den op meer plaatsen in bibliotheken bewaard en bevatten gegevens die de geïnteresseerde onderzoe ker in staat stellen algemene uitspraken te doen over het verleden van het jongerenwerk. Heel interessant is bijvoorbeeld het door een vereniging als de amvj uitgegeven geïllustreerd maandblad. Het bevatte verhandelingen over fi losofische, religieuze, maatschappelijke onderwer pen, over geschiedenis en literatuur en een kroniek en boekbesprekingen. Aanvankelijk werden meer beschouwende artikelen opgenomen over de doel stelling en het streven van de vereniging, een be knopt jaarverslag, een lijst van giften en een in houdsopgave van de jaargang. Later verschenen de mededelingenbladen frequenter en bevatten zij aankondigingen van voorgenomen activiteiten. In houdsopgaven zijn dan jammer genoeg voor de on derzoeker niet meer beschikbaar. Verspreiding van 'jeugdarchieven' De onderzoeker kan jeugdarchieven overal in Ne derland aantreffen en niet alleen in de grote steden. Wie in de kaartenbakken van het crpa in Den Haag kijkt, zal onder de trefwoorden (godsdiensti ge) jeugdbewegingen en jeugdvorming zien dat er over het gehele land verspreid nog talrijke archieven bij jeugdorganisaties te vinden zijn. Voor een deel gaat het allemaal om vergelijkbare organisaties die in meer plaatsen actief waren. Een deel van de jeugdarchieven is inmiddels op genomen in openbare archiefbewaarplaatsen. Voor een overzicht van de beschikbare archiefbestanden van lokale jongerenorganisaties kan de onderzoe ker gebruik maken van de door de gezamenlijke ar chiefdiensten in Nederland samengestelde gidsen.' Archieven inzake jongeren staan in deze overzich ten niet systematisch bij elkaar, maar zijn ingedeeld onder verschillende hoofden. Natuurlijk moet men ook bedacht zijn op relevante gegevens in be paalde delen van overheidsarchieven. Zo kan bij voorbeeld het gemeentelijk secretariearchief van vóór 1940 onder de rubriek 'onderwijs' stukken be vatten over de jeugdvoorzieningen buiten de les uren van de schoolgaande jeugd. Het gaat dan over de beleidsvoorbereiding, besluitvorming en uit voering van materiële en personele voorzieningen voor de jeugd. Na 1945 treedt in verschillende ge meenten een specialisatie op van secretarieafdelin gen die zich in het bijzonder gaan bezighouden met jeugdzorg. Daarnaast zijn ook min of meer onaf hankelijke adviesraden ontstaan met deelnemers afkomstig uit de jeugdorganisaties. Archieven van particuliere organisaties voor jeugdigen hebben voornamelijk betrekking op hulpverlening voor af zonderlijke groepen, kinderopvang en sociaal-pe dagogische zorg. Specifieke archieven met gege vens over sociaal-cultureel werk voor jongeren zijn er nauwelijks. Voorbeelden van jeugdarchieven in de gemeen tearchieven van Rotterdam, Den Haag of Dor drecht zijn die van verenigingen van studenten, van oud-leerlingen, Vereniging voor kinder-speeltui- nen (1880-97), Rotterdamsche Jeugd Gemeen schap (1946-1970), Haagsche Jeugdherbergstich ting (1932-80) en Stichting 'Jong Dordt' (1953- 69). De ondersteuning van onderzoekers door archief diensten liet in het verleden wel eens te wensen over. Het oordeel van één onderzoeker in 1987 houdt wat dit betreft een duidelijk signaal in: 'Ar chivarissen hebben meestal geen voorstelling van het club- en buurthuiswerk en weten vaak niet wat ze met onze vragen aan moeten.'6 Als er meer jeugd- en welzijnsarchieven beheerd worden zal dit oer deel zeker veranderen. Een voorbeeld: de AMVJ De Amsterdamse Maatschappij Voor Jongemannen is een voorbeeld van een vereniging waarvan het ar chief bewaard gebleven is. In Amsterdam is dit het enige voorbeeld van een archief van een specifieke jeugdorganisatie voor sociaal-cultureel werk. Het archief bevat veel bronnenmateriaal over de beken de vereniging aan het Leidsebosje waar vele jongens en meisjes lid van geweest zijn en waar vele promi nenten van later hun opwachting gemaakt hebben. In het begin van de jaren '60 komen we de namen tegen van Theo Loevendie, Hedy d'Ancona, Simon van het Reve, Hans van Manen, Fons Rademakers en Toon Hermans. De organisatie was opgericht vanuit de Amsterdamse Jongemannenvereniging [148] (1909) en de Christelijke Jongemannenvereniging (1851). Sedert 1855 waren in vele andere steden in het buitenland reeds soortgelijke organisaties opge richt in het kader van de y.m.c.a., de Young Men's Christian Associations. In het blad Jonge Man wer den beschrijvingen van de organisaties, hun doel stellingen, gebouwen en activiteiten afgewisseld met foto's. Het doel van de nieuwe vereniging was volgens de statuten van 1918 een harmonische, d.i. geeste lijke, verstandelijke, lichamelijke en maatschappe lijke ontwikkeling van jongemannen om aldus me de te werken aan de culturele ontwikkeling van het Nederlandse volk. Directeuren moesten bij hun in stallatie instemmen met het doel van de vereniging en bovendien verklaren Jezus Christus naar de Schrift als Heer en Heiland te belijden. Hoewel de vereniging in naam en volgens de doelstelling niet expliciet christelijk was was de amvj wel degelijk impliciet een vereniging op christelijke grondslag. Hoe de relatie naar de kerkgenootschappen was, is niet direct meer na te gaan. In de praktijk was de vereniging niet gebonden aan specifieke levensbe schouwelijke organisaties. De amvj was aanvankelijk alleen gericht op jon gemannen. Later werden ook jongens en meisjes toe gelaten. Uit: De Jonge man (1912) Omvangrijk jongerenwerk Dank zij de bewaard gebleven gegevens over het jeugdwerk kunnen we ons een beeld vormen van de plaats van de amvj in Amsterdam en de omvang van de jeugdbeweging in Nederland. Jaartal Georganiseerde leden jeugdbeweging Nederland (Bron: CBS) 1939 759.834 1946 731.574 1947 867.341 1948 866.580 1949 960.377 Het aantal leden van jeugdbewegingen ligt in elk geval kort na de oorlog nog ver boven het totale [149]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1995 | | pagina 9