Het instituut
De missie
Het Internationaal Instituut voor Sociale Geschie
denis (iisg) vierde onlangs in eigen kring zijn zes
tigjarig jubileum. Het iisg werd in 1935 met fi
nanciële steun van de verzekeringsmaatschappij
'De Centrale' (thans onderdeel van de Reaalgroep)
opgericht door de grondlegger van het Nederlands
Economisch-Historisch Archief (neha), prof dr
N. W. Posthumus. Hij was tijdens zijn werk voor de
Economisch-Historische Bibliotheek in contact
gekomen met de Rus D.B. Rjazanov, die voor het
Instituut voor Marxisme-Leninisme in Moskou op
grote schaal bibliotheken en archieven opkocht.
Dat bracht Posthumus op het idee om ook in het
Westen een vergelijkbaar instituut voor sociale ge
schiedenis op te richten. Het feit dat vanwege de
opkomst van het nationaal-socialisme in Duitsland
veel unieke verzamelingen in Nederland in veilig
heid werden gebracht, vergrootte de behoefte aan
een apart instituut.
Onder het directoraat van E. J. Fischer onderging
het iisg in de tweede helft van de jaren tachtig
een ingrijpende modernisering. De interne orga
nisatie werd diepgaand gewijzigd. Tot dan waren
de uitvoerende functies acquisitie, beheer, ont
sluiting, beschikbaarstelling en onderzoek alle ge
concentreerd in de afzonderlijke zogeheten kabi
netten, die stoelden op de geografische herkomst
van de collecties. Deze structuur werd vervangen
door een op functie gerichte organisatie met een
sterke scheiding tussen de afdelingen onderzoek
en collectiebeheer en -beschikbaarstelling. Als
sluitstuk betrok het instituut in september 1989
een nieuwe behuizing aan de Cruquiusweg in het
gerehabiliteerde Amsterdamse oostelijke haven
gebied.'
Nu, een half decennium later, heeft de nieuwe or
ganisatie zich 'gezet' en speelt het iisg met zijn
120 medewerkers, circa 3 5 km archivalia en docu
mentatie alsmede een jaarlijks gemiddelde van
6000 bezoekers, een prominente rol in het histo
risch onderzoek en het beheer van historisch erf
goed. Reden om te gaan praten met Jaap Klooster
man, sedert oktober 1993 directeur van het insti
tuut. Een tour d'horizon.
Geheel zoals het hoort volgens de management-
handboeken openen wij het interview met de vraag
naar de missie van het iisg. Soepel citeert Kloos
terman de doelstelling zoals die in 1935 werd vast
gelegd in de statuten: 'het bevorderen der kennis en
wetenschappelijke studie van de nationale en inter
nationale sociale geschiedenis in den uitgebreids-
ten zin'. Die formulering biedt het instituut ook nu
nog voldoende ruimte. Kloosterman onderscheidt
drie kerntaken: het beheer van de collecties, het we
tenschappelijk sociaal-historisch onderzoek dat zo
langzamerhand toch een hele zware plaats is gaan
innemen' en het bieden van 'infrastructurele voor
zieningen'. Hij wijst er nadrukkelijk op dat dit laat
ste meer betekent dan af en toe een vergaderzaaltje
openstellen. Het iisg biedt via de eigen uitgeverij
publikatiemogelijkheden en beschikt in het goed
geoutilleerde gebouw over congres- en tentoonstel
lingsfaciliteiten. 'Het iisg heeft uitdrukkelijk het
streven om te proberen het gehele instituut, de
voorzieningen, maar ook de kennis en kunde van
de medewerkers, ten dienste te stellen voor activi
teiten van de buitenwereld'.
De kracht van het iisg ligt volgens Kloosterman in
het samengaan van onderzoek en collectiebeheer
onder één dak, in éen organisatie. Het is in deze
structuur gemakkelijker om conceptuele, organisa
torische en ook wel financiële grenzen te overschrij
den. 'Als je alleen onderzoek zou doen dan heb je
automatisch bepaalde beperkingen en krijg je geen
geld voor zaken die over de grenzen heen gaan. Als
je alleen maar archief zou zijn heb je hetzelfde
Kortom: betere synergie, maar ook stimulans en
verrijking voor de medewerkers.
Het onderzoek
De onderzoeksafdeling telde in 1994 'n totaal
25 medewerkers in vaste dienst of op projectbasis.
De onderzoekstaak is tweeledig. Naast het ver
richten van eigen onderzoek (circa 50 publikaties
in '94) wil het iisg nationaal en internationaal
initiator zijn bij onderzoek en werkt het actief aan
het tot stand komen van samenwerkingsverban-
[210]
den. 'Neem nu bijvoorbeeld de senior onderzoe
kers. Zij besteden grofweg de helft van hun tijd
aan het eigen onderzoeksproject. Voor de andere
helft wordt nadrukkelijk van ze gevraagd onder
zoek te coördineren.'
'Door het iisg gecoördineerde onderzoeksprojec
ten heben een sterk comparatieve invalshoek. Ze
zijn gericht op vergelijking van identieke ontwik
kelingen in verschillende landen. Vaak is er al wel
veel onderzoek naar gedaan, maar niet vergelijk
baar. Wij maken in zo'n geval een vragenlijst: wat is
er over een bepaald onderwerp al bestudeerd, wat
niet? Op die manier ontstaat een kritische status
questionis. Daaruit ontstaat dan discussie en dan
hoop je en stimuleer je dat er vervolgonderzoek
komt.'
'De eerste keer dat we dit deden, was het project ge
richt op het ontstaan van arbeiderspartijen in ver
schillende landen in de periode voor de Eerste We
reldoorlog. Later hebben we onderzoek gedaan
naar de communistische Internationale. Dat was
een heel groot project, waar veel landen en de cen
trale organisatie van de Internationale bij betrok
ken waren. Een derde project was gericht op orga
nisaties van onderlinge bijstand. Daar is in Parijs
een conferentie aan gewijd.'
'Voor het instituut zijn dergelijke onderzoeken
enorm waardevol. Je krijgt zeer brede samenwer
kingsverbanden en bindt erg veel onderzoekscapa
citeit aan je instituut. Het gaat om projecten met
een looptijd van drie jaar of langer. De deelnemers
komen bij elkaar in grote workshops of congressen,
er komt een publikatie. De kosten voor het iisg
vallen over het algemeen mee. Een groot deel van
de kosten wordt immers door de deelnemers, vaak
mensen in dienst van onderzoeksinstellingen el
ders, zelf betaald in de vorm van ingebrachte uren
onderzoek. Voor de rest heeft het iisg wel geld
over.'
Als uitvloeisel van het voorgaande bekleden in
stituutsmedewerkers vele redactie- en bestuurs-
limaatschappen binnen en buiten Nederland.
Kloosterman zeifis secretaris van de ialhi, de In
ternational Association of Labour History Insti
tutions ('geen voorzitter, secretaris is het hoogste
wat er is'). De leden van de ialhi zijn bijna alle
maal niet-overheidsinstellingen.
Om de band met de Nederlandse universiteiten te
versterken ('die was vroeger niet zo sterk') heeft het
iisg een bijzondere leerstoel in de sociale geschie
denis gesticht bij de Vrije Universiteit, die bezet
wordt door het hoofd van de onderzoeksafdeling,
Jan Lucassen. Tevens is het instituut actief in het
Posthumus Instituut, de onderzoeksschool voor
sociale en economische geschiedenis van de Neder
landse universiteiten. Volgens Kloosterman goede
kanalen om contacten met Nederlandse studenten
en promovendi te onderhouden.
De doelgroepen
Het openbare archiefwezen wil zijn maatschap
pelijk draagvlak onder andere vergroten door het
bewerkstelligen van groei in de benutting van de
archieven. De mogelijkheden hiertoe liggen vooral
op de populair-historische markt. Kloosterman
ziet desgevraagd geen reden de exclusieve oriëntatie
van het iisg op de wetenschappelijke markt te her
zien. 'Nog niet zo lang geleden, in 1983/1984, heeft
het iisg er (opnieuw) bewust voor gekozen zich te
richten op de gekwalificeerde wetenschappelijke
onderzoekers (in die tijd mensen met minstens een
kandidaatsexamen). Zowel bij de Stichting iisg
(de eigenaar van de collecties) als bij de Koninklijke
Nederlandse Akademie van Wetenschappen (het
iisg is een KNAW-instituut) staat een brede cul
tuur-historische functie niet direct voorop, maar ze
zijn er ook niet tegen.'
'Zo'n keuze is vrij fundamenteel en maakt erg veel
uit voor de inrichting van de bedrijfsvoering en het
beheer. Wij veronderstellen een zekere mate van
voorkennis bij de bezoeker, daarop zijn bijvoor
beeld onze niveaus van ontsluiting van het materi
aal en de inlichtingenservice door onze medewer
kers afgestemd. Voor het niet-wetenschappelijke
onderzoek zijn we niet echt toegerust. We hebben
bijvoorbeeld geen apparaat voor de opvang van
scriptieschrijvende scholieren'. Kloosterman voor
ziet wel dat het iisg de komende jaren meer aan
[211]