k
Paraplu overeenkomst
Jos. M.M. Hermans, Goffe Jensma, Jacob van Sluis en Lydia Wierda, De Franeker universiteitsbiblio
theek in de zeventiende eeuw. Beleid en belang van een academiebibliotheek
Calamiteitenservice, zorg en beheer
Nu ook geconditioneerde opslag voor archieven en
museumobjecten in onze beveiligde archiefbunker
Een beredderingsabonnement op DocumentenWacht voor slechts 28,75 per jaar
gedekt bij een calamiteit:
/isotronj
45
j*»SSul
'C^llrnisc
'C^llrnisc
DocumentenW acht
16 uren deskundige beredderingshulp,
inpakmaterialen,
1 transport met eigen geklimatiseerde bus,
1 maand opslag in onze shockfreezer,
schaderapport opmaken voor o.a. de verzekering
Engelanderholt 3, 7361 CZ Beekbergen
T. 055-5423147 F. 055-5430614 E, info@sterken.nl
Meer informatie op: www.documentenwacht.nl www.sterken.nl www.isotron.com
DocumentenWacht is een service van Restauratie atelier
Sterken BV en gericht op schadepreventie
Ia
DocumentenWacht is de officiële partner van Isotron
Nederland BV voor gammabestraling voor de gehele Culturele
en Administratieve sector
in de Benelux en Duitsland.
Uitgeverij Verloren (Hilversum, 2007) 198 blz.,
ISBN 978 90 6550 997 0, 23,00.
Deze bundel bevat voor druk bewerkte
lezingen die gehouden zijn tijdens het col
loquium 'Nut en nadeel van een academie
bibliotheek' in Leeuwarden in september
2005. Het colloquium werd gehouden ter
gelegenheid van het verschijnen van Lydia
Wierda, Armamentarium totius sapientiae.
Een arsenaal van alle wetenschap, een onder
zoek naar de Franeker universiteitsbibliotheek
in de zeventiende eeuw. Het gaat hier dus om
het boekenbezit van de universiteit van
Franeker, die in 1585 werd gesticht door
de Staten van Friesland en werd gehuisvest
in het voormalige Kruisbroederklooster
dat tot 1580 de fraaie naam 'Solsequium
Mariae' (Maria's Zonnebloem) had. Na
het opheffen van de universiteit aan het
begin van de negentiende eeuw kreeg
verscheidene jaren later de vrijwel geheel
intact gebleven bibliotheek een plaats in
de Provinciale Bibliotheek, tegenwoordig
Tresoar. Door dat intact blijven van de
bibliotheek én het bewaard blijven van
enkele catalogi uit de zeventiende eeuw en
het begin van de achttiende eeuw, is het
mogelijk om onderzoek te doen naar de
samenstelling van het boekenbezit.
Vervolgvragen zijn dan: wat kon een
wetenschapper in de zeventiende eeuw nu
precies met zo'n bibliotheek? Hoe werd er
in onderzoek en onderwijs met de boeken
gewerkt? In het eerste deel van de bundel
geven vier deskundigen elk voor hun vak
gebied antwoord op die vraag. Niet het
totale boekenbezit komt hier ter sprake.
In de Inleiding wordt het al een 'omissie
van de bundel' genoemd dat de theolo
gie, de kernwetenschap in de zestiende en
zeventiende eeuw, ontbreekt en hetzelfde
geldt voor een beoordeling van het bezit
aan filosofische boeken.
Wout van Bekkum komt tot de conclusie
dat de rijke collectie Hebraica laat zien dat
Franeker vele internationaal beroemde
hebraïsten voor een professoraat wist te
strikken. Uit zijn bijdrage blijkt ook dat
de calvinistische kerken in de Nederlandse
gewesten vanaf het begin de kennis van
het Hebreeuws als hulpwetenschap heel
belangrijk hebben gevonden.
Robert Feenstra heeft de status van de juri
dische collectie vergeleken met die van
Leiden, van Steinfurt (de universiteit van
het calvinistische graafschap Bentheim
ten oosten van Twente) en van het Hof
van Friesland. Hij komt tot de conclusie
dat Franeker vaak minstens gelijkwaardig
is aan de andere, al is het opvallend dat
bekende werken van Franeker hooglera
ren of Friese rechtsgeleerden nog wel eens
ontbreken. In vergelijking tot zijn betoog
op het colloquium heeft Feenstra zijn bij
drage aanzienlijk uitgebreid en verdiept.
Daarmee zet hij zeker de niet-juristen
zware kost voor.
Mart J. van Lieburg concludeert dat
Franeker een uitstekend geoutilleerde
bibliotheek had voor de studie van de klas
sieke geneeskunde. De boekerij was niet
alleen een statussymbool, maar werd ook
gebruikt bij het onderwijs en bij de medi
sche promotie. Jammer dat in de interes
sante bijdrage vaak vaktermen worden
gebruikt (zoals 'chemiatrisch') die voor een
niet-medicus niet direct te begrijpen zijn.
Klaas van Berkel vat het voor de wiskundi
ge boeken als volgt samen: de bibliotheek
werd wel degelijk gebruikt, maar er was
wel onderscheid tussen de universiteitsbi
bliotheek als bergplaats van naslagwerken
en de privé-bibliotheken van de geleerden
die veel meer op de eigen research gericht
waren.
In de bijdragen van het tweede deel van
de bundel wordt nader ingegaan op de
context waarbinnen de universiteitsbibli
otheek geplaatst moet worden. Zo zijn er
vaak vlot geschreven en interessante bij
dragen over zeventiende-eeuwse Noord-
Nederlandse gedrukte bibliotheekcatalogi
(Gerda C. Huisman), over academiedruk
kers van de Franeker universiteit (Sybren
Sybrandy), over Leidse studentenbibliothe
ken in de zeventiende eeuw (Paul Hoftijzer)
en over de betekenis van de Franeker
De Franeker
universiteitsbibliotheek
in de zeventiende eeuw
liAnd ti brbnfj m era iKuatrairtiifclirthrii
academie voor
de Friese litera
tuur (Philippus
Breuker). Ook
wordt er een ver
gelijking gemaakt
tussen de
Latijnse scholen
van Franeker en
Harlingen in de zeventiende eeuw (Piter
van Tuinen). Samen geven de bijdragen
een goed en soms verrassend beeld van
het alledaagse academisch en studenten
leven in de zeventiende eeuw. De bijdrage
van Lydia Wierda, 'Over boektellingen en
kleine formaten', brengt nog enkele cor
recties aan op het Armamentarium en laat
zien dat een telling van de boeken nog
niet zo eenvoudig is, omdat bijvoorbeeld
soms verschillende titels in één folio zijn
samengevoegd en vaak de kleinere boeken
niet zijn meegeteld.
De illustraties zijn goed verzorgd en goed
geplaatst, want zij passen bij het onder
werp dat op die plaats in de bundel behan
deld wordt. Eén vraag blijft wel bestaan
naar aanleiding van de illustraties die
het bibliotheekinterieur weergeven in
Franeker (afb. 2 op pag. 2) en in Leiden
(afb. 17 op pag. 136): zijn het waarheids
getrouwe weergaven of is het de vrijheid
die de kunstenaar zich veroorlooft dat
hij beide keren loslopende honden in de
bibliotheek afbeeldt? Dit in schrille tegen
stelling tot de vermelding dat studenten
vaak nauwelijks toegelaten werden tot de
bibliotheek en in Leiden in de tijd van de
afgebeelde gravure (rondom 1610) zelfs
helemaal niet.
Onlangs las ik het bericht van Tresoar
dat in Parijs de oudste bibliotheekcatalo
gus van de Franeker academie is ontdekt
(uit 1601). Is het een idee om ter gelegen
heid daarvan een nieuw symposium te
organiseren en om dit keer met name het
theologische en filosofische boekenbezit
te analyseren?
Dick Deuzeman
december 2007
archievenblad