Onlangs hield het ara een bijeenkomst met als titel 'Proef op de som Waarom en wat steekt er achter SOM Wij organiseren met enig regelmaat bijeenkom sten voor de eigen medewerkers, niet alleen om de organisatie-ontwikkeling te evalueren, maar vooral ook om die te stimuleren en op gang te houden. Zo stond 'proef op de som' in het teken van het Ondernemingsplan 1996. Het soM-model heb ik eigenlijk meegenomen uit mijn Amsterdamse pe riode. Ik heb daar in het kader van de Management Leergang Amsterdam samen met Amsterdamse collega's een aantal bedrijven en diensten moeten doorlichten volgens dit model. De s staat voor strategie (wat willen we), de o voor organisatie (hoe moeten we ons organiseren om de doelen te bereiken) en de m voor de mentale factor (motivatie, betrokkenheid, communicatie, e.d. Het sterke van het soM-model ligt in het feit dat je het als analyse-instrument op allerlei niveaus kunt toepassen, van het algemene dienstniveau tot zelfs op individueel niveau. De kunst is om het evenwicht tussen strategie, organisatie en mentali teit tot stand te brengen. Het soM-model zou je je eigenlijk moeten verbeelden als een gelijkzijdige driehoek, waarbij de drie elementen de hoekpun ten vormen. Het soM-model is natuurlijk toepasbaar op alle mo gelijke organisatievormen. Betekent dat ook dat een archieforganisatie een organisatie is als alle andere? soM-analyse is op elke organisatie toepasbaar. Maar bedenk dat het uiteindelijke evenwicht tus sen strategie, organisatie en mentaliteit voor een belangrijk deel wordt bepaald door de bijzondere kenmerken van je organisatie. Wat dat betreft is na tuurlijk het archiefwezen wel bijzonder. Ik denk dan vooral aan het feit dat wij als instelling van de overheid moeten werken en denken binnen een wettelijk kader. Een archiefdienst is geen 'profit-or- ganisatie'. De 'winst' die wij als overheidsorganisa tie maken is van een andere orde dan die van een za kelijke onderneming die rekenschap moet afleggen aan de aandeelhouders. De doelstelling van onze organisatie is voor een belangrijk deel ingebed in de Archiefwet. Moetje dan constateren dat de Archiefwet ook belem merend werkt in de organisatie-ontwikkeling van het archiefwezen? Neen, zo kun je dat niet stellen. De Archiefwet is geen dogmatisch stuk. De Archiefwet 'rijpt' binnen een maatschappelijke context. De Archiefwet be schermt, volgt en anticipeert op ontwikkelingen in de samenleving. En met de samenleving verandert ook het archiefwezen. Thans bevindt ons vak zich als het ware op het 'breukvlak van tóeeuwen'. Tot diep in de twintigste eeuw werken we nog binnen negentiende eeuwse organisatiestructuren (ook de Archiefwet 1995 houdt daaraan vast!), terwijl de problematiek van de informatietechnologie er een is van de eenentwintigste eeuw. Het 'ambachtelijke' van ons vak zal plaats maken voor het 'theoretische'. Vooral door de opkomst van de machineleesbare gegevens gaan we meer denken in termen van structuren. Kortom we ma ken een verandering door van 'ambacht' naar 'de sign'. Deze nieuwe ontwikkelingen staan niet op gespannen voet met de Archiefwet 1995. Deze wet biedt daar ruimte voor. Mijn overtuiging is dat de nieuwe Archiefwet 2000 wordt gekenmerkt door dezelfde 'geest' als die van 1962 en 1995, maar dat zij wat opzet en uitwerking betreft, hemelsbreed zal verschillen met haar beide voorgangers. Waar zijn nu strategie en organisatie van het ara de komende tijd op gericht? In de eerste plaats speelt het ara natuurlijk een belangrijke rol bij de realisering van de doelstellin gen van de gehele Rijksarchiefdienst. In de Beleids visie 2002 wil de dienst leidend zijn in de verstrek king van historische informatie, de toegankelijk heid van die informatie verhogen en verbreden, en gesprekspartner zijn in het gehele proces van ar chiefvorming. Daarbij moeten we rekening houden met de rich ting die door de politiek wordt uitgezet. In de cul tuurnota van oc&w wordt de nadruk gelegd op cultuurparticipatie. Zorg ervoor dat zoveel moge lijk burgers gebruik maken van archieven en richt je aandacht vooral op nieuwe doelgroepen. Het is voor het archiefwezen in totaliteit een uitdaging om het draagvlak in een multiculturele samenle ving te verbreden. Ook hecht de politiek sterk aan de 'toekomst van het verleden', dat wil zeggen; ont- [204] wikkeling van goede conserveringstechnieken en selectiemethodes. Tenslotte ligt er de opdracht in te spelen op nieuwe ontwikkelingen zoals de electro- nische snelweg. De Staatssecretaris noemt het heel pregnant: Kwaliteit op nieuwe wegen! Binnen deze kaders van de rad en die van oc&w richten wij ons als ara op drie belangrijke strategi sche zaken: het ara is het (inter)nationale centrum voor de bestudering van Nederlandse geschiedenis en cul tuur; het fungeert als 'nationaal geheugen' dat ter be schikking staat van burger en bestuur. het ara garandeert dat het bronnenmateriaal voor de huidige en toekomstige generaties wordt vei liggesteld; dit betekent ook dat het ara 'betrouw baar' is in acquisitiebeleid, selectiemethodiek, e.d. het ara streeft naar uitbreiding van de dienst verlening, o.a. door langere openingstijden en door '24 uurs' informatievoorziening of electronische net werken, te bereiken door 24-uurs informatievers trekking via Internet. Waar 'staat' het ara, een jaar na de reorganisatie? De reorganisatie was gericht op het vervangen van de institutionele structurering (Eerste Afde ling, Tweede Afdeling...) door een functionele structurering, gebaseerd op de kerntaken behou den, bewerken en benutten. Nu we een jaar in de nieuwe opzet gedraaid hebben, blijkt dat de func tionele indeling twee bezwaren heeft. In de eerste plaats is het soms moeilijk produkdegericht te wer ken. Wanneer er bijvoorbeeld een foto wordt be steld, behandelen bijna alle afdelingen een aspect van die bestelling. Veel te omslachtig. In de tweede plaats is in onze huidige 'platte' organisatie de 'span of control' soms te groot. We moeten dus naden ken over de vraag hoe we in onze horizontale struc turering enkele verticale produktielijnen kunnen aanbrengen om efficiënter te werken. De zoge naamde 'staande werkprocessen', zoals het traject van de genoemde fotobestelling, moeten meer pro- duktgericht worden aangepakt. Wat ik een grote verworvenheid vind is onze pro jectaanpak. Een aantal produkten is uit de afdelin gen gehaald en projectgewijs georganiseerd in di vers samengestelde projectgroepen. In de nieuwe ara organisatie zijn de reeds lopende projecten als pivot en het Deltaplan opgenomen. In 1996 be ginnen we met de projecten Nassause Domeinraad, persoonsgebonden informatie, Bataafs/Franse Tijd en Archeion. Zowel de standaardwerkprocessen (opening stu diezalen e.d.) als de projecten zijn 'klant-gericht'. Dat betekent dat al de activiteiten een beredeneerd positief effect zullen hebben voor de klanten (zowel onderzoekers, ministeries als collega's binnen en buiten de Rijksarchiefdienst). Dit is uiteraard niet iets 'nieuws'. Ook binnen de 'oude' ara organisatie was de dienstverlening gericht naar buiten, naar de klant. Door de reorganisatie hopen we deze dienst verlening te optimaliseren. Dat blijft echter men senwerk. Het is een constant leerproces. De reorga nisatie van het ara is dan ook niet op 1 oktober 1994 geëindigd, maar eerst begonnen. We hebben het nu vooral over de s en de o van het soM-model gehad. Hoe gaat het met de m van Men taliteit, dus van Mensen? Voor het slagen van een reorganisatieproces is de mentale factor vanzelfsprekend van levensbelang: geloven mensen in de strategie en de organisatie, zijn ze bereid mee te denken, enz.,enz. Je hebt me dewerkers die vanaf het begin betrokken zijn en vo lop meedoen in de voorhoede. Daarnaast heb je de mensen die de kat uit de boom kijken maar toch gemotiveerd meegaan. En natuurlijk is er de cate gorie minder enthousiasten. Het belangrijkste is dat de m niet achter raakt op de s en de o. In 1996 staat de mentale factor dan ook in het middelpunt van de belangstelling en willen we via cursussen en trainingen de motivatie en betrokkenheid vergro ten. Voor mijzelf gaat het er in essentie om dat er een goede vertrouwensrelatie bestaat en dat er een open communicatie plaatsvindt. [205

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1995 | | pagina 37