leend' zijn, op hun oorspronkelijke plaats zullen
moeten terugbrengen; dit uit respect voor een an
der beginsel, te weten het herkomstbeginsel. Als dit
dan gebeurd is, dan zie ik niet in waarom een archi
varis niet zou streven naar overzichtelijkheid door
alle stukken betreffende de familie De Beer bij el
kaar te brengen, èn die van Innemee enz. Ook dit is
volgens de handleiding, aangezien een archivaris
wel degelijk regulerend mag ingrijpen en zijn her
sens gebruiken.
En als ik nu eens de stukken van Adriaen van de
Welcke en zijn nageslacht zou aanbieden aan Fol-
kerts, ter plaatsing in het archief-Van der Welcke?
Ik zie mij al als de grootste verleider afreizen naar
Zwolle, waar Folkerts aarzelend oppert dat het niet
uitgesloten' is dat bedoelde stukken oorspronkelijk
deel uitmaakten van het hoofdarchief, terwijl een
jeugdige archivist 'met aan zekerheid grenzende
waarschijnlijkheid' meent te weten dat het zo is.
Wat een dilemma!
Aan de ene kant ik, die zegt; 'Voor zover ik 't kan
bekijken is er geen schijn van bewijs dat deze stuk
ken ooit tot het hoofdarchief hebben behoord,
maar je mag ze van mij hebben, Jan, want ik doe er
toch niets mee'. Aan de andere kant Folkerts, die
gekweld uitroept: 'Ja maar, Anton, en het respect
voor het "respect de fonds" dan!
Ik vermoed dat de jeugdige archivist de oplos
sing vindt door te zeggen: 'Als we het archief-Van
der Welcke nu eens vogelvrij verklaren en er een
collectie van maken? Dan blijft de heilzame wer
king van het "respect de fonds" onverlet en dan
stuur ik morgen een Volkswagenbusje langs
Och, die vroegere archivarissen waren zo gek
nog niet en ook thans behoeven we niet alle hoop te
laten varen.
Tot slot het volgende. De overdracht van de stuk
ken uit het Huis Mensinghe aan de gemeente Kam
pen is iets anders gegaan dan Folkerts beschrijft.
Toen burgemeester Berghuis en stadsarchivaris
Don een bezoek aan genoemd huis brachten, werd
het laatstgenoemde al meteen duidelijk dat een
deel der stukken in het Kamper archief thuishoor
de. Zij hebben toen alles meegenomen in een aan
tal zakken en thuisgekomen zijn de stukken door
mij geordend. Het bleek mij, dat de Kamper stuk
ken via de Kamper burgemeester Reinier Gansneb
gent. Tengnagel in Roden terecht waren gekomen.
Bij deze stukken bevonden zich onder meer kater
nen bevattende minuten van uitgaande brieven.
Deze katernen vulden exact de hiaten op in de ban
den, waarin de Kamper katernen met minuten ge
bonden waren. Door de boekbinder zijn toen deze
banden losgemaakt en de katernen ingevoegd,
waarna ze opnieuw werden ingebonden. Ook de
overige stukken werden naar hun plaats in het ar
chief teruggebracht. De stukken, welke niet op
Kampen betrekking hadden, zijn door mij met een
politiebusje naar het Rijksarchief in Assen ver
voerd. Er is toen voor wat betreft de Kamper stuk
ken géén acte van inbewaargeving opgemaakt, aan
gezien Don van mevrouw Kymmell uitdrukkelijk
toestemming had gekregen om de Kamper stukken
eruit te halen ter plaatsing in het stadsarchief. In
1981 ontstonden moeilijkheden met de erfgena
men, die de stukken terugeisten. Op verzoek van
de toenmalige archivaris Van der Vlis is toen door
Don en mij een verklaring afgelegd, inhoudende
dat bedoelde stukken wel degelijk geschonken wa
ren. De overdracht vond dus niet plaats in 1981
maar in 1957-
Over de betrekkelijke relevantie
van een oude discussie Reactie
van drs J. Folkerts
Oud-collega Fasel meent in zijn reactie op mijn
'Ontsluiting van huis- en familiearchieven. Erva
ringen in Oost-Nederland' kennelijk dat ik een
poging heb gedaan om een beslissende bijdrage te
leveren aan de archieftheoretische discussie over
de plaats en de bewerking van huis- en familiear
chieven. Dat is werkelijk teveel eer. Ik heb de his
torische ontwikkeling van de houding van het
openbare archiefwezen ten aanzien van huis- en
familiearchieven getracht te beschrijven. Deze
ontwikkeling heb ik geschetst tegen de achter
grond van de polariteit tussen de archivaris als on
derdeel van de staatsmachine enerzijds en de ar
chivaris als hoeder van het cultuurhistorische erf
goed anderzijds. Deze polariteit heeft een lange
geschiedenis en speelt naar mijn stellige overtui-
[240]
ging impliciet nog steeds een rol in de verschillen
de discussies in ons vakgebied. In zoverre is de
oude discussie over huis- en familiearchieven ook
thans nog actueel.
De zuiver archivistische aspecten zijn dat echter
veel minder. Ik bewonder Fasels vermogen tot ge
detailleerde casuïstiek, maar ik vrees dat juist hier
de door hem niet meer meegemaakte automatise
ring een belangrijke verandering met zich mee
brengt. Waren vorige generaties archivarissen nog
sterk geneigd om fysiek en intellectueel beheer als
een onverbrekelijke eenheid te zien (het gesleep
met stukken was niet van de lucht), de moderne
hulpmiddelen hebben het de archivaris van nu mo
gelijk gemaakt onderscheid te maken. Hoewel ik
natuurlijk graag schenkingen van een oud-collega
aanvaard, en zeker als het om stukken gaat van het
voor Zwolle zo gewichtige riddermatige geslacht
Van de Welcke, wordt de fysieke plaats van deze
stukken steeds minder van belang. Terwijl collega
Fasel zich achter zijn oude vertrouwde Hermes 44-
schrijfmachine nog eens buigt over de problema
tiek van het respect de fonds en welke stukken nu
volgens welke beginselen dienen te worden gegroe
peerd en beschreven, maakt de digitalisering van
onze toegangen het inmiddels mogelijk om over de
grenzen van herkomst- en bestemmingsbeginsel
heen verbanden te leggen tussen fysiek ver van el
kaar verwijderde archiefbestanddelen. Binnen elke
archiefdienst kunnen deze verwijzingen op macro
niveau een enorme stap vooruit betekenen; het ge
bruik van hypertext in het World Wide Web van In
ternet maakt het eindelijk mogelijk de contextuele
benadering van de archivaris op het niveau van de
toegangen en de beschrijvingen te combineren met
de documentaire benadering van de bibliothecaris.
Een voorbeeld van deze nieuwe ontsluitingstech
niek is in het hoofdstuk familiearchieven van het
archievenoverzicht van het Rijksarchief Overijssel
op Internet te vinden (zie http://www.obd.nl/in-
stel/arch/ovzarch .htm)
Het elektronisch linken via Internet van de be
schrijvingen van over diverse archiefbewaarplaat
sen verspreide delen van een familiearchief is geen
utopische toekomstdroom meer, het is de werke
lijkheid van vandaag en morgen. Het ontslaat de
archivaris niet van de plicht de beginselen van zijn
vak hoog te houden; de merkwaardige belangente
genstelling die bij de ontsluiting van archieven
soms leek te bestaan tussen de principes van het vak
en de wensen van de onderzoeker verdwijnt echter
steeds meer naar de achtergrond.
Ik voorzie daarom voor de archiefdiensten door
het gebruik van Internet een grote kwalitatieve stap
vooruit in de dienstverlening. De archivaris komt
als informatiebemiddelaar daarmee terecht in the
best of both worlds.
Toch is niet hij de grote winnaar, maar de onder
zoeker. Hoewel ook op de digitale snelweg voor ar
chivarissen nog diverse hobbels en valkuilen te pas
seren zijn, is het opmerkelijk dat juist een vakge
bied dat zo enorm van de nieuwe netwerken kan
profiteren, er zo aarzelend mee kennis lijkt te ma
ken.
Collega Fasel nodig ik graag uit om in Zwolle de
vindingen van de nieuwe tijd te komen aanschou
wen. Maar hij kan ons natuurlijk ook gewoon van
uit de Alkmaarse leunstoel bezoeken:
http://www.obd.nl/instel/gemarchzw/
archzwin.htm.
[2411