een institutioneel onderzoek. Belangrijke begrip pen zijn hierbij: actor, handeling en typering van de fase van de handeling. De actor is meestal de be treffende minister, maar het kan ook een autonoom semi-overheidslichaam, zoals een college of een commissie, zijn. Als bronnen gebruikt men niet al leen wet- en regelgeving, maar ook niet-normatieve bronnen zoals jaarverslagen en beleidsnota's en een enkele keer een monografie. Een institutioneel onderzoek vormt weer het fundament voor een basisselectiedocument dat voor de bewerker van het archief als leidraad moet dienen. De selectie zelf is echter verantwoordelijkheid voor het betreffende Rijksorgaan, pivot kan en wil wel ondersteunen bijvoorbeeld door het aan bieden van een bewerkingsplan. Een deel van de werkzaamheden zoals het maken van de basisselec- tiedocumenten (bsd's) en de bewerkingsplannen wordt uitbesteed aan particuliere archiefbureaus. Na bewerking worden de archieven naar de Rijksar chiefdienst overgebracht en zijn zij in principe openbaar. Met de aldus bewerkte archieven kan het handelen van de overheid 'in hoofdlijnen, dit mede in relatie tot haar omgeving, worden gerecon strueerd'. Een institutioneel onderzoek kan ook het funda ment vormen voor een archiefinventaris en een or deningsplan. Hoewel er een eeuw ligt tussen het eerste Neder landse archivistische handboek en de publikaties van pivot, is er toch enige gelijkenis. Beide hebben dezelfde pretentie en die gaat ver: er moet een nieu we koers komen niet alleen ten aanzien van de selec tie, maar ten aanzien van het gehele archiefbeheer. De medewerkers van pivot zien de archivaris van de toekomst het liefst als een luchtverkeersleider; hij leidt de vlucht en veilige landing van te bewaren gegevensbestanden.5 Als basis dient een nieuw con cept dat met veel verve naar voren wordt gebracht. Tussen de regels door valt te lezen dat alle archiva rissen zich hier aan zouden moeten houden. Geen wonder dat zowel Muller c.s. als de bedenkers van de pivoT-methode met hun pleidooien discussie losmaken. Wat men ook van pivot moge denken, vast staat dat dit in Nederland de eerste serieuze poging is om met behulp van een theoretisch concept het pro bleem van de zeer omvangrijke twintigste-eeuwse archieven aan te pakken. Zonder pivot had de Rijksarchiefdienst aan de kant gestaan. De actie heeft de mensen ook aan het denken gezet; tot voor kort ging een discussie over vernietiging nog over stukken, nu wordt er gesproken over gegevensbe standen en hele archieven. Een bijkomend voordeel van het centraal stellen van de handelingen is dat vastgesteld kan worden welke neerslag er behoort te zijn. Tijdens de bewer king blijkt dan welke stukken er niet meer zijn als gevolg van slecht beheer of doordat zij moedwil lig zijn verwijderd/vernietigd. Een zwakke plek in het project is het gegeven dat het uitvoerende werk gedaan wordt op en door de departementen zelf. Als deze, bijvoorbeeld om kosten uit te sparen, hiervoor onvoldoende onderlegde krachten inzetten, dan kan er nog heel veel mislopen. 2 Advies nr. 436 van de Rijkscommis sie voor Archieven (RCA) Met nadruk stelt de rca dat dit advies niet over pivot gaat, maar over de selectie in het algemeen. Dat neemt niet weg dat het stuk voortborduurt op de ideeën verwoord in de door prof dr R Klep ge schreven nota van de commissie uit 1992.6 Beiden documenten willen een andere, betere selectie. Geconstateerd wordt dat uit de vele reacties uit het veld is gebleken dat het culturele belang van ar chieven dient te worden opgewaardeerd. 'Cultuur historie' mag geen restcategorie worden, wat nu wel dreigt. Bij de selectie moet het materiaal gewaar deerd worden vanuit drie belangen: de administra tie, de recht- en bewijsvoering en het cultuurhisto rische belang. Dit laatste omvat niet alleen het we tenschappelijk historisch onderzoek, maar ook onderzoek verricht door journalisten, genealogen en cultuurparticipatie in het algemeen. Deze belan gen zijn niet aan elkaar ondergeschikt, maar alle even zwaar. Naast deze zogenaamde parallelle selec tie pleit de rca voor intersubjectiviteit bij de bepa ling van de selectiecriteria. Dit zou vorm moeten krijgen in het aantrekken van deskundigen, min- [166] stens één per belang, die de partijen tijdens het drie hoeksoverleg moeten adviseren. De ontwerp-selec- tielijsten zouden ter visie moeten worden gelegd. Verder pleit de rca voor een evaluatie van de prak tijk van de selectie en wil zij vrijheid van keuze bij de opzet en indeling van de bewaar/selectielijsten. De duur van de lijsten moet aan een tijdslimiet wor den gebonden. Advies 436 roept bij mij een paar vragen op. Er kan op deze wijze gemakkelijk een ingewikkelde en tijd rovende procedure ontstaan. Intersubjectiviteit is bedoeld om de subjectiviteit van de individuele on derzoekers te neutraliseren. Het aantrekken van meerdere experts kan echter leiden tot evenzovele zinnen met als mogelijke gevolgen conflicten of een patstelling. Het streven van pivot naar een snelle en goedkopere selectiemethode wordt dan een illu sie. Overigens is het idee om experts te betrekken bij de waardering van de informatie niet nieuw. De Amerikaanse archivist Schellenberg was hier 40 jaar geleden al een voorstander van. Het ontwerp-ar- chiefbesluit maakt het mogelijk deskundigen van buiten in te schakelen.7 Het voorstel om de wer kingsduur van de lijsten aan een tijdslimiet te bin den is eveneens zinvol. Ook de praktijk van de se lectie mag best eens onder de loep genomen wor den. Wanneer we beide stukken naast elkaar leggen, mo gen we constateren dat de partijen op afstand met elkaar communiceren, maar dat zij elkaar nog niet gevonden hebben. Zo wil de rca een 'werkelijk cul turele selectie die wezenlijk semantisch is' en zet zij zich af tegen de pragmatiek; het gaat haar om de se mantiek van de informatie.8 De rca doet echter een belangrijke concessie: de parallelle selectie is al leen nodig bij bestanden die 1 zeer omvangrijk zijn, 2 die op grond van het administratieve criterium vernietigd mogen worden, 3 waar de verhouding overheid - burgerij nadruk kelijk aanwezig is en 4 die informatie bevatten die niet reeds in andere bestanden te vinden is. 'Handelend optreden' reageert niet op de ideeën van de rca, maar in voetnoot 27 wordt wel mede gedeeld dat bij handelingen die routinematig van aard zijn en die veel gegevens omvatten in de toe komst waarschijnlijk een informatieonderzoek zal plaatsvinden om te zien of zij niet toch bewaard moeten worden. Een belangrijk verschil tussen beide benaderin gen blijft dat pivot ernaar streeft het handelen van de overheid in hoofdlijnen reconstrueerbaar te houden. Deze doelstelling gaat heel wat minder ver dan wat de rca wil. Zij ziet archieven als bronnen voor de totale maatschappelijke ontwikkeling in al zijn facetten.9 Zij acht het de taak van de overheid om de ontwikkeling van de samenleving te docu menteren waarbij de uitvoering van deze taak in het bijzonder aan de archivarissen dient te worden toevertrouwd. Onderzoekers kunnen daarbij advi seren. Maar dan nog blijft de onderzoeker kijken door de gekleurde bril van de overheid die haar ei gen belangen, haar eigen bedrijfscultuur en haar ei gen posities heeft. Deze eenzijdige belichting kan gecorrigeerd worden door andere bronnen te ge bruiken bijvoorbeeld archieven van particulieren en bedrijven. Het is dan ook opmerkelijk dat de rca met geen woord rept over archieven uit de par ticuliere sector. Deze zijn (en blijven voorlopig) vo gelvrij en hier is de onderzoeker volledig afhanke lijk van het toeval of de goede wil van de bedrijfslei ding.10 3 Institutioneel onderzoek naar de gezondheidszorg Toenemende overheidsinvloed Vanaf 1992 heeft pivot een groot aantal rapporten gepu bliceerd met de resultaten van institutioneel onder zoek. Sommige beleidsterreinen zoals defensie zijn al grotendeels geanalyseerd. Over landbouw en economische zaken is tot op heden nog niets gepu bliceerd, maar hieraan wordt wel gewerkt. Het on derzoek naar de gezondheidszorg is nagenoeg vol tooid. Tot aan de Tweede Wereldoorlog waren de bemoei enissen van de overheid met de gezondheidszorg beperkt. Dit is goed te zien bij de bouw van zieken huizen. Tot 1944 bestond er nauwelijks regelgeving [167]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1995 | | pagina 18