Hoewel het niet zeker is, lijkt het aannemelijk, ook gezien zijn invloed, dat Sluys een van de personen was die de oudste registers liet onderduiken in het gebouw van het Gemeentearchief aan de Amstel- dijk.13 Dit was een logische plaats. De toenmalige archivaris stond toe dat de joden het archief konden blijven bezoeken. Presser vermeldt in Ondergang dat het Amsterdamse Gemeentearchief voor hen openbleef, 'omdat de archivaris geen bepaling be kend geworden (was) die (hem) zou dwingen, hun dit archiefwettig recht te ontzeggen'.14 Het waren 3 3 registers die overgebracht werden. In haar artikel over 'De joodse archieven in Nederland'15 vertelt Pieterse over het lot van de overige bescheiden: 'Een grote concentratie van archieven bevond zich in de gebouwen van de Nederlands-israëli- tische gemeente te Amsterdam, waarheen talrijke archivalia vanuit de provincie ter be waring waren gezonden. Deze stukken werden in één van de bijgebouwen ingemetseld. In ok tober ip43 is dit echter ontdekt'.16 Uit brieven van het Reichssicherheitshauptamtaan het Rasse- undSiedlungshauptamt, blijkt dat de Einsatz- stab Rosenberg zich met de archieven heeft be moeid.17 In november 1943 heeft deze eenheid, die zich toelegde op de roof van kunst- en cultuurbezit in Nederland, het materiaal geselecteerd. De 'belang rijke' stukken werden naar Duitsland vervoerd en de rest, vermoedelijk archieven van de kleine joodse gemeenten, vernietigd. Een deel van de belangrijk geachte stukken werd via de vesting Ehrenbreitstein bij Koblenz (alwaar andere geroofde Nederlandse archieven, o.a. een deel van het Koninklijk Huis archief, waren ondergebracht18), naar Berlijn ver voerd. Zij kwamen in februari 1944 bij het Reichssip- penamt - Zentralstelle für Jüdische Personenstandsre- gister in de Oranienburgerstrasse 28 terecht. Deze was gevestigd in een Berlijnse synagoge.151 Het betrof hier waarschijnlijk de huwelijksregisters en andere persoonsregisters. Een deel van de ketoebot (joodse huwelijksakten) werd na de oorlog door een leger- rabbijn bij de Amerikaanse strijdkrachten ontdekt en is naar de Hebrew Union College in Cincinnati, Ohio overgebracht.10 In 1983 hadden de conserva toren van de Bibliotheca Rosenthaliana (de Judaica af deling van de Universiteitsbibliotheek van Amster- [1 dam) een inventaris van dit bestand bemachtigd. Als gevolg hiervan kon de joodse gemeente stappen ondernemen om teruggave van de archiefbescheiden te bewerkstelligen. In de zomer van 1985 zijn de ak ten in Amsterdam aangekomen en aan het archief toegevoegd.21 De resterende ketoebot zijn, blijkens een artikel in het Nederlands Israëlitisch Weekbladvan 21 juli 1978, op de zolder van de synagoge in de Ora nienburgerstrasse door dr Peter Kirchner, hoofd van de Oost-Berlijnse joodse gemeente, gevonden en naar Amsterdam teruggezonden. Dit bestand be vindt zich sedert 19 80 in het Gemeentearchief. Hier mee is het verhaal nog niet ten einde. Een groot aan tal archiefbescheiden, met name de correspondentie en vermoedelijk ook de financiële administratie, moest elders terecht zijn gekomen. Waar was aan vankelijk niet duidelijk. Na de oorlog bleken stuk ken van de Amsterdams joodse gemeente zich te bevinden op het kasteel te Mimón ten noorden van Praag. Hoe zij daar kwamen is onbekend. Door be middeling van het Nederlands Beheersinstituut en de Stichting Nederlands Kunstbezit, welke instan ties in het leven werden geroepen om geroofde Ne derlandse bezittingen op te sporen, werden deze stukken in 1949 terugbezorgd.22 De precieze toe dracht van een en ander is dus niet geheel duidelijk. Wat er in Duitsland met de overige archieven ge beurde, bleek pas enkele jaren geleden toen het be staan van het Osobi archief wereldkundig werd ge maakt.23 Naar het zich laat aanzien is het merendeel van het Nederlands bestand in Moskou afkomstig van de joodse gemeente Amsterdam en van het Ne derlands Israëlietische Kerkgenootschap. De door de Duitsers uit verschillende landen gesto len documenten zijn op een centrale opslagplaats niet goed uit elkaar gehouden. Aldus zijn er stuk ken uit verschillende archieven vermengd. In het bestand dat door het Beheersinstituut terugge bracht is bevinden zich ook stukken van Lutherse en Katholieke gemeenten uit Oost-Europa. In één van die registers is een plakkertje geplaatst door het Reichssippenamt. Er is ook een aantal jaargangen van Jiddische kranten uit de bibliotheek van het Yivo (Yidisher Viseshaftliker Institut). Tevens is er een notulenboek van een vrijmetselaarsloge en werd er de personenadministratie van een krijgsge vangenkamp uit de Eerste Wereldoorlog aangetrof- fen(!). Het is duidelijk dat men verdwaalde stukken uit Amsterdam elders ook zou kun nen verwachten. De opheffing van het IJzeren Gordijn heeft de ont dekking en gedeeltelijke restitutie van de Neder lands joodse archieven in een stroomversnelling ge bracht. Restanten van het archief van het nik ble ken nog aanwezig te zijn in Praag.24 Bovendien zijn er bij de restauratie van de synagoge in de Oranien burgerstrasse in Berlijn nog meer huwelijksakten gevonden. Deze laatsten zijn in 1994 bij het Ge meentearchief aangekomen. In de zomer van 1993 ontmoette ik, tijdens het World Congress of Jewish Studies te Jeruzalem, de bibliothecaris van het Al liance Israelite Universelle uit Parijs. Zijn bood schap was dat bij de inventarisatie van het archief van deze instelling - het archief heeft enige om zwervingen ondergaan tijdens de Tweede Wereld oorlog - enige stukken uit Amsterdam werden aan getroffen. Het ging om vier dozen met correspon dentie welke eind 1994 door het Gemeentearchief zijn ontvangen. Beheer na de oorlog Toen in 1949 het grootste deel van de archieven te rugkeerde naar Amsterdam was de joodse gemeen schap nog niet bekomen van de verschrikkingen van de voorafgaande jaren en moest men zich rich ten op het bouwen aan de toekomst. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de zorg voor de archie ven niet als eerste op de prioriteitenlijst stond. Za ken als opsporing van overlevenden, de bemoeie nis met de oorlogspleegkinderen en het oplossen van andere problemen de gemeenschap aangaan de, kregen uiteraard voorrang. Onder deze om standigheden kon het gebeuren dat de archiefbe scheiden, de boeken en de andere papieren, opge slagen werden in de Grote Synagoge (thans het Joods Historisch Museum), welk gebouw in de oorlog nogal veel te verduren had gehad en waar van het dak lekte. Hierdoor liepen de papieren, welke voorlopig op de vloer gestapeld waren, wa terschade op. Door het geringe toezicht en omdat andere zaken urgenter waren, kon het gebeuren dat archiefstukken uit de synagoge verdwenen. Van sommige stukken weten wij waar zij terecht kwamen. Van vele andere stukken weten wij niet Portret van drD.M. Sluys, secretaris van de Ned. Isr. hoofdsynagoge en van het Ned. Isr. Kerkgenoot schap tussen 1912 en 1942. Hij werd beschouwd als de invloedrijkste persoon in de Nederlandse joodse ge meenschap in die tijd. Collectie Gemeentearchief Amsterdam of zij de oorlog overleefd hebben. Uit de catalogus van het Jewish Theological Seminary in New York blijkt dat deze instelling in het bezit is van een Pin kus (register) van de Amsterdamse Hoogduits- joodse gemeente.25 Het is een lidmatenregister uit het einde der zeventiende eeuw, waarvan een mi crofilmkopie in het Gemeentearchief aanwezig is. Een andere catalogus, die van de Central Archives for the History of the Jewish People te Jeruzalem, ver meldt voornamelijk negentiende-eeuwse stukken. Wij weten niet wanneer deze stukken uit de ar chieven verdwenen zijn. Waarschijnlijk in 1954, toen het synagogecomplex op het J. D. Meyerplein aan de stad werd verkocht, [i39]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1995 | | pagina 4