In memoriam
P.J. Yperlaan 1916-1996
op haar van toepassing zijn - aan een essendele verbe
tering van de huisvesting van de archieven, aan res
tauratie en conservering van belangrijke bronnen en
aan de kwantiteit en de kwaliteit van het personeels
bestand. Toen zij afscheid nam was er een bloeiend
archief, dat bezig was zijn plaats in de Leidse samenle
ving te veroveren.
In de jaren van haar archivariaat heeft Annie Vers
prille een koers uitgezet die van het Leidse gemeente
archief een moderne, toonaangevende instelling
maakte. Centraal in haar denken stond de publieks
functie. Haar doelstellingen waren het stimuleren
van de belangstelling voor archieven, samenwerking
met het universitaire en middelbaar onderwijs en het
vergroten van het bezoekersaantal van de studiezaal.
Het programma van eisen dat zij opstelde voor de
door haar gerealiseerde nieuwbouw van het Leids Ge
meentearchief straalt dit ook uit: Er moest een expli
ciete expositieruimte komen, tevens te gebruiken als
zaal voor ontvangsten en werkgroepen, met een eigen
ruime entree en garderobe. De studiezaal werd aan
zienlijk vergroot en gemoderniseerd. De hoge, lichte
zaal met een uitgekiende kleurstelling en een sculp
tuur in het midden moest iedere drempelvrees
wegnemen. Al eerder was het gelukt een aparte
documentatieruimte te realiseren over de Leidse pe
riode van de Pilgrim Fathers, die met name grote aan
trekkingskracht uitoefende op Amerikanen. Werd
de nieuwbouw in 1970 geopend door mw. Marga
Klompé, toenmalig minister van Cultuur, Recreatie
en Maatschappelijk werk, het Pilgrim Fathers Docu
mentatie Centrum werd in 19 5 8 in gebruik genomen
door de Amerikaanse ambassadeur.
Vrijwel direct na haar komst naar Leiden speelde An
nie Versprille een rol in het historisch-wetenschappe-
lijke leven. Moge het voor de hand liggen dat zij in
1933 in de redactie van het Leids Jaarboekje, uitgave
van de Vereniging Oud Leiden, zitting nam, opmer
kelijker is het dat zij in 1934 lid werd van de Maat
schappij der Nederlandse Letterkunde, een vereni
ging met een zwaar wetenschappelijk kaliber, terwijl
Annie Versprille geen academische graad bezat, noch
veel publicaties op haar naam had staan. In later jaren
zou zij in beide verenigingen diverse bestuursfuncties
bekleden. Beide verenigingen leverden haar een grote
hoeveelheid connecties op en het is dan ook geen
wonder dat er tijdens haar archivariaat een daadwer
kelijke samenwerking ontstond met universitaire en
museale kringen in de Sleutelstad, bijvoorbeeld in de
vorm van werkcolleges, inventarisatieprojecten en
tentoonstellingen.
Een andere wijze om archieven en geschiedenis
aan de man te brengen zag Annie Versprille in het pu
bliceren in bladen met een brede of juist met een spe
cifieke doelgroep. 25 Maal schreef zij een artikel voor
een dagblad of een populair tijdschrift, 14 maal in het
orgaan voor de Leidse universiteit of voor de gemeen
teambtenaren. Het omvatte ongeveer de helft van
haar productie. Daarnaast publiceerde zij enige tien
tallen wetenschappelijke studies, als bijdrage aan di
verse bundels en veelal in het Leids Jaarboekje, waar
van zij van 1963-1972 redactievoorzitter was. Vier
maal schreef zij in het Nederlands Archievenblad.
Van 1958-1964 is Annie Versprille bestuurslid van
de Vereniging van Archivarissen in Nederland ge
weest. Vanwege haar juridische achtergrond hield zij
zich vooral bezig met statuten en reglementen, en
niet te vergeten met 'onze zaak', zoals de voorzitter
het in i960 uitdrukte: de nieuwe archiefwet in wor
ding, die na veel problemen in 1962 het parlement
zou passeren.
Het zou Annie Versprille geen recht doen een bijdra
ge ter harer nagedachtenis te beëindigen met haar
ambtelijk terugtreden. Haar belangstelling voor het
archiefwezen in het algemeen en het Leids Gemeen
tearchief in het bijzonder bleef. Bij iedere nieuwe in
ventaris die verscheen, was zij enthousiast. En hoe
verheugd was zij niet toen de slij tage van de uiterst be
langwekkende bonboeken aan banden gelegd werd,
doordat zij eindelijk gemicroficheerd waren, een
middel tot behoud waartoe zij trouwens het initiatief
genomen had. De teloorgang van de Leidse Pilgrim
Collectie, door haar gevestigd als het Pilgrim Fathers
Documentatie Centrum, ging haar zeer ter harte.
Toen ik haar in april 199 5 vroeg wat het haar deed dat
de door haar gebouwde vleugel van het archiefge
bouw was gesloopt, gaf zij ten antwoord dat zij blij
was dat het archief een zodanige ontwikkeling door
maakte dat nieuwbouw noodzakelijk was. Bij het
storten van de eerste paal was zij dan ook aanwezig.
Kort erna overkwam haar het ernstige ongeluk, waar
van zij niet meer opgestaan is.
Rudi van Maarten
[164]
Op 16 september 1996 overleed te Voorburg op
79-jarige leeftijd de heer P.J. Yperlaan, van 1969
tot aan zijn pensionering in 1981 directeur Musea,
Monumenten en Archieven (m.m.a.) bij het
(toenmalige) ministerie van Cultuur, Recreatie en
Maatschappelijk Werk.
Pieter Johannes Yperlaan (geb. 1916) begon bij
m.m.a. als een betrekkelijke outsider op het brede
terrein van het culturele erfgoed. Voordien was hij
jarenlang algemeen secretaris van de Koninklijke
Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart geweest.
In deze functie had hij de nodige ervaring opge
daan in organisatie-aangelegenheden, een ervaring
waaruit hij voor zijn nieuwe taken rijkelijk heeft
kunnen punten. Helemaal een vreemde in Jerusa
lem was hij echter niet. Op grond van zijn verdien
sten voor het Nederlands Luchtvaartmuseum was
hem enkele jaren tevoren de zilveren museumme
daille verleend. Die toekenning mag bijzonder
worden genoemd, omdat deze onderscheiding niet
pleegt te worden vergeven aan personen die be
roepsmatig met de musea in Nederland van doen
hebben.
Yperlaan kwam beslist niet in een gespreid bed,
eerder een bed, dat nodig moest worden opge
schud en verschoond. De verzuchting van de toen
malige algemene rijksarchivaris, mr A. E. M. Rib-
berink, dat de periode, die aan 1969 vooraf ging,
voor het Nederlandse archiefwezen in menig op
zicht een tijd van verstarring en verschraling was,
gold mutatis mutandis ook voor andere sectoren
van het culturele erfgoed. Yperlaan wist zich in
korte tijd de materie eigen te maken; zijn persoon
werd een vertrouwde verschijning, meer nog, een
begrip: aanwezig en aanspreekbaar voor iedereen,
zich inspannend om de belangen waar zijn directie
voor stond binnen en buiten het ministerie tot het
uiterste te dienen, waren kenmerken van zijn op
treden. Veel en velerlei waren de projecten en acti
viteiten waarbij Yperlaan in zijn ambtelijk jaren
betrokken was.
Yperlaan trad aan één jaar nadat de Archiefwet
1962 in werking was getreden. Een zonder meer
problematische periode, omdat hij direct werd ge
confronteerd met de sombere, reeds tijdens de par-
[165]