Digitale taal Archiefterminologie in het informatietijdperk Peter Horsman kvan studiedagen november 1993 De mening dat bij ieder woord een definitie behoort, die het 'wezen' onthult van datgene wat met het woord aangeduid wordt, komt al voor bij Aristoteles. De opvatting is verouderd en onvruchtbaar: een woord heeft de betekenis die wij er aan hechten, binnen een bepaald taalgebruik (algemeen taalgebruik, wetenschappelijk taalgebruik enz.), en dat is alles. Willem Frederik Hermans, 'Wittgenstein's levensvorm', Het Sadistisch Universum (Amsterdam 1964) 156. Het verschijnsel 'machineleesbare gegevens' (mlg's) plaatst de archivaris voor een groot aantal praktische, organisatorische problemen. Dat is duide lijk. Maar beïnvloedt de digitalisering van informatie ook op fundamentele wijze het archivistische begrippenapparaat? Tijdens de KVAN-Studiedagen in Den Haag in november 1993, bogen Peter Horsman, hoofd informatie voorziening van de Rijksarchiefdienst, en Arnold den Teuling, provinciaal inspecteur der archieven in Groningen, Friesland en Drenthe, zich over deze vraag. In de twee volgende bijdragen in dit nummer van het nab kunnen we nog eens kennisnemen van hun opvattingen. Inleiding Zal de archiefterminologie fundamenteel verande ren door mlg's? Dat was het thema van één van de rondetafel-discussies op de KVAN-studiedagen van november 1993. Zoals niet ongebruikelijk verschil den beide inleiders, drs A.J.M. den Teuling en schrijver dezes, niet alleen min of meer van mening, maar kwamen de centrale vragen achteraf onvol doende uit de verf. Het eerste was de bedoeling, het laatste niet; die vragen betreffen de stabiliteit van de archivistiek en verdienen het derhalve besproken te worden.1 Terminologie, dat is de taal waarvan vakgenoten zich bedienen wanneer zij beroepshalve spreken. Archi vistische terminologie is dus een vervoermiddel om gedachten, ideeën en concepten over de archivistiek uit te drukken. De archivistiek zelf dreigt te verande ren, in elk geval staan de centrale noties opnieuw ter [118] discussie, nationaal en vooral internationaal.2 De ar chivistiek verandert door verschillende, onderling verbonden oorzaken, waarvan de selectieproblema tiek en de informatisering van de administratie de belangrijkste zijn. De veranderingen raken het hele vak: grondslagen, methoden en bijgevolg de termi nologie. Ik beperk me hier in hoofdzaak tot de terminolo gie, de samenhang met de overige elementen is on derhuids aanwezig: immers nieuwe concepten vra gen om nieuwe namen, nieuwe methoden moeten verklaarden beschreven worden. Terminologie is dus de kern van een vaktaal, het be grippenapparaat waarmee een beroepsgroep (of we tenschap) communiceert met zichzelf en met de om geving. Zo'n eigen beroepstaal is een symbool van professionaliteit, ze verschaft de groep een eigen identiteit en geeft haar een veilig gevoel. Klantge richt is die vaktaal zelden. Dat geldt niet alleen voor archivarissen, maar ook voor politieagenten, spoor wegmensen, aannemers of bestuurskundigen.3 Een vaktaal kan ook niet altijd klantgericht zijn en de sprekers moeten dan ook wel eens een beroep doen op het aanpassingsvermogen van de luisteraar. Een archivaris kan het nu eenmaal niet helpen dat de ad ministratie van wie hij3 het archief overgenomen heeft, een eigen taalgebruik kende met een dikwijls onvertaalbare betekenis van woorden. Een vidimus 'is een vidimus, en wie die term niet kent, moet hem maar opzoeken. Vaktalen nemen stukken over van verwante gebie den, of het nu beroepstalen of wetenschapstalen zijn. Het jargon van de archivaris bestaat voor een groot deel uit (verouderde) administratieve begrippen; niet verwonderlijk, want een archivaris is nu eenmaal specialist in oude administraties. Hij volgt op enige afstand de ontwikkelingen in de administratie. Bij het ordenen en beschrijven is die afstand wat groter dan bij inspectie. Veranderingen in de administratie, zoals door toepassing van informatietechnologie, beïnvloeden dan ook op den duur de archieftermi nologie. Voor een deel is de archivistische vaktaal gecodifi ceerd in het Lexicon van Nederlandse Archieftermen. De kern van het Lexicon bestaat uit termen ten dien ste van het beschrijven, de koningin van het archivis tische slagveld. De meeste van die termen zijn af komstig uit de administratie en de diplomatiek. Zo langzamerhand zou de vraag kunnen rijzen wat eigenlijk de archiefwetenschap en archivistiek zijn. Ook die vraag zal ik niet uitvoerig behandelen. Bij Ketelaar5 en anderen staat het archief als geheel cen traal; het enkele archiefstuk, het document is pri mair voorwerp van de diplomatiek. De functionele archiefwetenschap, waar ook Thomassen6 mee in de weer is, bestudeert het archief in alle levensfasen en zoekt naar concepten en methodologieën in vor ming, selectie, beheer, beschrijven en gebruik. Ar chiefterminologie, het begrippenapparaat van deze wetenschap omvat dus in beginsel alle beheersactivi- teiten in alle levensfasen. Dat is dus meer dan het Lexicon thans biedt! Alvorens in te gaan op de oorspronkelijke vraag stelling: wat is de invloed van mlg's op de archiefter minologie, moet ik eerst nog proberen het begrip mlg te omschrijven. Vooropgesteld, het is een vrese lijk woord: machineleesbare gegevensbestanden, een weinig precieze vertaling van machine readable archi ves. De Koninklijkeen de sod zouden eens een prijs vraag moeten uitschrijven voor een betere term, voordat mlg in een nieuwe druk van het Lexicon is gecodificeerd. De engelse term is ondertussen al ver vangen door electronic records, nauwelijks kandidaat voor zo'n prijs, omdat de recordsze\(niet elektronisch zijn. Dus komen 'elektronisch archief' en 'elektroni sche archiefbescheiden' als alternatief niet in aan merking, dan is machineleesbaar nog beter, omdat die naam uitdrukt dat er minimaal apparatuur nodig is. Zonder te pretenderen een definitie te maken, geef ik binnen het kader van dit artikel een werkom- schrijving van het begrip mlg. Als we als uitgangs punt nemen dat een archief in wezen een verzame ling van archiefspecifieke gegevensverzamelingen is,7 dan is een mlg een gegevensverzameling die met behulp van apparatuur en programmatuur gecreëerd is en leesbaar gemaakt moet worden. Onder appara tuur versta ik een computersysteem. Voorlopig vol staat deze omschrijving. Het moge duidelijk zijn dat volgens deze opvatting een microvorm geen mlg is en een beeldplaat of cd-rom (niet elektronisch maar optisch!) wel. De gekozen omschrijving is zo [119

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1994 | | pagina 2