de
beleveniswereld van de geobserveerde (groep) te willen
documenteren kan de relatie tussen beiden zelfs zo symbiotisch
worden dat eerstgenoemde nog slechts het gezichtspunt van
de geobserveerde(n) kan napraten.
Zonder me een eindoordeel aan te matigen over de
methodologische merites van deze benadering, wil ik dit risico
bij samenwerking van archiefdiensten met gemeenschappen
(of: belangengroepen) aanstippen. Stevens, Flinn en Shepherd
hebben bij hun experimenten uitdrukkelijk voor de etnografische
methode gekozen. In het algemeen dienen archiefdiensten zich
rekenschap te geven van deze dreigende valkuil - het probleem
van 'going native' - als zij een samenwerking met particuliere
actoren aangaan die verder gaat dan passief of zelfs actief
verzamelen.
In dat licht pleit ik voor onderzoek naar de mogelijke
relatie tussen archiefdiensten en actoren die buiten bepaalde
maatschappelijke normen vallen. Een focus op deviantie zou als
vinger aan de pols kunnen functioneren. Het gaat hier zowel om
de selectie van actoren als voor de wijze waarop men met hen
kan of wil samenwerken. Voor deviantie wil ik aansluiten bij de
volgende omschrijving: "Gedrag dat niet conform is aan een
bepaalde norm of geheel van normen, die door een significant
aantal individuen van een gemeenschap of maatschappij wordt
geaccepteerd". Dit is een andere invalshoek dan de beschouwing
van minderheden als groep of cultuur binnen een samenleving
in termen van dominantie en achterstelling.
Voor mijn bijdrage aan het atelier heb ik onder andere vertegen
woordigers van een aantal organisaties gevraagd naar de
bemoeienissen van hun instelling met particuliere actoren in het
algemeen en met deviante actoren in het bijzonder. Het ging om
kenners van de collectie en van het acquisitiebeleid van de vier
aan het atelier deelnemende instellingen: Stadsarchief
Amsterdam (SAA), Archief Eemland, Streekarchief Midden
Holland (SAMH) en Imagine IC. Deze laatste organisatie is geen
archiefdienst, maar een erfgoedinstelling die zich bezig houdt
met documenteren van de samenleving van Amsterdam
Zuidoost. Hieraan heb ik toegevoegd het Nationaal Archief als
toonaangevende openbare archiefdienst en het Internationaal
Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) als tweede categoriale
instelling.
Mijn belangrijkste bevinding is dat de vier overheidsinstel
lingen alle aangeven dat deviante actoren zijn ondervertegen
woordigd bij acquisitie en bij andere bemoeienissen met
particuliere actoren. Het IISG en Imagine IC stellen daarentegen
dat hun collectie en de selectie van actoren waarmee men
bemoeienissen heeft, een evenwichtige opbouw kent. Een
mogelijke verklaring ligt in het feit dat deze laatste instellingen
meer dan de overheidsinstellingen afhankelijk zijn van actieve
acquisitie. Het IISG is vanuit zijn missie specifiek gericht op