steller is daar vrij willekeurig mee omgesprongen.
Als er zeer veel literatuur opgesomd wordt, wordt
de indruk gewekt dat de literatuurlijst uitputtend
is en dat is de lijst niet (terecht staat Van Deursens
Bavianen en slijkgeuzen in de literatuurlijst, maar
zijn 'Kopergeld' tref ik niet aan. Ook de waarde
volle bijdragen van G. Schutte over het 'calvinisti
sche' Nederland worden niet vermeld). Bovendien
kom je boeken en artikelen tegen op plaatsen waar
de raadpleger van de handleiding ze niet verwacht.
Per paragraaf is een literatuurlijst opgenomen en
achterin de gids bevindt zich een zeer lange litera
tuurlijst waarin soms wel en soms niet de literatuur
wordt vermeld die na de afzonderlijke paragrafen
reeds werd vermeld.
De doelgroep waarvoor de handleiding is geschre
ven is niet geheel duidelijk. De handleiding is uit
gegeven door het Centraal Bureau voor Genealo
gie. Kennelijk heeft men de genealoog voor ogen
gehad, maar het boek is, indien we op de titel af
gaan, ook bedoeld voor een ieder die onderzoek
wil doen in protestantse kerkelijke archieven.
Worden nu alle protestantse kerken onder de
loep genomen? Dat is niet het geval. Voor de gene
aloog zijn de archieven van de gereformeerde ker
ken (vrijgemaakt) niet bijster interessant, gewoon
omdat de kerkgenootschap 'jong' is, en derhalve
weinig te bieden heeft voor de stamboom. Maar is
het niet ter sprake komen van dit kerkgenootschap
terecht? Van Booma richt zich toch niet alleen op
de genealoog! Het vijftig jarig bestaan van de vrij-
gemaakt-gereformeerden is voor menig onderzoe
ker en geschiedvorser juist aanleiding geweest om
in deze jonge archieven te duiken en de figuur van
K. Schilder boeit menigeen. Het criterium van
Van Booma, 'de archieven zijn thans nog nauwe
lijks van belang', lijkt daarom niet steekhoudend.
Een overstapje van Calvijn naar Luther: in de
beschrijving van de Evangelisch-Lutherse Kerk
miste ik de zo belangrijke 'filiaal-gemeente'. Zo
werden luthers Heusden en Zaltbommel 'bediend'
door de Evangelisch-Lutherse gemeente van 's-
Hertogenbosch. In het archief van luthers Den
Bosch bevinden zich dan ook veel gegevens over
het functioneren van de gemeenten Zaltbommel
en Heusden. In het laatste stadje werd uiteindelijk
een zelfstandige gemeente met een eigen predikant
en kerkgebouw gesticht. Nu ik in Brabant ben be
land: het 'Echtreglement' wordt wel genoemd,
maar het 'Echtreglement voor Bataafs-Brabant
van 1796 niet. In de indrukwekkende index van
ruim 40 pagina's kom ik jammergenoeg geen
'Echtreglement' tegen.
Nu weet ik wel: je kunt niet alles uitputtend be
handelen, maar deze handleiding wekt echter wel
die indruk, omdat er ontzaglijk veel gegevens in
staan. Vele archieven zijn er niet meer. Zo deelt
Van Booma mee dat het archief van de hervormde
kerkvoogden van Lexmond verbrand is evenals dat
van hervormd 's-Gravenmoer. Maar waarom ver
meldt Van Booma niet dat de koster van een dorp
in de Bommelerwaard gewoon was de potkachel in
de kerk aan te maken met archivalia? Het register
verwijst evenzeer naar allerhande wetenswaardig
heden die de auteur in de loop der jaren aangetrof
fen heeft in de acta, kerkvoogdijrekeningen en col-
lecteboeken. Wil de onderzoeker iets weten van
'hennepkoeken' of 'schotschietende huizen' en de
relatie tot de protestantse kerken: het staat er in.
Maar waarom dan geen vermelding over de op
brengst van de accijns op de 'gebrande wijnen
waaruit de Zaltbommelse gereformeerde predi
kanten werden betaald. Echter een onderzoeker zal
Van Booma's boek niet uit de kast nemen om meer
te weten over 'gebrande wijnen brandstichtende
kosters en 'hennepkoeken'! Er moet toch een mid
denweg te vinden zijn tussen wat er vermeldt dient
te worden uit datgene wat in de loop der vele jaren
werd aangetroffen en wat dienstig is voor een on
derzoeker die systematisch te werk wil gaan.
Niettemin, ondanks de bezwaren die er aan dit
werk kleven (en die wellicht door een andere
vormgeving ten dele konden worden opgeheven!),
kan de 'Handleiding' niet gemist worden in de
handbibliotheek van onze archiefdiensten, al was
het alleen maar om te laten zien wat een onderzoe
ker niet allemaal kan aantreffen in kerkelijke ar
chieven. Of was dat tenminste een der motieven
tot het schrijven van deze handleiding? Daarin is
Van Booma zeker geslaagd: kerkelijke archieven
zijn enorm rijk en vertellen veel over het dagelijks
leven van onze voorouders
Er volgt nog een afzonderlijke gids voor onder
zoek in de archieven van rooms-katholieke instel
lingen, zo deelt de auteur mee. De onderzoeker zal
[54]
zeker ook benieuwd zijn naar het erfgoed dat ons
door het jodendom en de islam wordt/werd over
geleverd!
Van een geheel andere opzet is de door het Rijksar
chief in Utrecht uitgegeven tweedelige Gids voorde
studie van Reformatie, Contra-Reformatie en Katho
lieke Herleving in Utrecht, 1700-1700. Het betreft
hier een overzicht van de bronnen die verscholen
zitten in ruim 130 archieffondsen' die reeds geïn
ventariseerd zijn en bewaard worden in het Rijks
archief in Utrecht.
Een uitgebreid rubriceringsstelsel dient de on
derzoeker sneller op het spoor te zetten. Wanneer
deze meer wil weten over 'Classicale visitaties',
'Koorgebed en Liturgie' of de 'Nadere Reformatie'
behoeft de onderzoeker niet meer de inventaris of
plaatsingslijst door te nemen van de archieven van
de Classis Amersfoort, de Baronie van Ysselstein of
het familie-archief Van Westrenen. Maar er schuilt
een adder onder het gras. Notulen van de diaco
nie van hervormd Vleuten of de acta van de Clas
sis Utrecht zijn niet doorgenomen. De gids ver
wijst naar afzonderlijke stukken! De samenstellers
schenken ruime aandacht aan de Leef-, Denk- en
Gevoelswereld (het mentale kader), waar rubrie
ken in voorkomen als 'a-socialen; rovers; vagebon
den enz. (dat a-socialen begrijp ik niet of is iedere
a-sociaal' een rover?), devotionalia en zelfs 'culi
naire recepten'. De rubriek Nadere Reformatie is
kennelijk van een andere orde dan rubriek Voetius,
waarin naast Lodensteijn ook de term 'piëtisten'
valt. Maar, een kniesoor die daar op let.
De uitgebreide index op persoonsnamen wijst
mij er op dat Voetius twee maal voorkomt in de
gids. Nu betreft het hier stukken over het conflict
tussen Samuel Maresius en Gisbertus Voetius dat
zijn oorsprong vond in de toetreding van gerefor
meerden tot de Onze Lieve Vrouwe Broederschap
te 's-Hertogenbosch. De stukken betrekkelijk het
conflict Voetius - Maresius bevinden zich in ru
briek 7 (Leef-, Denk- en Gevoelswereld) sub.
7.5.Z.4.2. 'Professoren' en sub. 7.3.3.2. 'Voetius,
Lodensteijn en andere piëtisten' en verwijzen naar
het archief van de Provinciale Synode van Utrecht.
Helaas voor de Voetiaan: slechts twee maal en ook
nog dezelfde stukken in een archief waar de Voeti
aan ze al verwachtte. En Lodensteijn? Die wordt
wel in een rubriek genoemd, maar er is geen ver
wijzing naar, helaas.
En nu wil ik weten in welke archieven zich iets
bevindt over tovenarij. Dat is niet veel moeilijker:
er is een index op de rubrieken die wat betreft tove
narij verwijst naar de rubrieken 7.7.1. 'Toverkunst
en hekserij en 7.7.1.2. 'Heksen, tovenaars en spo
ken; spookverschijnselen'. De oogst is alleen ma
ger, net als bij Voetius.
Hoewel de indices betrouwbaar zijn is déze gids
nu bij uitstek geschikt om op diskette uit te geven!
F2, Hekserij, F2, niet waar? Bovendien is het ge
woon onhandig werken: twee dikke delen en in
deel 2 de indices.
Niettemin is het smullen geblazen voor kerk- en
mentaliteitshistorici en een aanwinst voor de beoe
fening van de kerkgeschiedenis in de provincie
Utrecht, want ook de archieven van de hervormde
gemeenten in de Classis Amersfoort en (Rhenen-)
Wijk en de Classes Gouda en Amsterdam (voorzo
ver zich de gemeenten nu in de provincie Utrecht
bevinden) zijn meegenomen. Jammer dat er geen
archieven zijn doorgeploegd uit het nevenstaande
depot van het Gemeentearchief van Utrecht. Zo
blijkt het toch geen compleet overzicht te zijn van
de provincie. Over Voetius had ik dan meer gevon
den dan de enkele stukken over een conflict dat in
's-Hertogenbosch is begonnen. Maar in het Ge
meente- en Rijksarchief in Utrecht wordt alles an
ders, heb ik begrepen.
Aart Vos
[55]