vens. Inmiddels zijn er rekenen die er op wijzen dat
de inspanningen van historici en alfa-informatici
zich richten op het ontwikkelen van heuristische ex
pert-systemen. Met terbeschikkingkomen van mlg's
wordt binnen deze kring vooral gezien als een ver
eenvoudig van het werk van historici. Het tijdroven
de en lastige bronnenonderzoek zal, zo menen velen,
vervangen worden door het leren stellen van de j uiste
vragen aan de digitale bestanden. Het verzamelen
van het onderzoeksmateriaal zal zich dan kunnen be
perken tot het herformuleren van de onderzoeksvra
gen in SQL-achtige statements en het daarmee te lijf
gaan van digitale databestanden. De onderzoekstijd
zal daardoor aanzienlijk bekort kunnen worden, zo
dat historici gemakkelijker de hogere produktiviteit
van andere wetenschappelijke disciplines kunnen
evenaren.
Weinigen schijnen zich echter te realiseren dat het
archiefonderzoek zelf een 'verborgen' component
kent, waarvan het belang niet onderschat mag wor
den. Wie op zoek gaat naar gegevens in archieven
komt nu nog onvermijdelijk in aanraking met mate
riaal dat weliswaar geen direct belang heeft voor het
beantwoorden van de directe onderzoeksvragen,
maar dat wel degelijk de houding tegenover en het
beeld van het verleden sterk beïnvloedt. Door, al is
het maar vluchtig, kennis te nemen van de inhoud
van andere bronnen ontwikkelt de historicus een be
ter begrip van en voor het verleden. Een dergelijke
(onverwachte) 'aanraking door het verleden' - Hui
zinga's historische sensatie - draagt bij tot het 'alge
mene beeld' dat de historicus zich van het verleden
vormt. Geen historicus zal willen ontkennen dat dat
beeld op zijn minst medebepalend is voor de inter
pretatievan het feitelijke onderzoeksmateriaal.
De toekomstige historicus zal ongetwijfeld grotere
hoeveelheden gelijkvormige gegevens kunnen be
werken, maar dat gaat vermoedelijk ten koste van de
diversiteit van het geraadpleegde bronnenmateriaal.
Geavanceerde informatiesystemen zullen het moge
lijk maken zelfs het meest verborgen materiaal in een
oogwenk te lokaliseren en op relevantie te beoorde
len. Het gaat echter niet alleen om de 'diepte' maar
ook om de 'breedte' van de speurtocht naar gegevens.
Onder de breedte valt naast een zo ruim mogelijke
verzameling van voor de onderzoeksvragen relevante
gegevens, ook het toevallig in aanraking komen met
ogenschijnlijk niet ter zake doende materiaal dat
echter de beoordeling van de onderzoeksgegevens
kan beïnvloeden. Dat laatste doet zich vooral voor
bij het doorbladeren van dossiers en bij het zoeken
naar gegevens waarvan men niet weet of die aanwe
zig kunnen zijn. Daar het 'bevragen' van mlg's voor
namelijk zal bestaan uit het benoemen van de cate
gorieën waaronder de noodzakelijke gegevens ver
wacht mogen worden, zal de 'historische sensatie' tot
het verleden gaan behoren. Of daar een elektroni
sche sensatie anders dan de klap van een slecht geaar
de computer, tegenover zal staan, is echter nog lang
niet duidelijk.'4
Een eenvoudig voorbeeld kan dit misschien ver
duidelijken.
Wie, zoals ik, geïnteresseerd is in de ontwikkeling
van lonen in de provincie Groningen in de negen
tiende eeuw, komt vroeger of later in het archief van
Zuidhorn de plaatselijke wegwerker tegen. De ge
meenterekeningen en, voorzover bewaard gebleven,
de bijlagen bij de gemeenterekeningen, maken het
mogelijk een loonreeks voor de periode van ongeveer
i860 tot rond de Eerste Wereldoorlog te constru
eren. Daarvoor moeten wel beide genoemde bron
nen in hun geheel worden doorgenomen's, maar
daar staat tegenover dat als uiteindelijk resultaat een
indicatie van de loonontwikkeling van de groep ar
beiders met geregeld geld te verwachten is. Vanaf het
midden van de jaren negentig van de vorige eeuw, zo
zal de oplettende onderzoeker ontdekken, verandert
er echter iets. Op onregelmatige tijden worden be
dragen uitbetaald op naam van de wegwerker. De be
taalde bedragen zijn geen loon maar vergoedingen
van door de wegwerker gemaakte kosten voor het in
huren van arbeiders. Dat laatste zal de onderzoeker
alleen kunnen vaststellen indien hij of zij gezien
heeft dat de gemeenterekeningen vanaf begin jaren
negentig een nieuwe salarispost op de begroting heb
ben staan; de wegwerker heeft een vast bedrag gekre
gen. De bevestiging daarvan is te vinden in de notu
len van de gemeenteraad, waaruit blijkt dat de weg
werker in gemeentelijke dienst is gekomen. Dat
maakt het loon van de wegwerker na het jaar 1895
ongeschikt als indicatie voor arbeidslonen omdat hij
niet langer werkzaamheden van de gemeente aan
neemt. In plaats daarvan neemt hij nu personen aan
[136
om een deel van het werk uit te voeren.16 Deze veran
dering in status had iemand gemakkelijk kunnen
ontgaan indien de bron een mlg zou zijn geweest.'7
Historici moeten hun bronnenmateriaal kunnen
evalueren, zeg voor het gemak: zich een idee kunnen
vormen van de waarde van het materiaal voor hun
onderzoek. Nu, en naar ik aanneem in de toekomst,
baseren zij zich daarbij onder meer op kennis van het
ontstaan van de archiefverzameling en op kennis
omtrent het gebruik dat er van gemaakt werd.18 Ook
mlg's zouden op vergelijkbare wijze beoordeeld
moeten kunnen worden op hun merites. De histori
sche werkwijze vereist dat het met behulp van IT ge
produceerd materiaal nog duidelijker dan voorheen
wordt bewaard in samenhang met de omgeving
waarin het is ontstaan. Helaas wordt juist die omge
ving door de opkomst van de it minder concreet en
moeilijker reconstrueerbaar. Gelukkig kan worden
geconstateerd dat de archiefdiensten in Nederland,
eerder dan de historici, de problemen hebben gesig
naleerd en geïnventariseerd. Het rapport Documen
ten uit de tijdhat zien dat het zoeken naar oplossin
gen al heeft geleid tot het ontstaan van een zekere
consensus over de vereisten voor het bewaren en be
schikbaarstellen van mlg's.'9 De gedachte dat de ar
chiefinspectie zich, naast selectie en opschoning van
archieven, ook zou kunnen richten op een grotere
betrokkenheid bij ontstaan en gebruik van mlg's,
lijkt, samen met de uitbreiding van de archivistiek
met informatiekundige en systeemtheoretische in
zichten, een goede garantie te bieden voor de toe
komstige bronnenkritiek.
De taak van de archiefdiensten houdt echter op bij
het documenteren en beschikbaarstellen van archief
materiaal. De 'verwerking' ervan komt voor reke
ning van historici en andere geïnteresseerden. Het
voorbeeld van de Zuidhornse wegwerker is een vin
gerwijzing voor de toekomst. De historische weten
schap zal een onderzoeksstrategie moeten ontwikke
len die bewust rekening houdt met de aard en de
werking van mlg's om te voorkomen dat het voor
deel van geautomatiseerde gegevensverzameling te
niet wordt gedaan door het nadeel van de niet zicht
bare context. Dat zal in de eerste plaats betekenen
dat in de opleiding meer aandacht aan historische in
formatiekunde moet worden besteed: historici zul
len voldoende kennis moeten hebben om een onder
zoeksvraag als die naar het loon van de wegwerker
om te zetten in een SQL-statement. Het is echter niet
voldoende een elektronische speurtocht naar zijn
'loon' op touw te zetten, maar tevens moet gezocht
worden naar de wijze van uitbetaling, de posten op
de gemeentelijke begroting en zijn optreden in de
raadsnotulen - vooropgesteld natuurlijk dat we al
weten dat die gegevens belangrijk zijn. De histori
sche informatiekunde zelf zal daarom ook moeten
veranderen. Tot nu kon worden volstaan met het
ontwikkelen van op historisch onderzoek toegesne
den database-applicaties waarin het uit onder andere
archieven verzamelde materiaal efficiënt, overzichte
lijk en toegankelijk kan worden opgeslagen. In de
toekomst echter zullen de inspanningen meer ge
richt moeten zijn op het ontwikkelen van benaderin
gen waarmee uit beschikbare databases, de mlg's
dus, geselecteerd basismateriaal weer in een histori
sche context kan worden geplaatst.20
Toekomstig onderzoek op basis van mlg's stelt de
historicus voor meer problemen. Zo wensen veel his
torici zich een beeld te kunnen vormen van de gevol
gen van het oorspronkelijk gebruik van het archief
materiaal - vaak de essentie van onderzoek naar (po
litieke) besluitvorming. Bij dergelijk onderzoek zal
blijken dat de wijze waarop geautomatiseerde infor
matieverwerking geschiedt en met name de versprei
ding en toegankelijkheid ervan via elektronische
netwerken, het zeer moeilijk maken te bepalen wie
over welke informatie beschikte. Dat, en het gelijk
tijdig ontstaan van horizontale beslisstructuren in
een netwerkomgeving, zal ertoe bijdragen dat be
sluitvorming en daarop gebaseerde handelingen van
individuen en groepen steeds moeilijker herleid
kunnen worden tot hun aanleiding of oorzaak.2' An
ders gezegd: het besluitvormingsproces wordt der
mate ondoorzichtig dat zonder enige kennis van en
inzicht in de totale informatievoorziening en de sys
teemtheoretische aspecten daarvan, onderzoek on
mogelijk zal zijn. Ook hier geldt dat de voordelen
van mlg's alleen kunnen worden benut door 'gemo
derniseerde' historici.
Geen historicus - met enige kennis van zaken - zal
overigens voetstoots willen aannemen dat de in
mlg's opgeslagen gegevens sedert hun eerste verza-
[i37]