Leiden zich bezig met de delicten in Leiden en
naaste omgeving. Als gevolg van de reorganisatie
van het rechterlijk bestel was er na 1811 een onder
scheid tussen delicten en misdrijven. Om een ver
gelijk van de correctionele vonnissen met de voor
het tijdvak 1533-1811 reeds eerder bewerkte cri
minele vonnisboeken mogelijk te maken, werd in
principe de opzet van het toen ontwikkelde data-
systeem aangehouden.11 De correctionele zaken
van na 1811 liepen echter niet parallel aan de cri
minele zaken van voor die tijd. Voor wat de mis
drijven betrof werd in deze zaken door het Hof van
Assisen vonnis gewezen. Dit college sprak recht in
een groot deel van het toenmalige Zuid-Holland.
Om de bestudering van voor en na 1811 zo uitput
tend mogelijk te maken werd besloten tevens de
vonnissen van dat Hof te teegankelijk te maken. In
het laatste geval beperkt men zich overigens niet
enkel tot de Leidse zaken maar worden alle vonnis
sen meegenomen zodat dit datasysteem voor een
groot gebied interessant zal zijn.12
Zoals hierboven al werd opgemerkt werd in het
Data-invoer project criminele vonnissen Leiden
voortgebouwd op de indicering van de criminele
vonnisboeken van Leiden (1533-1811). Na publi
catie in 1977 werd dit materiaal alsnog machine
leesbaar opgeslagen. Omdat het initiatief hiertoe
destijds vanuit de wetenschappelijke (sociaal-his
torische) kant kwam en de belangstelling vooral
statistisch gericht was, werd het databestand toen
zeer sterk gecodeerd opgeslagen. Een aantal gege
vens werd daardoor min of meer gestandariseerd in
een gecodeerde vorm opgeslagen (zoals beroepen).
Daarna hebben ponstypisten deze in digitale vorm
omgezet. Dit is nu een geheel in onbruik geraakte
vorm van data-invoer. Bij het huidige project wor
den de gegevens daarom daarentegen rechtstreeks
met de bron naast de computer ingevoerd.
Hierbij was volgens Tjalsma echter sprake van
een zeker spanningsveld tussen de eisen van het ar
chief en de eisen van de wetenschap ten aanzien van
het invoeren van gegevens. Een statische bewerking
van gegevens veronderstelde vaak het coderen daar
van (problem-oriented), terwijl een archiefdienst
meestal meer in de letterlijk weergave van het oor
spronkelijke document is geïnteresseerd (source-
oriented). Om die reden werden en worden deze
gegevens zo ingevoerd dat ze te zijner tijd enerzijds
raadpleegbaar zullen zijn op de studiezaal van het
Leids Gemeentearchief (vooral voor genealogen die
op persoonsnamen zoeken), maar anderzijds ook
compatible' zullen blijven met het eerder gevorm
de bestanden, die allereerst voor wetenschappelij
ke statistische analyses, vooral op het terrein van de
sociale en strafrechtsgeschiedenis, werden aange
maakt. Daarom worden de gegevens zo gestandari
seerd mogelijk opgeslagen, hetgeen ook het code
ren daarvan met zich meebrengt.
Daarvoor kon het nhda teruggrijpen op het
oude computerprogramma van de criminele von
nisboeken. Er is voor het invoerprogramma een
dusdanige gegevensstructuur ontworpen dat de
gegevens met voornoemd bestand vergelijkbaar
blijven, maar dat er tevens van de huidige, ruimere
data-invoermogelijkheden gebruik kan worden
gemaakt. Later zal er nog een apart raadpleegsys-
teem moeten worden gecreëerd.13
Tenslotte ging Tjalsma nog in op de rol van het
nhda bij de opslag en de raadpleging van deze da
ta en van historische in het algemeen. Het behoort
tot één van de hoofdtaken van het nhda om histo
rische bestanden te archiveren, die door middel
van de computer zijn aangemaakt. Daarbij zorgt
het nhda ervoor dat al haar bestanden tijdig naar
mogelijk nieuwe systemen worden omgezet om
daarmee een blijvende bruikbaarheid te garande
ren. Deze bestanden kunnen door anderen onder
bepaalde voorwaarden geraadpleegd worden, het
geen hen veel extra werk kan besparen.
H.J. Ph. G. Kaajan
Noten
1 Het betrof hier het onderzoek van
S. Faber, waarvan de resultaten
voor een belangrijk deel zijn te vin
den in: S. Faber, Strafrechtspleging
en criminaliteit te Amsterdam, 1680-
1811. De nieuwe menslievendheid
(Arnhem, 1983). Verder door hem
samen met H. A. Diederiks en
A. H. Huussen jr. gedaan onder
zoek naar de strafrechtspleging in
[236]
de Republiek en het onderzoek
van A. HHuusen j r. naar de
rechtspraak van het Hof van Fries
land. Deze resulteerden in ver
schillende publikaties. Raadpleeg
hiervoor de literatuuropgave in:
H. A. Diederiks, S. Faber,
A.H. Huussenjr., Strafrecht en
criminaliteit (Cahiers voor lokale
en regionale geschiedenis;
Zutphen, 1988),
z Deze grafiek was gebaseerd op
de onderzoeksresultaten van
W. F. H. Oldewelt, 'De zelfkant
van de Amsterdamse samenleving
en de groei der bevolking (1578-
179 5- Tijdschrift voor Geschiede
nis77 (1964) 39-56, en de in
noot 1 genoemde dissertatie van
Faber. De gegevens voor de perio
de 1811-1952 berusten op tellin
gen, terwijl de gegevens voor de
periode 1953-1989 uit schattingen
bestaan.
3 Deze bereking geschiedt met be
hulp van de door Zehr ontwikkel
de Theft-Vilence Ratio (tvr). Zie:
H. Zehr, Crime and development of
modern society; patterns of crimina
lity in nineteenth century Germany
and France (London, 1976), 120
e. v. Zie voor de toepassing hiervan:
J. E.A. Boomgaard, Misdaad en
straf in Amsterdam. Een onderzoek
naar de strafrechtpleging van de
Amsterdamse schepenbank 1490-
1992 (Zwolle-Amsterdam, 1992),
I3I-I35-
4 C. Streefkerk, 'Van verboden naar
geboden toegang' in: Archieven
gesloten of... ontsloten. Symposium
[gehouden op]3 september 1993 ter
gelegenheid van het afscheid van dr.
A.J. Kolk er H a a riem: Provinciale
Archiefinspectie van Noord-
Holland, 1993) 13-20. Zie voor
samenvatting en discussie:
Marianne Loeff: Kroniek 2, in:
nab, 97 (1993) 318-320; 320.
5 S. Faber, 'Rechterlijke archieven en
vernietiging. Een voorstel voor
nieuwe regels', nab, 96(1992) 49-
54. Idem, 'Rechterlijke archieven
en vernietiging. Aflevering 2: per
manent commissoriaal', nab, 98
(1994) 83-85.
6 In 1980 verscheen een dergelijke
toegang voor een kortere periode
op het archief van het Hof van
Utrecht. Zie: F. Doeleman, Lijst
van civiele rechtszaken voor het
Hof van Utrecht waarvan de proces
stukken in het archief van het Hof
zijn bewaard gebleven: 1930-1630
(Utrecht: Rijksarchief in Utrecht,
1980) (Reeks Toegangen van het
Rijksarchief in Utrecht, nr. 1).
In noot 1 merkt deze op dat het
volgens het moderne procesrech
telijke begrip doorgaans om
'half'dossiers gaat, daar er geen
kopieën van de conclusies van de
wederpartij aanwezig zijn.
7 Rijksarchief in Zuid-Holland
(razh), Archief van het Hofvan
Holland, Zeeland en West-Fries
land, 1428-1798, en Hofvan
Justitie, 1798-1811, inv.nrs. 4271-
4453
8 razh, Archief Hof van Holland,
inv.nrs. 5935-5938, 5943.
9 Zie voor het onstaan van het
nhda: P. K. Doorn, R. van Horik,
M. Balkestein, R. M. van der
Zwan, 'Digitaliseren en ontsluiten
van historische bescheiden. Erva
ringen van het Nederlands Histo
risch Data Archief', nab, 97
(1993) 154-170; 155-158.
10 Zie voor literatuur over deze
colleges: M.W. van Boven, De
rechterlijke organisatie ter discussie.
De geschiedenis van de wetgeving
op de rechterlijke organisatie in de
periode, 1993-1811 (Nijmegen,
1990) (Rechtshistorische Reeks
Gerard Noordt Instituut, nr. 18),
t.a.p. Bewerkt worden: razh,
Archief van de Rechtbank van
Eerste Aanleg te Leiden, 1811 -
1838, inv.nrs. 1-18 en razh,
Archief van het Hof van Assisen in
het departement van de Monden
van de Maas, later in het Zuider
kwartier van Holland,1811-1838,
inv.nrs. 1-49. Zie vooronderzoek
in het archief van het Hof: Sibo
van Ruller, 'De rechtspraak van
het Zuidhollandse Hofvan Assisen
(1811-1838)' in: Sjoerd Fabere.a.
(ed.), Criminaliteit in de negentien
de eeuw (Hollandse Studiën nr. 22:
Hilversum, 1989) 13-24.
11 ga Leiden, Het oude rechterlijke
archief van Leiden, inv.nr. 3
(68 delen). 'De criminele vonnis
boeken van Leiden, 1533-1811',
Rijnland. Tijdschrift voor sociale
genealogie en streekgeschiedenis voor
Leiden en omstreken, bewerkt door
H. M. van den Heuvel; meteen ten
geleide van W. Downer, 14-15
(1977-1978).
12 Zie voor een eerdere studie op dit
terrein: J. van Haastert m.m.v.
S. FaberJustitie in Breda (1811-
1838). Beschouwingen bij de correc
tionele vonnissen van de Rechtbank
van eerste aanleg te Breda (1811-
1838) en de criminele vonnissen van
de Hoven van Assisen te Antwerpen
(1811-1838) en 's-Hertogenbosch
(1811-1838) (Amsterdam, 1984).
Het in deze alinea opgenomen in
stitutionele verhaal is een inlas in
het betoog van Tjalsma. In feite
was het tijdens de discussie een na
dere toelichting van drs R. C.J. van
Maanen op het project.
13 Uitgebreid over het project:
nhda Nieuws, 4 (winter 1992-
1993) 5-
[237]