[79] Uit deze afstamming van de familie Backer blijkt duidelijk dat het in Amsterdam veelal niet om de vaderlijke, maar om de moederlijke verwantschap pen ging; ook in de politiek! Het regentengeslacht Backer was dus de derde opvolgende familie Bac- ker. Men bedenke wel dat deze naamsovergang was gekoppeld aan de voornaam: Willem Backer, net zoals Andries Boelen als springnaam kon funge ren, of Claes Moyaert.20 In het familiearchief Bac ker treffen wij stukken van het tweede en het derde geslacht Backer aan. Willem Backer (f 1731) is zelfs bekend geweest met de portretten van de stamouders van het tweede ge slacht: Willem Backer Syvertszn en zijn vrouw Gheerte Jan Oomendr (1497-1592). Zijn belang stelling ging zelfs zover, dat hij de familieportretten in zijn bezit en bij verwanten door de Leidse schil der Willem van Mieris in miniatuur liet copiëren, welke portretjes een onderdeel van het familiear chief Backer uitmaken. Daardoor konden de origi nele portretten van de vroege generatie worden op gespoord. Deze panelen waren in de achttiende eeuw bij het Sint Elisabethgasthuis van Haarlem te recht gekomen, waar zij voor de grote weldoeners van het gasthuis Van Adrichem werden gehouden. Deze Backerportretten zijn de vroegst bekende individuele Amsterdamse portretten zonder be schermheiligen.21 De reden daarvan zullen wij mo gen zoeken in het feit dat zij tot de vroege aanhan gers van de reformatie behoorden. In 1 567 waren de Backers uitgeweken en zij dankten, na hun terug keer in 1578, hun politieke opkomst in Amsterdam daaraan. In de zeventiende eeuw behoorden zij tot de kerkelijke partij op het Stadhuis en als calvinis ten tot de contra-remonstranten. Dat gold al even zeer voor de aan hen verwante Schaepen, maar ook voor de Paeuwen. De families Bicker en De Graeff zaten daarentegen in de libertijnse hoek en waren overwegend remonstrants gezind. Schaep Bij de archieven Backer en Bicker vindt men een groot deel van het familiearchief Schaep, waartoe de aantekeningen van de genealoog mr Gerard Schaep (1599-1655) behoren. Zij waren oorspron kelijk via de dochter van de laatste mansoir Schaep bij de familie Backer terecht gekomen. Later ver erfde een willekeurig deel naar de familie Bicker, terwijl meerdere bestanddelen van de aantekenin gen van Gerard Schaep afdwaalden. De oudste tak van de familie Schaep had zich aanvankelijk bij de gereformeerden aangesloten, maar keerde in het jaar van de grote Armada 1588 terug tot het oude geloof. Zij waren in het bezit van het familiearchief Schaep gebleven en dat verdroot hun calvinistische neef Gerard Schaep, die zelf in het bezit was van een vijftiende-eeuws gouden kruis met reliekhou der uit de familie. Door een list wist hij het archief in bruikleen te krijgen, waarna het nimmer aan de rechtmatige eigenaar werd teruggegeven, noch daarvoor het fel begeerde kruis werd overgegeven: 'En soo ben ic daer 00c meester aff geworden. Sijn- de deselve beter aen mij besteedt, als aen hem, die deselve doch noit besin maer soo op makander soude laten muffen hebben, als konnende deselve niet lesen, 00c soo sijn die oude bullen niet met al len weerd, dat hem schadelijck is'. Door deze han delwijze van mr Gerard Schaep zijn, zowel het gouden kruis als het familiearchief voor het nage slacht bewaard gebleven.22 Genealogie was een bezigheid, waar men zich in het burgerlijke Amsterdam niet mee bezig hield. Dat vernamen wij al van burgemeester Cornells de Graeff. Schaep was echter in Dordrecht, waar zijn moeder en zijn vrouw vandaan kwamen, met een geheel andere familiecultuur geconfronteerd. Daar hingen de huizen vol met familieportretten en stambomen. Hij wilde toen tonen van wat voor familie hij afstamde, maar had eigenlijk moeten bekennen dat dat niet zo bijzonder was. Daarom zocht hij zich een valse adellijke afstamming aan te meten en liet hij bij de voor hem vervaardigde ge kopieerde miniatuurportretten valse portretten van zijn Amsterdamse voorouders bijmaken uit een tijd dat de schilderkunst nog niet tot de Am- steloevers was doorgedrongen. Bovendien zijn er in het archief Backer een aantal ontwerpen van omstreeks 1646 van een drieluik met een zoge naamde familietwist uit 1363 bewaard gebleven. Daarmee moest de eerbiedwaardige oude afstam ming van de Schaepen worden aangetoond: ouder dan enig ander Amsterdamse geslacht. Elias achtte [78] Schaep nog een betrouwbaar genealoog, maar re cent kon de onregelmatige werkwijze van Schaep worden aangetoond.23 Heereman Tot hier toe hebben wij het uitsluitend over de ar chieven van protestantse regentenfamilies gehad, maar menig oud regentengeslacht dat na 1578 ka tholiek was gebleven, heeft net zo goed familiear chieven nagelaten. Deze zijn veelal door huwelij ken met vooraanstaande katholieken van elders in het buitenland terecht gekomen. Daarom is er in de Belgische archieven nog heel wat te vinden van families uit de Noordelijke Nederlanden. Iets dergelijks is het geval met de archieven en de portretten van de familie Heereman van Zuydtwij- ck, die op slot 'Surenburg' in Westfalen terecht kwamen.24 De Heeremannen hadden in 1656 de ambachtsheerlijkheid Zuidwijck bij Boskoop ge kocht en zij waren in 1658 door de Duitse keizer in de adelstand verheven. In 1674 was Diederick Heereman van Zuyctwijck (1637-1678) met een vermogen van ƒ560.000,- de op één na hoogst aangeslagene in de belastingen te Amsterdam. Omstreeks 1680 verhuisde de familie naar Utrecht en in het begin van de achttiende eeuw trokken zij via Roermond naar Westfalen, waar ze nog steeds wonen. Het Amsterdamse archief en de portretverzame ling, die tot het begin van de zestiende eeuw terug gaan, bleven daar ongesplitst bijeen! Van de oude Amsterdamse geslachten vinden wij daartussen stukken over de families: Heijnen, Buyck, Occo, Benningh, Van Swieten, Cat en het oorspronkelij ke geslacht Boelen; in het totaal zijn er in het Ne derlandse deel van het archief stukken over 51 aan verwante families te vinden. In 1926 kwam er een overeenkomst tot stand tus sen Freiherr Heereman van Zuydtwijck en het ge nootschap 'De Nederlandsche Leeuw' om tot in ventarisatie van het Nederlandse deel van de fami liearchieven op 'Surenburg' te komen. Daartoe werd het archief in 1929 naar het Algemeen Rijks archief in Den Haag overgebracht. Nadat er een vijftiental mensen aan de inventarisatie had ge werkt, kwam in 1987 de uiteindelijke inventaris van 'Het archief van de familie Heereman van Zuydtwijck 1360-1880' in twee kloeke delen ge reed.25 Het archief berust thans bij het Algemeen Rijksarchief in Den Haag. Mr Frederik Jacob Heereman van Zuydtwijck (1663-1745) was de genealoog in de familie. Tot zijn bezit behoorde een drieluik van de Amster damse schilder Jacob Corneliszn van Oostsanen uit 1517; een indrukwekkende memorietafel, die in de negentiende eeuw in de verzameling van ko ning Willem 11 zou belanden en thans in het Rijks museum hangt. Vermoedelijk verkeerde de eige naar oprecht in de veronderstelling dat het een stuk van zijn voorouders Heereman was. Hij liet de wapens op de zijluiken wat 'opfrissen' en 'verbete ren' door er valse kwartieren in te laten schilderen. Het gevolg is geweest dat latere onderzoekers naar de herkomst van de familie op een dwaalspoor werden gebracht. Pas onlangs lukte het de familie Heereman van 1536 (1526) tot 1421 op te voe ren.26 Daarmee is het het tweede nog voortlevende Amsterdamse geslacht in ouderdom na de Bickers geworden. Het drieluik schijnt via de familie Cat bij de Heeremannen terecht te zijn gekomen.27 Occo, Den Otter en Schaep Verschillende oude katholieke families bleven on danks het veranderde kerkelijk klimaat met hun nakomelingen met de Amstelstad verbonden. Zij behoorden er in de zeventiende eeuw tot de zeer deftige katholieke aristocratie. Toen in 1777 de laatste mansoir van het geslacht Occo, mr Lucas Pompejus Occo (1700-1777), aan de Herengracht (nr 584) stierf, hing zijn huis vol met familiepor tretten teruggaand tot in de zestiende eeuw.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1996 | | pagina 22