hooguit de toegankelijkheid van het materiaal voor een grotere 'markt' realiseren. Met deze drie strategieën gaf Weber de rode lijnen aan, die in meer of mindere mate in de voordrach ten tijdens de conferentie waren te herkennen: 1 'Appraisal', selectie van materiaal Selectie van archiefmateriaal is uiteraard van een andere orde dan de selectieproblematiek in bibliotheken. Se lectie centreert zich bij beide om de kernwoorden van deze conferentie: 'national heritage'; het pro bleem van de bibliotheken is in principe dat het daar bewaarde materiaal niet uniek is (of hoeft te zijn). De (on)mogelijkheden van selectie speelden in de meeste voordrachten een vooraanstaande rol. Bernhard Fabian (Münster) legde vanuit het standpunt van de gebruikende wetenschapper de vinger op de zere plek: een van de belangrijkste strategieën van conservering is de collectievor ming. Bibliotheekpolitiek richt zich vanuit het ge zichtspunt 'national heritage' op de nationale pro- duktie: toch is volgens Fabian 30 van de Duitse boekproduktie niet in Duitse bibliotheken te ach terhalen. Elk land heeft dat zijns inziens als uit gangspunt, afgescheiden van de rest; daarnaast is geen enkel land zo monolithisch dat het zich daar toe beperkt. Hoe verder teruggegaan wordt in de tijd, hoe groter het aandeel wordt van buitenlands materiaal, dat slechts met grote moeite onder de noemer 'national heritage' te pakken is. Gevolg is dat in de collectievorming van bibliotheken dupli cering, nationaal en internationaal, eigenlijk 'nor maal' is. Als de conservering zich vanuit de selectie op Europese leest zou schoeien, de nadruk zou leg gen op 'resourcesharing' (waardoor een of twee van de tientallen duplicaten aangewezen zouden wor den voor langdurige ('eeuwige') bewaring), dan zou een groot deel van de huidige conserverings- druk wegvallen. Opvallend genoeg werd in de ove rige voordrachten op een internationale visie nau welijks ingegaan. Men concentreerde zich op de selectie als 1 'de bepaling wat tot de 'national heritage' gere kend moest worden; 2 'wat vervolgens van deze erfenis voor conserve ringsmaatregelen in aanmerking kwam en 3 hoe dit economisch realiseerbaar was. De voordrachten van Bengtson (Washington), Bundel (Bonn), Hakli (Helsinki), Renoult (Pa rijs), Smethurst (Londen), Tabb (Washington) en De Wolf (Den Haag) concentreerden zich rond deze vragen. Het was heel verhelderend, zeker in het licht van de voorafgaande lezing van Fabian, te zien hoe elke nationale bibliotheek het eigen selec tie- en conserveringsmodel ontwikkelt, los van el kaar en grotendeels elkaar overlappend. 'Resource sharing' heeft men voor in de mond, maar in reali teit wordt dit concept niet of nauwelijks in prak tijk gebracht. Ook bij de ontwikkeling van de nationale modellen speelt het tot nu toe, de voor drachten beluisterende, geen enkele rol. Als illus tratie het model zoals dat door de Koninklijke Bi bliotheek in Den Haag is ontwikkeld. Het selectie model richt zich op de selectie van het materiaal wat tot de 'national heritage' behoort, de keuze van het materiaal wat voor conservering in aanmerking komt en een benadering van de kosten die de con servering met zich meebrengt. Onderwerp is uiter aard de Collectie Nederland; de definiëring daar van is echter zo ruim dat overlap onvermijdelijk is: niet alleen Nederlandse produkties, maar ook pro- dukties in het buitenland waar een Nederlander bij betrokken is, die over Nederland gaan of die in Ne derland zijn geproduceerd door niet-Nederlan- ders. Door toepassing van 'resource-sharing' zou dit bestand waarschijnlijk nog aanzienlijk kunnen worden teruggebracht, waardoor financiële mid delen op een effectievere wijze kunnen worden in gezet. Conqalvez (Lissabon), Kislovskaya (Mos kou) en Manikowski (Warschau) besteedden aan dacht aan het selectieprobleem, maar legden de nadruk op het feit dat het in hun landen hét pro bleem was aandacht te krijgen van de overheid en de bevolking. Het was moeilijk de overtuiging dat er een probleem was met de 'national heritage' aan vaard te krijgen; als gevolg bleven de financiële middelen ver achter. In hun voordrachten werd sterk de nadruk gelegd op de mogelijkheden tot internationale samenwerking voor de oplossing van deze problemen. 2 Conservering van materiaal, met name massacon servering Hoewel conserveringstechnologie in veel voordrachten aan de orde kwam was er slechts een voordracht volledig op gericht, namelijk die [102] van Wachter (Leipzig). Wachter stelde dat het behoud van bestanden in principe slechts reali seerbaar is indien een combinatie van verschillen de conserveringsinstrumenten wordt toegepast, waarbij de industriële processen de voorkeur ver dienen omdat de kwaliteit daarvan manueel niet te bereiken valt. Van belang is echter wel dat er snel besloten wordt tot het verschaffen van fond sen die het mogelijk maken ook in de praktijk grootschalig te conserveren. Dat betekent een combinatie van massa-ontzuring (hoewel deze niet voor alle bestanden nuttig en effectief is) en papierstabilisatiemethoden, zoals papiersplitsing. Gelukkig is, zo stelde Wachter, het probleem ein dig, aangezien er langzaam maar zeker steeds beter papier gebruikt wordt. Bij het bezoek aan het 'Zentrum für Bucherhaltung' stelde Wachter zelfs dat papiersplitsing net zo duur wordt als micro verfilming. Dat is twijfelachtig. Hoe indrukwek kend het industriële 'Papierspaltungs'-procedé ook is qua kwaliteit en kwantiteit, het is bedrijfs economisch een uiterst bewerkelijk en kostbaar proces, met name wat het voor- en nabewerkings traject betreft. Zo is het bijvoorbeeld noodzakelijk het papier vóórdat het voorzien kan worden van een nieuwe kern, aan te vezelen, ook als dat eigen lijk helemaal niet nodig is. Zijn stelling dat het procédé net zo duur wordt als microverfilming is niet alleen twijfelachtig, het is ook een niet correc te vergelijking. Micro-verfilming blijft toch nood zakelijk, indien men de toegankelijkheid in stand wil houden; het lijkt mij niet bevorderlijk voor de kwaliteit van het papier indien dat na versteviging weer op grote schaal in origineel ter beschikking wordt gesteld. Wellicht dat ook hier 'resource sharing' een optie is: het uitbesteden van de split sing aan de 'Deutsche Biicherei' door andere bi bliotheken en archieven zou een investering in de industriële toepassing van papiersplitsing op een effectievere wijze tot stand brengen dan zelf over gaan tot aanschaf ervan. Tabb sprak in zijn voor dracht naast massa-ontzuring van bestanden, nog over het onder lage temperatuur beheren ervan. Dat kan preventief werken, het brengt, zo gaf hij ook zelf toe, problemen voor wat betreft de toe gankelijkheid. Daarvoor is dan uitgebreide micro verfilming of digitalisering een vereiste. In de meeste voordrachten werd massaconservering slechts zeer oppervlakkig aan de orde gesteld; de indruk die werd gewekt was dat toepassing van el ke technologie 'goed' was, met dien verstande dat voor de toegankelijkheid de micro-verfilming in combinatie met elke techniek moet worden toege past. 3 Conversie van materiaal naar een nieuwe drager De conclusie van Weber dat digitalisering slechts mogelijkheden biedt om de toegankelijkheid van de bestanden te bevorderen vond brede ondersteu ning. Vooral Amerikaanse deelnemers als Bengt son, Markum (cpa) en Tabb benadrukten de problemen met digitale media als 'lange-termijn'- opslagmedia. Nadruk werd gelegd op de ontwik keling van standaarden; zonder standaarden wordt de ontwikkeling van een politiek voor digitale con servering moeilijk. Markum was daarnaast de eni ge deelnemer (helaas verviel de voordracht van Millicent Abell (Yale University) over dit onder werp) die aandacht vroeg voor de conservering van documenten in de digitale omgeving, met name voor wat betreft de selectie ervan als voor de ver antwoordelijke daarvoor. Onderbelicht bleven ook bij haar de conserveringsproblemen die op de bibliotheken en archieven afkomen voor wat be treft digitale archieven en bibliotheken. Deze woorden werden zeer regelmatig gebezigd, maar met name met een conservatieve blik: de digitalise ring van het bestaande bibliotheek- en archiefma teriaal. Maar wat te doen met al dat materiaal dat enkel en alleen in electronische of digitale vorm verschijnt Elke deelnemer liep met een grote boog om die vraag heen. Wat zijn nu de algemene conclusies van het con gres Mijns inziens werden de resultaten in het slotpanel door Ketelaar het beste verwoord. Hij formuleerde een viertal conclusies: 1 er bestaat noodzaak voor een overdrachtsfunctie van de ecpa, met name op het vlak van normering en standaardisering; 2 het publieke bewustzijn met betrekking tot het probleem moet worden gestimuleerd; 3 de noodzaak om (nationaal en internationaal) gezamenlijk conserveringstechnieken 'in te kopen' en 'resources' te delen; en 4 de noodzaak voor archieven en bibliotheken om [103]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1996 | | pagina 34