mentaliteit is helaas vaak in de praktijk van alle dag, ook in de archiefwereld, een ander chapiter. Dit wordt nog versterkt doordat veel organisaties opgebouwd zijn via de klassiek hiërarchische vorm. Waardoor tussen operatie, beleid, uitvoerenden en staf, en tussen (top)management en uitvoerenden, in de loop van de tijd, indrukwekkende muren zijn ontstaan. Dergelijke organisaties komen overeen met wat Mintzberg de 'machine bureaucracy' noemt. In deze metafoor functioneren mensen en middelen als radertjes in een groter geheel. Onder bepaalde voorwaarden kunnen dergelijke organisa ties overigens zeer succesvol zijn. Succes en een zekere arrogantie gaan vaak hand in hand. Dit leidt bij de leden van de organisatie vaak tot gedachten als de omgeving is beheersbaar en stabiel. Radicale veranderingen sluiten dergelijke organisaties, al dan niet met de wet in de hand, dus eigenlijk uit. Op deze wijze ontstaan organisaties die overtuigd zijn van hun gelijk en daarmee blind voor veranderingen. Zonder dat zij beseffen dat een uiterst hoog niveau van bekwaamheden met betrekking tot een bepaalde situatie alleen maar be tekent dat het de juiste bekwaamheden voor het juiste moment, gezien de vigerende situatie, zijn. En terugkijkend vooral geweest zijn. Immers, het is de dynamiek van de omgeving die bepaalt welke bekwaamheden op welk moment de juiste zijn. Een 'lerende organisatie' heeft zelfkennis maar is ook zelfbewust, iets anders overigens dan eigen wijs. Dat is de kracht, en daarmee kan de organisa tie de grootste hindernis bij het leren, namelijk het ontkennen van problemen, overbruggen. Onbe vangenheid en creativiteit in denken en doen wordt bij de leden van dergelijke organisaties gesti muleerd, daarmee de plaats innemend van het be roemde 'zeis en maaiveld'. De leerprocessen wor den in een dergelijke organisatie geïnitieerd en ge stuurd door bestaande maar ook en wellicht vooral door verwachte problemen. Het waarnemen van signalen is een kunst geworden, niet het ontkennen daarvan. Dit impliceert dat leren en werken niet langer gescheiden processen zijn, maar dat leren als het ware al werkende plaatsvindt. Continuïteit is in onze opvatting het gevolg van permanent veranderen. Desondanks dient beseft te worden dat in de systemen en processen van van daag de visie uit het verleden wordt weerspiegeld. Sociologen roepen dan ook vaak dat structuur en cultuur 'gestold gedrag' is. In de visie van vandaag ontkiemen als het ware de structuur, de systemen en de organisatiecultuur van de toekomst. Perma nent veranderen betekent voor het management ook permanent zoeken naar evenwicht. Immers el ke organisatie dient zijn primaire processen te laten doorgaan, daarmee wordt immers het brood ver diend. Tegelijkertijd dienen deze processen regel matig te worden veranderd omdat de omgeving verandert. Strategie is hiervan de vertaling, en geeft de wijze aan waarop de toekomst tegemoet kan worden getreden. Derhalve is de logische aanpak voor verandering, de eerder genoemde organisatie aspecten te gebruiken om gewenst gedrag te onder steunen. Bij dergelijke veranderingen bestaat overi gens niet zozeer de behoefte aan managers, maar aan leiders. Dit leiderschap kenmerkt zich door di recte persoonlijke beïnvloeding van mensen, niet door te roepen, maar door te doen. Het gaat dus om het laten zien door het gedrag dat zij demon streren en de middelen die zij hanteren. De organi satie als 'holisme' impliceert dat het laten slagen van een veranderingsproces een kwestie is van een gebalanceerde kijk. Alle aspecten dienen op een evenwichtige wijze te worden afgewogen. Onver schillig of zij betrekking hebben op structuren en systemen enerzijds of op menselijke aspecten an derzijds. Goed kunnen omgaan met al die aspecten is voor managers, die verantwoordelijk zijn voor veranderingen, een absolute noodzaak. Volgens velen is een veranderingsproces te vergelij ken met een rouwproces. Evenals bij het rouwpro ces kunnen wij een aantal fasen onderscheiden, bij voorbeeld ontkennen, berusting, maar ook weer opkrabbelen, verder gaan. Ook bij organisaties in verandering zien wij dergelijke reacties. Het om gaan met ontkenning en weerstanden in de organi satie moet ons inziens dan ook een essentieel on derdeel zijn van de veranderstrategie. Veelal komt het niet of nauwelijks aan de orde. Hier ligt echter een kans om het leerproces in gang te zetten, de ou de organisatie met rituelen ten grave te dragen en met een nieuw elan samen op zoek te gaan naar [230] waardecreatie. Voorwaarde is wel dat er voldoende veranderpotentieel binnen de organisatie aanwezig is, zodat de eerste stap in een veranderingsproces niet is commissies en 'blauwdrukken' het levens licht laten zien maar het vervangen van manage ment, van hoog tot laag, waarvan verwacht mag worden dat de veranderingsgezindheid gering zal zijn. Bij voorkeur door de, eerder genoemde, 'lei ders'. 'Investeren' in veranderpotentieel zou weieens de meest waardevolle 'investering' kunnen blijken te zijn. Dit, omdat de simultane ontwikkeling van nieuwe organisatie-vormen en veranderend gedrag gedragen gaan worden door hen die het ook waar (moeten) maken. Een en ander dient echter wel ge richt te zijn op het flexibiliseren van de organisatie. Aanpassen aan verandering verwacht of onver wacht. Het verschil is maar twee letters, de implica tie ver strekkend. Het eerste leent zich namelijk voor het vastleggen van beleid, het tweede niet. Pas dan komt het op de kwaliteit van de mens in de or ganisatie aan, de mens als creator van waarde. Wat ons betreft is de grootste uitdaging voor iedere ma nager een organisatie zover krijgen dat strategie weer Strategie wordt. Klaar om bij onverwachte veranderingen adequaat te kunnen reageren. De dynamiek van de omgeving dwingt tot aanpassing. En als management die noodzaak als 'nood' er vaart, of die nood als noodzaak (en dat is ons be toog), is het 'de moeite waard' om van de nood een deugd te maken. [231]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1995 | | pagina 50