inzet was de verdubbeling van het personeel en het
aantrekken van vele hulpkrachten ondenkbaar.
Het management slorpte hem niet op. Hij hield
zich actief bezig met de regionale geschiedbeoefe
ning, met name in de genoemde redacties. Vaak
werkte hij op dit terrein samen met de eveneens in
de jaren zestig benoemde prof dr W. Jappe Alberts.
Smeets besefte dat de geschiedbeoefening in Lim
burg een grote achterstand ten aanzien van de rest
van Nederland had. De inhaalslag zou alleen mo
gelijk zijn door de ontsluiting van de bronnen. Na
dat de grote negentiende-eeuwse archieven met
name door Hardenberg en mej. Nuyens geordend
waren, werd de blik geheel op het ancien regime
gericht, op de archieven van de centrale instellin
gen van het Gelderse Overkwartier en op de vele
kapittel- en kloosterarchieven van vóór 1795. Zijn
belangstelling voor museale presentatie ging niet
verloren. De fraaie tentoonstelling 'Maastrichts
zilver die in 1978 in het Bonnenfantenmuseum
werd gehouden, was in feite geheel in het Rijksar
chief voorbereid.
Na zijn pensionering in 1981 bleef Smeets bijna
dagelijks als Vrijwilliger' in het Rijksarchief ko
men. Nu vond hij de tijd om weer aan publikaties
re werken. Hij kon het archief niet missen.
Drs M. K. J. Smeets was een man met een open ka
rakter. Zijn enthousiasme voor de zaak sloeg op
anderen over. Hij kon de sensatie van een archief
vondst met iedereen delen. Hij had een groot ver
trouwen in zijn medewerkers die hij voor het
grootste gedeelte eigenlijk zelf had benoemd. Hij
liet hen grote vrijheid in de taakuitvoering en in
het historisch onderzoek dat hij als een essentieel
component van het werk beschouwde. Op die wij
ze werd het belang van het (Rijks)archief het beste
gediend.
G.H.A. Venner
[114]