De opmars van de lokale archivistiek* B. Looper ALS IK HET GOED 8EGRUP IS DIE STAPEL DAAR DUS AL EEN HELE TUD DRINGEND,..? LAAT NU EENS ZIEN HOE OU DE DRINGENDE STUK KEN opbergt! NOU moe! nogal eenvoudig... ^hopsakee! DA'S ALWEER OPGEBORGEN KUK... IEDERE MORGEN LEG IK DE BINNENGEKOMEN POST AAN DEZE KANT VAN OE TAFEL... 'N HEEL JA.' D'R IS WERK AAN DE WINKEL... Guust Flater als archivaris. Uit: Frans Timmerhuis, Archiveren, een prak tische handleiding (Elmar b.v. Rijswijk, 1995; copyright Guust Flatercar toons) 'Er is een Archiefwet, er is 'archivistiek' en er is het echte leven'. Zo zou de teneur van dit artikel kunnen worden aangeduid. De auteur, stadsarchivaris van 's-Hertogenbosch, gaat in op de relatie tussen theorie en praktijk op lo kaal niveau. Het gaat daarbij vooral om de werking van de wettelijke over brengingstermijn. Dit 'leerstuk' is één van de fundamenten van het archief wezen maar tegelijkertijd is het ook zeer arbitrair. Als de termijn zonder veel principiële bezwaren teruggebracht kan worden van 50 naar 20 jaar, waarom dan ook niet naar 15,10, 3 of 1 jaar? WEL... DAT SCHUIFT IEDERE DAG OP- De conclusie is dat de overbrengingstermijn veel te centraal staat in de organisatie van het archief wezen. De wettelijke overbrengingstermijn is al leen van belang als middel om openbaarheid te ga randeren; alle organisatorische aspecten - relatie met de registratuur, scheiding beheer en toezicht op beheer - moeten worden losgekoppeld van de starre termijn en moeten via de Archiefwet worden 'geflexibiliseerd'. Moderne ontwikkelingen in in formatietechnologie en informatiebeheer zetten de overbrengingstermijn als 'organiserend princi pe' buiten spel, zowel op gemeentelijk als op Rij les niveau. Inleiding Het is het thema van de jaren '90 en het is al vaak gezegd: ontwikkelingen in de informatietechnolo gie zullen in zeer snel tempo de archiefwereld ver anderen. Het gaat dan niet in de eerste plaats om de manier waarop archiefdiensten zelf met automa tisering omgaan, maar vooral om de wijze waarop de archiefvormers nieuwe technologieën toepassen ten behoeve van hun informatievoorziening. Een effectief en efficiënt behoud en beheer van digitale informatie is de grote uitdaging voor het moderne archiefwezen. De oude vertrouwde begrippenka ders zijn niet meer toereikend om vat te krijgen op de in netwerken en over beeldschermen voorbij flitsende informatie.1 Een tweede exogene factor die de archiefwereld in grote mate beroert is de enorme aanwas van overheidsarchieven - het is ook al zo vaak gezegd! Hoe moet een ingrijpende maar ook verantwoorde selectie van dit materiaal plaatsvinden? Informatietechnologie en selectiemethodiek zijn zaken die het archiefwezen op mondiale schaal beïnvloeden. Nog jarenlang zullen archivarissen op congressen en in publikacies hun theorie bijscha ven en vernieuwen om de genoemde problemen goed te kunnen definiëren. Maar ondertussen is er ook de steeds veranderende praktijk. Daartussen, tussen theorie en praktijk, balanceert de eenvoudi ge archivaris. In deze bijdrage heb ik geprobeerd mijn eigen positie in dat spanningsveld wat scher per in beeld te krijgen. Laat ik, om mijn lokale po sitie goed te kunnen bepalen, eerst nog enkele zij paden bewandelen. Zijpad 1: de grenzen van de archivistiek Het zijn roerige, maar vooral ook boeiende tijden in de archiefwereld. Ontwikkelingen en discussies in het vak zijn misschien nog nooit zo enerverend geweest als juist nu. De grenzen van bepaalde ter reinen van de archivistiek - ik kom daarop terug - lijken bereikt en het is de vraag of ze verlegd moe ten en kunnen worden. Vroeger - ik bedoel dan de periode tot circa 1950 - richtten archivarissen zich in de eerste plaats op de oude archieven. Met een handjevol richtlijnen en vuistregels - want zo zou men in een brutale bui de Handleidingvan Muller, Feith en Fruin kunnen noemen2 - was daar wel uit te komen. Bepalend voor een succesvolle inventari satie was niet zozeer de archivistische basis, maar vooral het historisch-institutionele onderzoek naar de archiefvormende instelling. We mogen - al weer in een brutale bui - poneren dat de theoretische ontwikkeling van de archivistiek vanaf het begin van deze eeuw nauwelijks meer is geweest dan het voortdurend weer actualiseren van de aloude vuist regels van het beroemde driemanschap ten behoeve van nieuwe of herontdekte archieven (twintigste- eeuwse dossierarchieven, familie- en bedrijfsar chieven, e.d.). Maar, nogmaals, het ging toch in de eerste plaats om de oude archieven en van optrek kende bewegingen naar de grenzen van het territo rium was nauwelijks sprake. De belangrijkste grens was en is die tussen oud ar chief en dynamisch archief tussen archiefwezen en administratie. Vroeger werd die grens niet verkend omdat de weg ernaartoe leidde door een grauw en saai niemandsland: het semi-statisch archief. In Europa, in de 'oude wereld', waar de archivaris in belangrijke mate het produkt is van de negenden- de-eeuwse Romantiek, kwam pas laat het besef dat niet alleen moderne archieven, maar vooral ook moderne archiveringsprocessen noodzakelijkerwij ze tot het terrein van de archivistiek gerekend dien den te worden. Enkelen zagen rond het midden van deze eeuw met schrik de sterk in omvang toe- [i75]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1995 | | pagina 22