J9&IL
Wax Q?am Jfwv tt/7 tyf&P oo'/j/oo fl/urt-ytyf mr/r-e.
CjWZwpf/x ach
'J)crDt- airs <7r>ï[r7 soot? 0f i4
Aw V voct-deeg,- fezotff dztMlcm A"
\ao? fWtw?' co? d&? ^foM-VotA- -ïawvr? few aP t??&o/~
WtfT) fYTTVmït 9)077): QTW) £<dV7? OfJT c^tfn*
Cm yCUT) 07? mot C0 tP'dfrl0777? ff tfpffJfOW
f fyn aan 0077 d/'qrw) VrfPdnftst; vn dto? 'Adjjriïrfia Bfdiirt
fotrngmte dtwj Tvrtc ■■CffaMv mjfo? Zoon/OZfj-vwn
j mïïjyry orffto 9>ün-OynnfEoo^ ór> tóffü-éiü-■P/c& jfew?
OTJ&t crhjfT) tciïïtjo? co a a Vnirtét- ühvidtv?', fr
9)m?y >ü7i (oon^TtoTdfialflyman 'difSVM'dwjivygis
ld- ffOdjJd8an?<77? fftn T- 97?e# r77?ii'n ffww'dc'zofb f fkftti/??
97(7d <bC JHmV/c to? J/fr/fèillZ -fa <1 PöMÏ
Vdd? £d&ot iföTAtJ/o?- &7? Cfafko/tr. foo Wet 9)f fktP/w
n fci&a/7?cti&7?tffco (fczw WfPPkoo^t!cry?
iA Vf// trvfJl 07? on/jo? -feo722nr?'d€ 07? %tfjyc/7?>y? foiof'&aoiDvn <$r
tuige waren geweest. Er ontstond een woordenwis
seling, die door ingrijpen van derden werd afge
broken, maar toen de bewindhebbers de volgende
dag bijeen waren, ontbrandde de strijd opnieuw.
En als er niet opnieuw iemand tussenbeiden was
gekomen zouden Van Vlooswijk en Huydecoper
op de vuist zijn gegaan.8
Het incident had een politieke lading omdat Pan-
cras een bondgenoot van Huydecoper was. Van
Vlooswijk behoorde tot hun tegenstanders, die
hoopten in hun kamp verdeeldheid te zaaien.
Maar voor Huydecoper stond er meer op het spel:
zijn goede naam was in het geding. Alles hing af
van Pancras. Die bleef ontkennen dat hij had ge
zegd dat Huydecoper overspel zou hebben ge
pleegd. Hij had het zelfs nooit gedacht, beweerde
hij. 'Godt sij gelooft dat ick van soo een valse
calumnie, als mijn door een schelm is aengevreven,
aldaer ben gejustificeert', noteerde Huydecoper
opgewonden. Niet lang daarna kwam hem ter ore
dat Pancras zich erover had beklaagd 'dat Vloos-
wijck divulgeerde het geene men hem en secretesse
hadt toevertroudt'. Maar dat kon hem weinig de
ren. Ongetwijfeld was hij er niet blij mee dat Pan
cras roddel over hem had verspreid, maar dat was
informeel, off the record'. In het openbaar was de
beschuldiging ontkend, en daarmee was Huyde-
copers eer gered.
Het is karakteristiek dat Huydecopers woede zich
richtte op degene die hem publiek te schande had
trachten te maken: Cornelis van Vlooswijk. Op
die 'schelm' haalde Huydecoper zonder er veel
voor hoeven te doen een overtuigende revanche:
terwijl hij vanaf 1673 zelf een mooie carrière maak
te, werd Van Vlooswijk uitgerangeerd. Van Vloos
wijk maakte bovendien zoveel schulden, dat hij
daardoor serieus in de problemen kwam.9 In 1687
noteerde Huydecoper niet zonder tevredenheid:
'den heer van Vlooswijck is arm gesturven, ont
bloot van vrinden en van geit, alsoo daer maer
16 stuijvers in huijs was'.
Het was mooi om in de positie te zijn om iets voor
anderen te kunnen doen, maar behalve begerens
waardig was het ook gecompliceerd om krediet te
hebben en gecultiveerd te worden. Huydecoper
werd voortdurend aangesproken door lieden die
hem expliciet of in bedekte termen verzochten om
diensten en gunsten, voor hen zelf of voor hun be
schermelingen, en hij moest steeds afwegen of het
verstandig, wenselijk en mogelijk was om op hun
verzoeken in te gaan. Het gracieus afwijzen van
verzoeken was een kunst op zichzelf, waarin Huy
decoper overigens zeer bedreven was. Maar som
mige mensen kon hij eenvoudig niet voor het
hoofd stoten, en dan was de pressie groot om be
loften te doen.
Wilde men zijn krediet behouden, dan moest men
zijn beloften ook waarmaken. Dat viel niet altijd
mee. Tijdens een maaltijd of in de kroeg kon mak
kelijk een sfeer ontstaan, waarin beloften werden
gedaan die bij nader inzien nog niet zo eenvoudig
in te lossen waren. Zo'n geval deed zich voor in
1684. Huydecoper had 'onder een glaesie' een toe
zegging gedaan die hij achteraf betreurde. Hij be
kende 'dat ick niet en kan begrijpen hoe ick mijn
positif soude verklaert hebben wegens de disposi
tie van een ampt dat door directie en meerderheijt
van stemmen wordt begeven en dat door een sini-
stre draij mij n soude ontset kunnen werden. Ick en
ben oock niet gewendt meer te beloven als in mijn
macht is om te kunnen presteren'. Hij was zich er
van bewust dat als hij er niet in zou slagen zijn be
lofte na te komen hem dat 'schaemte' en 'blame'
zou kosten.
Er waren bovendien bepaalde risico s verbonden
aan het benoemen van protégés van anderen, want
als ze hun werk niet naar behoren deden werd
Huydecoper er op aangekeken. Het kon materiële
gevolgen hebben, want als het om een enigszins se
rieuze baan ging, waarmee geld was gemoeid, werd
er van stadswege een waarborg geëist, en moest
Huydecoper zich garant stellen voor degene die hij
de baan had bezorgd. In 1673 had hij zijn tante
Constantia Coymans aan zich verplicht door een
armlastige neef van haar een baan als suppoost bij
de bank van lening te bezorgen, maar hij hoopte
wel dat ze kon instaan voor diens ijver en betrouw
baarheid, want er werd een borgsom van vierdui
zend gulden gevraagd, en het was al de derde keer
in een paar maanden dat hij zich voor een dergelijk
bedrag garant had moeten stellen.
[62]
f 9>W Cd? 07)1/7? Tdifdf a/Vtéw? £77#
Maar als iemand voor wie hij moeite had gedaan
zich ontpopte als een beroerde keus was het vooral
slecht voor zijn reputatie. Zo betreurde Huyde
coper ten zeerste dat hij zich had ingespannen voor
de beruchte querulant Joan Bitter, die in Batavia
veel ophef veroorzaakte door de voortdurende scè
nes met zij n echtgenote. Het was Huydecoper 'seer
leet dat ick soo veel moeijten heb aengewendt om
hem naa Indien te doen gaen, dewijl mijn sijne
boosaerdige gangen niet als schande komen te ver-
oorsaecken'.10
Onvermijdelijk moest Huydecoper mensen te
leurstellen, en dat kon pijnlijk zijn. In 1674 liet hij
zijn neef Samuel Timmermans weten dat hij dege
ne die Timmermans had aanbevolen gaarne een
baan als onderkoopman bij de voc had bezorgd,
maar dat hij al een jaar geleden iemand anders die
baan had beloofd, een man die al lang bij de com
pagnie in dienst was en bovendien 'aen onse nichte
Fragment uit het dagboek van Joan Huydecoper.
Rijksarchief in Utrecht
Coymans getroudt'.11 Speciaal Timmermans wil
de Huydecoper ongaarne teleurstellen, omdat die
zo veel voor hem deed dat Huydecoper er enigszins
verlegen mee was. Hij schreef Timmermans dat hij
door diens 'veelvuldige civiliteijten en beleefthe-
den' inmiddels zozeer bij hem in het krijt stond dat
hij nauwelijks nog kon verzinnen met welke we
derdienst hij de balans enigszins in evenwicht zou
kunnen brengen.
Een van degenen die pijnlijk werd teleurgesteld
was de man van zijn zuster Constantia. Constan
tia, de vijfde dochter uit het gezin Huydecoper,
was op haar dertigste in zwangere staat gehuwd
met een koopman uit Zutphen. Nog voor haar
kind werd geboren was haar man al gestorven, en
een jaar later was ze, zonder een contract op te la-
[63]