u a F s u a vS" a c2 ~S u O X a CN NO X ON NO U O H x 3 N X 3 cu txD 3 0 J* 01 3 *y-\ s NO N 7 N NO CN l/N 4— S^ 3 N c/> O u u 0 <U oJ 0 NO .<u C/5 <u <U CJ u 3 NO t/~\ O NO CN M NO *7 NO N NO <U O O c U 3 O C/3 O Q 03 O CN 03 3" NO Ij 3 3 2 L* O O X O u u O 3 CN NO NO NO 3 O -3 i— r<S PQ 3 W> oJ X x X O x Oh O C3 3 H-) 3* 3" U NO C 4— "3 3 CU O U I U 3 O HH CTl "CN CU ""Cf NO V/-s u »/"s CU i-. H 3 Q 4— u x oo 3 NO -3 u 00 X 3 C Uh "X Uh u £X <u aj CN rT* oo NO ly\ w ^f- H NO CN aJ ^3 O u u O i-t <u -3 u n 3 O ÏT H-. Ci. CN •st" s 1-1 OO "O OO 3 t/N <u 1 E •<3- E rt PO N -3 O O u U O ai 0 *7? <U 3 -3 C3 1-1 X -3 H-J X l_- GO w O C3 8o J In feite omvatte de collectie de familieportretten van drie opvolgende geslachten Occo; net als bij de familie Backer. Deze portretten werden in de re gentenkamer van het in 1754 gestichte, maar pas in 1774 gebouwde Occo's Hofje aan de Nieuwe Keizersgracht (nr 94) geplaatst, waar zij nog steeds hangen.28 Daaraan ontbreken slechts de vroegste portretten van de bankier Pompejus Occo (1483- 1537) en zijn zoon. Het familiearchief, dat recent werd geïnventariseerd, blijkt slechts stukken van de laatste generaties uit de achttiende eeuw te be vatten. De oudere stukken van de familie, zoals van Pompejus Occo blijken in Belgische familiear chieven te zitten.29 Het ziet er naar uit dat de ar chieven en de portretcollectie van de Occo's in 1777 nog compleet waren, maar dat de familie Gil les de Pélichy in het begin van de negentiende eeuw het merendeel van de oudste generaties mee naar België heeft genomen.30 Door hun afstamming van burgemeester Andries Boelen, behoorden de Den Otters in de zeventien de eeuw tot de meest aanzienlijke katholieke re genten van Amsterdam. Hun nalatenschappen kwamen door vererving bijeen in het familiear chief van de graven van Moens, waar ook het ver dere archief van de katholieke tak der Schaepen te recht kwam. De familie Moens stierfin 1802 uit met een erkende natuurlijke dochter, Maria Mag- dalena gravin van Sluypwijk Moens (1710-1802). Haar nalatenschap kwam in 1812 aan het R.C.- Jongensweeshuis. Met het archief van dit weeshuis kwam in 19 5 4 ook haar familiearchief naar het Ge meentearchief. Het werd door mej. van Eeghen apart geïnventariseerd.31 De executeurs van het testament van de gravin hebben het grootste deel van haar nalatenschap in 1803, waartoe 158 schil derijen en portreten behoorden, laten veilen.32 Het merendeel werd anoniem verspreid. Thans lukt het slechts met grote moeite daarvan het een en ander te reconstrueren, zoals het drieluik Den Otter/Stuyver door Gerrit Pieterszn uit 1601, dat als een schilderij van J. Pynas werd geveild.33 Late re portretten waren bij het weeshuis in de regen tenkamer ondergebracht. Daar zijn zij na de oor log voor het merendeel door wanbeheer verdwe nen. Huydecoper In 1889 werd in Parijs een twaalftal schilderijen uit de collectie d'Oultremont geveild. Daartussen wa ren twee Rembrandts. In diezelfde veiling kwamen een paar Frans Hals-portretten van de Leidse voor ouders van de graaf voor34, terwijl op zijn kasteel bij Luik nog steeds de portretten van zijn Haar lemse voorouders door Jan Steen hangen.35 Waar om zouden deze twee Rembrandts, die thans in het Metropolitan Museum in New-York hangen36, geen Amsterdamse voorouders voorstellen? Door dat het kasteel van de familie in de Eerste Wereld oorlog afbrandde, gingen de familiearchieven ver loren, zodat daar niet naar het antwoord hoeft te worden gezocht. In 1703 was Jean Francois Emile graaf d'Oultre mont (1679-1737) getrouwd met laatste Van Bei- eren-Schagen uit Holland, erfgename van een groot familiefortuin. Eén van hun zoons werd in 1766 prins-bisschop van Luik. Volgende genera ties deden eveneens Noordnederlandse huwelij ken met veelal roomse Amsterdamse connecties. Het meest bekend is wel het huwelijk van zijn kleinzoon in 1789 met de Amsterdamse prote stantse regentendochter Johanna Susanna Hart- sinck (1759-1830), die de moeder zou worden van de tweede vrouw van koning Willem 137 Tot haar voorouders aan moederszijde behoren onder an dere de Huydecopers van Maarsseveen. Daarom is het niet ondenkbaar dat de personen op deze Rembrandts Johan Huydecoper (1625-1704) en zijn vrouw Sophia Coymans (1636-1714) voor stellen. Het archief van de familie Huydecoper werd in 1945 bij het Rijksarchief in Utrecht onderge bracht. De connecties van de familie met Maars seveen lijken dit te rechtvaardigen. Mej. Van Eeg hen was een andere mening toegedaan, maar kreeg het archief niet naar Amsterdam. In 1987 was de inventaris gereed.38 Hoewel Utrecht min of meer naast de deur ligt, heb ik mijn vraag nog steeds niet opgelost en misschien moet het antwoord wel neen luiden.39 Maar een veel belangrijker aspect daarvan is, dat wij nog steeds wachten op een goe de studie van de eerste Joan Huydecoper van Maarsseveen (1599-1661); een politiek en cultu- [81]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1996 | | pagina 23