ven op verschillende plaatsen in de inventaris aan,
verspreid over vele rubrieken en subrubrieken. Dus
niet alleen sub i-a (Particuliere correspondentie),
maar ook sub i-c-1 (Correspondentie met hoffunc
tionarissen), sub ii-a (Staatkundige aangelegenhe
den), sub ii-b-4 (Overige stukken betreffende het
Huis Oranje-Nassau), sub n-c (Militaire aangele
genheden) en sub iv (het eerder genoemde 'Aan
hangsel'). Het is een indeling die tot tal van ondui
delijkheden en inconsequenties leidt, zoals uit en
kele voorbeelden moge blijken. Terwijl we de
brieven van marineofficier Von Kinckel (nr. 613)
aantreffen bij de stukken aangaande het Huis Oran
je-Nassau, is de correspondentie van zijn naaste col
lega Van Kinsbergen (nr. 623) ondergebracht bij
'Militaire aangelegenheden'. In deze rubriek zijn
ook stukken opgenomen die betrekking hebben op
de vorming van het zogeheten Hollandsch Le
gioen' in 1813/1814 (nr' 633)> maar de brieven die
de prinses hierover ontving van de Zweedse gene
raal Van Suchtelen (nr. 214), moet men zoeken bij
Wilhelmina's particuliere correspondentie. In deze
rubriek treft men bovendien verscheidene brieven
aan van hofpersoneel (o.a. nrs. 159, 274, 293) die
om onduidelijke reden geen plaats hebben gekregen
in de subrubriek 'Correspondentie met hoffunctio
narissen'. En dat terwijl deze subrubriek toch erg
ruim is opgevat. Men vindt hier namelijk niet alleen
brieven van degenen die reeds vóór 1795 in Den
Haag of Nassau voor de Oranjes werkzaam waren
en van leden van de hofhouding in ballingschap (nr.
3 67)maar óók van paleisdienaren van buitenlandse
vorsten (nrs. 364,366).
De onderverdeling van de rubriek particuliere cor
respondentie (i-a) bevat eveneens onduidelijkhe
den en inconsequenties. Zo zijn de brieven van prin
ses Wilhelmina's echtgenoot, kinderen, schoon
dochter en kleinkinderen ondergebracht bij Fa
milieleden', maar moeten we de correspondentie
van Karei George August erfhertog van Brunswijk
(nr. 104), de echtgenoot van haar dochter Louise,
onder 'Vorsten' zoeken. Hetzelfde geldt onder meer
voor de brieven van Wilhelminas moeder, prinses
Louise Amalia (nr. 78), haar oom, koning Frederik
Willem de Grote van Pruisen (nrs. 61-75 en 79-86),
en haar broer, koning Frederik Willem 11 van Prui
sen (nr. 77 en 87-89). Bij geen van de vier laatstge
noemde personen wordt overigens in de beschrij
ving van de stukken de familieband met prinses
Wilhelmina aangegeven. Wat meer toelichting ware
ook hier nuttig geweest. Trouwens, juist bij de sub
rubriek 'Vorsten' mist de gebruiker genealogische
tabellen, die hadden kunnen duidelijk maken welke
de verwantschapsrelatie tussen prinses Wilhelmina
en deze categorie correspondenten is geweest. Dit
geldt in het bijzonder voor de rijk vertegenwoordig
de Duitse vorsten, die helaas allen onder het (ana
chronistische) verzamelbegrip Duitsland zijn sa
mengevoegd. Een indeling in staten als Pruisen,
Brunswijk, Nassau, Hessen, Würtemberg etcetera
zou hier meer inzicht hebben geboden. De brieven
van de keizer Joseph 11 (nr. 93) en Frans 11 (nr. 97)
hadden dan onder 'Oostenrijk' een geschikter plaats
kunnen vinden.
Dat zoveel archiefstukken in onverwachte rubrie
ken en subrubrieken zijn beland, hangt in belang
rijke mate samen met de geringe aandacht die er is
besteed aan de identificatie van de personen van
wie die brieven en bescheiden afkomstig zijn. De
gebruiker wordt hierdoor meer dan eens op een
dwaalspoor gebracht. Zo verbaast het dat er geen
verband is gelegd tussen de brieven van de vooraan
staande Britse gezant J.H. Harris (nr. 551) en die
van lord Malmesbury (nr. 564), terwijl cih toch één
en dezelfde persoon is. Dit geldt eveneens voor
A.W. baron van Reede die blijkens de index voor
maar liefst drie verschillende personen is aange
zien. Een enkele maal blijft de identiteit van de cor
respondent verborgen doordat de vermelde initia
len gebaseerd zijn op de in de brieven in het Frans
weergegeven voornamen van de correspondenten.
Achter G. van Lynden van Hemmen uit de nrs. 600
en 604 verbergt zich bijvoorbeeld Willem baron
van Lynden van Hemmen, de burggraaf van Nij
megen, en hij is dan ook dezelfde als de in nr. 535
genoemde persoon van die naam. Het onvertaalde
Frans heeft zich overigens niet alleen aan de voor
namen gehecht. Dat De Munchhausen uit nr. 179
Von Münchhausen moet zijn, laat zich raden, maar
zou iedereen weten dat met D Athlone uit nr. 174
het Utrechtse ridderschapslid F.Chr.R. van Reede
van Amerongen, de vijfde graaf van Athlone wordt
bedoeld?
Verder zijn er grote en kleine slordigheden zoals
[184]
het verhaspelen van de geslachtsnaam D'Hangest
d Yvoy tot D'Yvoy van Hangest (nr. 363), het aan
duiden van Von Sartoris als ministerpresident in
plaats van minister resident van Brunswijk in Ber
lijn (nr. 474) en het onderbrengen van de brieven
van de bekende Russische diplomaat vorst Gallitzin
(nr. 147) in de subrubriek 'Vorsten' en dan nog wel
onder het kopje 'Polen'. Een snelle blik in de adels-
en patricaatsboekjes, in O. Schutte's diplomatenre-
pertoria of in de personenindices achterin H.T. Co
lenbranders Gedenkstukken of Johanna Nabers Cor
respondentie van de stadhouderlijke familie zou met
weinig moeite veel hebben verhelderd.
Kritiek uitoefenen op de inventaris van een zo mooi
archief als dat van de prinses Wilhelmina van Prui
sen valt deze recensent niet licht. Hem staan hier
mee echter, naast het zich naar beste vermogen
kwijten van de hem door de redactie opgedragen
taak, nog twee andere doelen voor ogen. Allereerst
wil hij ermee aantonen dat het nuttig zou zijn om
ook inventarissen, vóór publikade, ter becommen
tariëring aan externe deskundigen voor te leggen.
Uiteindelijk zal iedereen daarvan profijt hebben. In
de tweede plaats wil hij met deze recensie voorko
men dat de - naar verluidt in 1996 te verschijnen -
inventaris van het archief van prins Willem v op een
zelfde wijze zou worden besproken.
A.J. C.M. Gabriels
Domeinarchieven
rijksarchief in noord-Brabant, Onderzoeks
gids voor domeinarchieven betreffende Noord-Brabant
ca. ijoo-ip8i, 's Hertogenbosch 1993 [Rijksarchief
in Noord-Brabant, Onderzoeksgids 1], 157 blz.,
isbn 90-74376-03-7.
Een historisch onderzoeker die zich in archiefbe
waarplaatsen een weg wil verschaffen tot de bron
nen is traditioneel aangewezen op archievenover
zichten en toegangen. Via de eerste krijgt hij een
beeld van de aanwezige bestanden, zodat hij op ba
sis daarvan een selectie kan maken voor zijn onder
zoek. Daarna kan hij met behulp van algemene toe
gangen op die bestanden, variërend van plaatsings
lijsten tot inventarissen, zijn selectie verder verfij
nen. Omdat in die algemene toegangen een aantal
archiefbestanddelen, met name die van grote om
vang en diverse inhoud, slechts beknopt wordt be
schreven, kunnen tenslotte nog nadere toegangen,
zoals inhoudsopgaven, indices en analyses, zijn
speurderswerk vergemakkelijken.
Helaas gaat het pad van de onderzoeker in archieven
niet over rozen. Op voorhand wordt hij al vaak ge
confronteerd met een grote spreiding van het ar
chiefmateriaal, ook al is dat materiaal verwant of
zelfs door dezelfde instelling gevormd. Als hij vervol
gens een overzicht wil krijgen van de bronnen, moet
hij vaak stad en land afreizen om te weten of bewaar
plaatsen en bestanden nog belangrijk materiaal be
vatten. Immers, de archievenoverzichten - hoe goed
ook - zijn al verouderd op het moment dat ze gepu
bliceerd worden. Het wachten is op het moment dat
ook archievenoverzichten én toegangen overal 'on
line' raadpleegbaar zijn. In de archiefbewaarplaatsen
zelf zijn de archiefbestanden doorgaans wel op een
andere manier toegankelijk, maar varieert de kwali
teit van die toegangen sterk. Bovendien verschilt de
opzet en inhoud van toegangen op gelijksoortige ar
chieven per archiefbewaarplaats sterk. Een niveau la
ger zijn de problemen nog groter, omdat nadere toe
gangen maar zeer beperkt aanwezig zijn en het ver
vaardigen ervan een lage prioriteit heeft.
Het is dan ook belangrijk dat de archiefwereld zich
blijft bezighouden met het verbeteren van de toe
gankelijkheid van de bewaarplaatsen en de bestan
den. Zij kan echter ook op een andere manier eraan
bijdragen dat het tijdrovend speurderswerk wordt
bekort. Dat is door er voor te zorgen dat de onder
zoeker snel naar de juiste bronnen wordt geleid en
door te voorkomen dat hij onnodig veel bewaar
plaatsen, toegangen en archiefmateriaal moet door
nemen. Bepalend daarvoor is of de onderzoeker,
voordat hij het archief in gaat, een goede verbinding
weet te leggen tussen de informatie die hij zoekt en
het relevante materiaal. Als belangrijkste beheerder
van geschreven historisch materiaal is de archiefwe
reld uitermate geschikt daarbij te helpen. Veel zin
loos gereis en zoekwerk kan worden bespaard als de
vertaalslag van vraagstelling naar bronnen en ar
chieven zo goed mogelijk wordt gemaakt.
[185]