Het 'Utrechts model': trend of incident? Interview met dr M. W. van Boven Marijke Bruggeman en Bert Looper DrM. W. van Boven, Rijks- en gemeentearchivaris van Utrecht. Foto: rau Onlangs deed zich in de organisatie van het Nederlands archiefwezen een verrassende ontwikkeling voor: de nieuwe gemeentearchivaris van Utrecht werd tevens benoemd tot Rijksarchivaris in de provincie Utrecht. Nu nog een personele unie, maar in de toekomst, als alle 'beslisstations zijn gepas seerd, een geïntegreerde dienst. Interne efficiency en klantgericht werken zijn de drijfveren achter het 'Utrechts model'. Aan de Rijks- en gemeente archivaris dr Maarten van Boven legden wij onder andere de vraag voor of zijn organisatie 'trendsetting' zal blijken te zijn. 206 Op welk uitgangspunt moet een organisatie - welke dan ook - eigenlijk worden gebouwd? Een organisatie moet zo zijn ingericht dat de doelstellingen zo efficiënt mogelijk worden be reikt. Als je bijvoorbeeld vindt dat de vraag van de klant bepalend is - wij archivarissen vinden dat trouwens nog niet zo lang - dan betekent dat ook dat je je heel snel aan veranderingen in de omge ving moet kunnen aanpassen. Om van het algeme ne maar over te stappen naar het bijzondere: de Rijksarchiefdienst heeft in de jaren '70 duidelijk de stap gezet naar een organisatie die is ingericht om doelen te bereiken. Het Organisatie- en Efficiency- rapport van het ministerie van crm uit 1970 heeft toen de doelstelling van de Rijksarchiefdienst om de inventarisatieachterstand weg te werken ver taald in organisatie. Je kreeg de afdelingen Externe Dienstverlening en Inventarisatie, waardoor welis waar de achterstanden zijn ingehaald, maar daar door ook weer de samenhang tussen de taken van beide afdelingen verloren ging. Nu, in de jaren '90, verlaten we zo langzamerhand dat model omdat we flexibeler willen inspelen op de vraag van de klan ten. Onderscheidt een archiefdienst zich wezenlijk van andere organisatievormen? Ik vind het gevaarlijk om steeds het bijzondere van archieven en archivarissen te benadrukken. Zijn we per slot van rekening niet een dienstverle nende instelling zoals alle andere dienstverlenende instellingen. Je kunt wel constateren dat we ten op zicht van musea en bibliotheken een achterstand hebben opgelopen als het gaat om het verwerven van budgetten voor publieksbenadering. We heb ben als archiefdiensten te weinig geprofiteerd van de 'cultuurhausse' in de jaren '70. De archiefwereld zat teveel vast aan de Archiefwet en de 'recht- en be- wijszoekende burger'. We zijn door de bescher mende taakstelling in de Archiefwet wat verwend geweest. We hebben ons daarom niet hoeven rich ten op een breed publiek, wat ik noem de 'perifere klanten'. Juist die culturele democratiseringsgolf van de jaren '70 had ons een veel breder maatschap pelijk bereik kunnen geven dan we nu hebben. Dat moeten we nu inhalen. Daarin zijn de gemeentear chieven overigens beter toegerust dan de Rijksar chieven. Wie zijn die 'perifere klanten'? Je zou de 'perifere klanten' kunnen vatten onder de noemer 'cultuurminnaars'. Tot nu toe richten we ons op de bezoeker die met een hele duidelijk vraag naar ons toekomt. De Rijksarchiefdienst wil bijvoorbeeld het 'marktaandeel' vergroten door meer voor genealogen te doen. Hoe belangrijk dit ook is, je verdiept je doelgroepen, maar je verbreedt ze niet. Ik wil ook de 'cultuurminnaars' bereiken, dat wil zeggen de geïnteresseerde leken die niet met een specifieke vraag komen, maar veel meer een aantrekkelijk aanbod willen consumeren: een ge schiedeniswinkel, beeld- en geluidsmateriaal, toe ristische informatie, e.d. Is voor het bereiken van de 'perifere klant' de juiste lo- katie van onze dienst niet van doorslaggevende bete kenis? Dat is inderdaad het cruciale punt. Om de 'cul tuurminnaars' te bereiken zou je als archiefdienst moeten beschikken over een - liefst historische - lo- katie in het centrum van een stad. Dat is best te rea liseren als we wat meer afstand nemen van het idee dat de archivaris op zijn spulletjes moet zitten. Te veel gedragen we ons als slakken die hun eigen huisje meedragen. Vooral met de ontwikkelingen in de geautomatiseerde informatievoorziening is het steeds beter mogelijk de bewaring en de infor matieverstrekking te scheiden. Depoptruimte in het centrum van de stad is soms erg duur. Plaats een deel van je archieven op een relatief goedkope plek en verstrek de informatie op die plek waar ook de mensen komen! Laten we niet vergeten dat 90 pro cent van onze bezoekers slechts voor 10 procent van onze archiefbestanden komt. Je hoeft niet alles onder handbereik te hebben. Beantwoordt het 'Utrechts model' aan de zojuist ge formuleerde doelstellingen? Ik wil er met nadruk op wijzen dat het 'Utrechts model' - een term die overigens niet van mij is - voortgekomen is uit overwegingen van efficiency. Ik vind dat winst aan efficiency als argument al vol doende is om - in zijn algemeenheid gesproken -tot samenvoeging van diensten over te gaan. Per slot van rekening hebben we toch de verantwoordelijk heid om goed met gemeenschapsgelden om te gaan. In het Utrechtse geval gaat efficiency ook nog [207]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1995 | | pagina 38