Voordat het congres begon waren buiten het gebouw pamfletten uitgedeeld met de volgende inhoud: ZULTHOOFDEN VERGADEREN OVER JONGEREN FANTASIO-BULLETIN No.2. Vandaag bestaat de AMVJ 50 jaar. Deze organisatie kennen we nauwelijks, betekent voor ons een Nationale, Gezeten en goeddeels Christelijke organisatie, waarvan de Amsterdamse afdeling zetelt in een suf gebouw aan het Leidsebosje, geflankeerd door Persil en het Centraal Hotel (financier van de AMVJ). Deze ligging kenschetst het karakter van de AMVJ uitstekend. De AMVJ, aangesloten bij de internationale YMCA, wordt bestuurd door Jonkheren, Baronnen, Ritmeesters en Padvinders, Dit bolwerk van verouderd en paternalistisch jeugdwerk bestaat 50 jaar (een halve eeuw). Ter gelegenheid van deze mijlpaal organiseert de AMVJ in tegenwoor digheid van H. M. de Koningin, Notabelen en Bestuursleden een congres onder de titel "Hoe ziet men het jongerenwerk op weg naar 1999?" (we citeren nog even uit het deftig uitgevoerde jubileumboekje het volgende stijlbloempje: "In plaats van een lustrumreceptie te houden, meent de AMVJ er goed aan te doen in plaats daarvan een congres te organiseren over de toekomst van het jongerenwerk."). Allemaal mooi natuurlijk, maar jammer genoeg hebben de geachte zulthoofden er niet aan gedacht ook nog enige jongeren (de eerste be langhebbenden, nietwaar?) uit te nodigen. Hiertegen komen we in verzet, omdat we vinden, dat jeugdwerk nu of in 1999 in de eerste plaats een zaak van jongeren is. Wij eisen opheffing van deze vertoning en vragen toegang om de vele invloedrijke lieden, die daar aanwezig zijn wellicht de ogen te openen. Het wordt .zo lang zamerhand tijd dat duidelijk wordt gemaakt dat dergelijke belangrijke zaken niet "gezellig onder elkaar" kunnen worden uitgebabbeld, zonder dat diegenen waar het direct over gaat zelfs maar worden ingelicht. (Het congres is angstvallig geheim gehouden, waarschijnlijk om Hare Majesteit elke "wanklank" te besparen.) van overheidssteun aan organisaties van particulier initiatief bestonden grote verschillen van mening tussen de gemeenteraadsleden. Op landelijk en lo kaal niveau werden door de overheden uiteenlopen de plannen ontwikkeld voor het scheppen van voorwaarden voor de ontplooiing van jongeren. Ter beoordeling van de jaarlijks herhaalde verzoeken om subsidies van particuliere jeugdorganisaties werden uitgebreide rapporten opgemaakt en ont vangen. Op grond van deze taakstelling zal de onderzoeker veronderstellen dat er bij de gemeentebesturen uit gebreide archiefbestanden voorhanden zijn over jeugdorganisaties. De praktijk valt echter tegen om dat de door de overheid benodigde informatie zeer beperkt was en voornamelijk betrekking had op de financiële situatie van de verenigingen en niet zo zeer op een specificatie van de jongerenactiviteiten. Overheidsarchieven alleen zijn onvoldoende om bevredigende onderzoeksresultaten te realiseren. Na de Tweede Wereldoorlog maakte de Rijksover heid zich ernstig zorgen over de geestesgesteldheid van de jeugd. Het ministerie van okw gaf opdracht tot het verrichten van een onderzoek en het publi ceren van de resultaten.4 Ook de Rijksoverheid ging jeugdorganisaties financieel steunen. Sinds 1959 bestond er op Rijksniveau onder meer een subsidie regeling voor het bijzondere jeugd- en jongeren werk, vanaf 1970 in het kader van de volksontwik keling en recreatie. Aanvankelijk werd deze regeling uitgevoerd door het ministerie van Onderwijs en later door dat van CRM en wvc. De regeling gaf een concrete om schrijving van de doelgroep waarvoor de subsidie bedoeld was. 'Bijzonder jeugdwerk: de in groeps verband beoefende activiteiten met en door jeugdi gen uit maatschappelijk bedreigde en maatschappe lijk niet-aangepaste milieus, welke uit sociaal-peda gogisch oogpunt bijzondere zorg behoeven, waarbij het werk gericht is op de buitenschoolse, veelzijdige vorming en de ontwikkeling van de persoonlijkheid als individue zowel als lid van gezin en gemeen schap, en waarbij de werkwijze en de activiteiten zijn afgestemd op de geestes-gesteldheid en levens omstandigheden van deze jeugd.' Om voor subsidie in aanmerking te komen moest een uitvoeringsor gaan aan uitgebreide voorwaarden voldoen. Dit be tekende na de informatieverstrekking bij de indie ning van het eerste subsidieverzoek onder meer jaarlijks verplichte inzending van ingevulde stan daardformulieren voor begroting en afrekening met toelichting over de toestand van de financiën en verslagen over de werkzaamheden van de organisa tie. In 1970 werd de regeling ondergebracht bij het ministerie van crm en nader toegespitst op een aantal specifieke voorzieningen en vormen van jon gerenwerk op educatief, reactief en recreatief ge bied. Vernietiging van bronnen De selectie en vernietiging van subsidiegegevens van de ministeries is een uitgemaakte zaak. De dos siers met stukken over de uitvoering van de subsi dieregeling worden allemaal na 10 jaar vernietigd. Het is in afwachting van nader onderzoek nog niet helemaal duidelijk wat er gaat gebeuren met de stukken bij het ministerie die betrekking hebben op de totstandkoming en wijziging van de subsidiere geling. Tot nu toe staan deze nog op de lijst van te bewaren stukken van het ministerie. Uiteraard kan de onderzoeker wel blijven beschikken over uitge breide gedrukte verslagen van besprekingen in de Handelingen van de Tweede en Eerste Kamer en ka merstukken. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de jaarlijkse behandeling van de Rijksbegrotingen en om de bespreking van incidentele voorstellen en rapporten inzake jeugd- en jongerenwerk. In deze beraadslagingen in het parlement gaat het uiteraard voornamelijk over de hoofdlijnen van het over heidsbeleid en niet over de dagelijkse praktijk van het jeugdwerk in de afzonderlijke verenigingsge bouwen. Waardevol drukwerk Wie nu nog onderzoek wil doen naar het verleden van de jeugdorganisaties heeft de beschikking over hand- en studieboeken voor jeugdwerkers, perio dieken voor de jongeren en voor de jeugdwerkers en over de incidenteel verschenen jubileumpublika- ties. Deze in veelvoud verschenen publikaties wor- [146] Jongerenprotest bij 50 jarig amvj-jubileum in 1968 [i47]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1995 | | pagina 8