Inleiding
Twintig jaar geleden bezocht een van mijn broers
zijn moeder. Hij trof haar aan voor de open haard.
Dat was niets bijzonders, maar het was hartje zo
mer en zij had juist de laatste correspondentie van
haar ouders, groot- en overgrootouders in het
vuur gegooid. Daarmee was honderdvijftig jaar
huiselijke geschiedenis uit ons koloniaal verleden
verloren gegaan. Dat was niet erg voor Amster
dam, want haar familie had niets met de stad te
maken. Dit voorval roept het beeld op van de ou
de koningin Wilhelmina op het Loo. En dat be
treft onze nationale geschiedenis. Toen mijn broer
de vraag stelde: Ben jij nou de moeder van een ar
chivaris?' kwam het antwoord: 'Is hij daar ook in
geïnteresseerd? Hij is toch met Rembrandt bezig.'
Een paar weken later verhuisde zij naar een bejaar
denflat.
Deze voorbeelden zijn geenszins uniek. Zo werd in
het verleden menig stuk aan de vlammen prijsge
geven. Daaraan werden regelmatig familiefoto's
toegevoegd. Men hield ze voor te onbeduidend
in vergelijking tot de geschilderde portretten,
maar ook daarvan werd - vooral in de negentiende
eeuw - heel wat op last van erflaters vernietigd.
Men wilde voorkomen dat deze portretten via de
kunsthandel bij vreemden kwamen te hangen. Een
mooi voorbeeld vinden wij bij de familie Borski,
waar de familieportretten met de weduwe werden
begraven. Dat wij desondanks toch het portret van
deze beroemde weduwe aan de Beurs kennen, dan
ken wij aan haar kinderen die tegelijk met het ori
gineel voor haar tachtigste verjaardag in het ge
heim een replica bij de schilder Pieneman bestel
den.1 Het hangt thans bij de bank Hope Co. Dit
verschijnsel is tot nog toe alleen voor Amsterdam
gedocumenteerd.2
Het was bij de grote brand van kasteel 'Broekhui
zen bij Leersum dat in 1906 een van de mooiste en
grootste nationale familiearchieven verloren is ge
gaan. Het betrof de papieren nalatenschap van de
familie Pauw van Wicldrechl en aanverwante ge
slachten. Van de honderden familieportretten kon
toen nogal wat worden gered3, maar hun schrifte
lijk verleden was onherroepelijk verloren gegaan.
Ook overheidsbewaarplaatsen zijn in het verleden
nogal eens door vuur bezocht geweest.4
De Graeff
De ramp op Broekhuizen' was voor de familie De
Graeff aanleiding om hun familiearchief bij het
Gemeentearchief in Amsterdam te deponeren. In
1914 verscheen daarvan een inventaris van de hand
van W. R. Veder.5 Het was aan de hand van deze in
ventaris, dat ik in de zomer van 1969 mijn eerste
Rembrandt-vondst deed. Het betrof een schoor
steenstuk van onze grote meester in het familiehuis
van Andries de Graeff (1611-1678) aan de Heren
gracht (nr 472), dat daar in 1733 wordt vermeld in
een in Den Haag opgemaakte boedelinventaris.
Bij verbouwingen zal het schoorsteenstuk enkele
jaren later zijn verwijderd. Ondanks de oudere do
cumentatie, die ik meen te kunnen aanwijzen, kon
het schilderij van Rembrandt niet worden thuisge
bracht. Uit de Amsterdamse notariële archieven
kwamen echter andere relaties tussen Rembrandt
en de familie De Graeff tevoorschijn. Dat betrof:
'Een schilderije van de Heer Andries de Graeff uyt
de zijdelkamer door Rembrandt 120,-: -' in
1710* Maar ook een copie van 'de Nachtwacht',
welke thans in het Rijksmuseum is te zien.6 Daar
onder was eveneens 'een minne met een kindje van
Frans Hals 30,-', die ik als de moeder van de erf
later, Catharina Hooft (1618-1691) met haar min,
kon identificeren dankzij haar boedelbeschrijving
in het familiearchief, waar wij lezen: '1 schilderij,
sijnde een kind op de arm 't geslagt raackende'.7
De familie De Graeff beleefde in het derde kwart
van de zeventiende eeuw, toen burgemeester Cor-
nelis de Graeff (1599-1663) het magnificat be
kleedde8, het toppunt van haar maatschappelijke
aanzien. De identificatie van het kinderportret van
zijn vrouw door Frans Hals en dat van zijn broer
als vrijgezel door Rembrandt onderstrepen tevens
hun cultureel belang voor de stad Amsterdam. Dat
het Rembrandt Research Project, ondanks de rui
me documentatie, deze identificatie op grond van
de neus afwijst», doet niets af aan het belang ervan.
In 1872 werden de portretten - het merendeel ano
niem - met de meubelen op kasteel 'Ilpenstein' ge-
[70]
veild, waarna de familie het huis liet afbreken. Ge
lukkig kon aan de hand van het familiearchief een
deel van deze culturele nalatenschap worden gere
construeerd. In de voc-almanakken werden zelfs
aantekeningen over opdrachten aan kunstenaars
aangetroffen.10
Pieter de Graeff (1638-1707), was de genealoog in
de familie. Doordat deze zoon van de burgemees
ter geen rol in de stedelijke politiek speelde, kon
hij zich geheel aan zijn hobbies wijden. Hij heeft
zich daarbij niet aan de lessen van zijn vader ge
houden, want hij liet zich meeslepen in de nieuwe
mode om zijn herkomst wat op te poetsen; een ty
pisch verschijnsel bij lieden van vermogen, wier
maatschappelijke status wordt aangetast. Zijn va
der had hem voorgehouden dat de stad van Am
sterdam geen vermaarde oorsprong had en dat als
gevolg daarvan de Amsterdammers, 'soo, wanneer
sij geslachtregisters coomen te maecken, selden
daerin veel verder aenwijsinghe kunnen doen, als
het geene sij van haer ouders, off grootvaeders heb
ben hooren verhaelen. Hij wijst er op dat er in zijn
tijd mensen waren, die om 'meer aensienlijckheijt
te gewinnen daer wilde inbrengen eenighe per-
soonen die in haer tijt meer aensien hebben gehad
als dat sij die familien bestaen', welcke manier van
doen gants niet overeen compt met de oprechtheijt
en waerheijt'. 'Ick sal derhalven om geen misslach
te doen in dezen geslacht-rekeninghe niet anders
inbrengen als hetgeene ick uyt het verhael van mij
ne voorouders sekerlijck onderrecht ben, off uyt
goede aenteijkeningen mij claerlick gebleecken
is'.11 Daarop laat hij zijn familie in 1542 beginnen
met de raad in de Vroedschap Jan Pieterszn Graeff
(t 1553). Pieter de Graeff meende echter dat hij uit
diens patronimicum een Pieter Graeff als stamva
der van zijn familie mocht afleiden. Daar het be
staan van deze Pieter Graeff niet met documenten
kan worden aangetoond, hebben wij bij de recente
revisie van de stamboom voor het Nederlands
Adelsboek gemeend deze generatie te moeten
schrappen.12
Het opmerkelijke is dat de familie De Graeff van
zo'n jonge datum was en dat burgemeester Corne-
lis de Graeff geen enkele behoefte heeft gehad om
de ouderdom van zijn geslacht verder op te voeren.
Dat kwam, omdat hij via zijn moeder van burge
meester Andries Boelen (145 5-1517), die vijftien
maal het ambt had bekleed, afstamde. Net als bur
gemeester Andries Bicker (1586- 1652) ontleende
Cornelis de Graeff zijn politiek aanzien aan deze
eerste Amsterdamse burgemeester van politiek for
maat.13
Bicker
De Bickers, die gedocumenteerd teruggaan tot
1383, kunnen wij daarentegen tot het oudste nog
voortlevende autochtone Amsterdamse regenten
geslacht rekenen.14 Aanvankelijk vinden wij de
Bickers onder de naam Helmer terug, totdat de
derde generatie omstreeks 1440 huwde met een
dochter van Gheryt van den Anxter, naar wie de
volgende generatie werd vernoemd. Deze trouwde
op zijn beurt in 1476 met een dochter van Peter
Bicker, naar wie hun zoon Pieter Bicker (1497-
1567) werd vernoemd. Pas bij zijn nakomelingen
werd Bicker tot een familienaam. Voordien was
het een springnaam geweest.15 De vermaarde bur
gemeester Andries Bicker was naar zijn grootvader
Andries Boelen (1517-1573) vernoemd geweest en
had onder die naam door het leven kunnen gaan,
maar ondertussen waren de gebruiken op dit punt
gaan veranderen. Daardoor kennen wij hem
slechts als Andries Bicker.
Het familiearchief Bicker werd in 1897 voor on
derzoek in twee kisten bij het Gemeentearchief ge
deponeerd. Daar was J.E. Elias toen als volontair
reeds druk bezig met het samenstellen van zijn stu
die over de Amsterdamse vroedschappen. Daarom
maakte hij er alvast een sumiere inventaris van. De
archivaris Veder raadde de eigenaar aan om een
aantal belangrijke stukken bij het archief te laten.
Deze werden door hem over de collecties van het
archief en de bibliotheek verspreid. Bovendien
zond Veder stukken in bruikleen naar de Universi
teitsbibliotheek van Amsterdam, het Gemeentear
chief in Haarlem en het Algemeen Rijksarchief in
Den Haag. Op zijn beurt zond de algemene rijks
archivaris weer een deel door naar het Rijksarchief
in Noord-Holland. Dat was geheel volgens de op
vattingen en gebruiken rond de eeuwwisseling.
[71]