CALVIJN en ROMEgaan hand aan hand,
Dat ÖOD behoede ons Vaderland!
3°° -
Kiezers! s^rrf
TE6EN hit Mom mm ND.
Deze felle prent is kenmerkend voor de sociaal-reli-
rancune in ae nej
leerd die voorstellen moest doen voor de organisa
tie van de katholieke gelovigen. Janssen botste er
op de Amsterdamse pastoor Cramer. J.J. Cramer
(1744-1824) had te Rome gestudeerd en was sinds
1778 pastoor van het Maagdenhuis, het r.k. wees
huis voor meisjes te Amsterdam. In overleg mer de
regentencolleges was tussen 1784 en 1787 de majes
tueuze nieuwbouw aan het Spui verwezenlijkt, nu
het hoofdgebouw van de Universiteit van Amster
dam. Cramer, die zich door Lodewijk Napoleon
had laten overhalen om de functie van hofaalmoe-
zenier te aanvaarden, beheerste de commissie. Hij
wenste een nauwe samenwerking tussen kerk en
staat, doch daarbij moesten zowel de staat als de
kerk blijven 'binnen de grenzen van hun ressort'.10
Het rapport van de commissie ontweek dringende
vragen. Voorgesteld werd om bisschoppen te be
noemen en om hen op te dragen al het overige in
overleg met Rome te regelen.
In opdracht van de minister trad Janssen in over
leg met de commissieleden Lexius en Muller. J. H.
Lexi us (1755-1817) was van 1799 tot 1804 hoogle
raar geweest te Warmond. In 1816 werd hij vicaris-
generaal van het invloedrijke kapittel van Haarlem.
J. W.A. Muller (1767-1829) was pastoor en school
opziener te Deventer. Beiden waren bevriend met
Janssen. In overleg met Janssen maakte Lexius een
ontwerp-organisatiebesluit, dat voorzag in de be
noeming van een aartsbisschop en twee bisschop
pen door de Koning in overleg met de H. Stoel.
Pastoors zouden enkel met toestemming van de re
gering kunnen worden afgezet. Er zouden geen
nieuwe kloosters mogen worden opgericht en de
Koning kon een nationale katholieke kerkvergade
ring bijeen roepen." Het bleef bij plannenmakerij;
in 181 o werd ook het gebied boven de grote rivieren
bij Frankrijk ingelijfd.
Aan het hoofd van de inlijvingsadministratie stond
C.R Lebrun (1739-1824), een boerenzoon die als
jonge man te Amsterdam en te Londen had geleefd
en gestudeerd en die onder het Ancien Régime
reeds belangrijke functies had bekleed voordat hij
als afgevaardigde van de derde stand en later als der
de consul definitief in de politiek was beland. De
Franse gouverneur-generaal bewerkte dat Cramer
na het overlijden van Ten Hulscher in februari 1811
werd benoemd tot aartspriester van Holland, Zee
land en West-Friesland. Een beroep van het slacht
offer op zijn hoge leeftijd en zwakke gezondheid
baatte niet.12 Lebrun was van oordeel, dat in een
wereld vol schurken fatsoenlijke lieden niet het
recht hadden om verantwoordelijkheden af te wij
zen. Cramer kon ook voor de andere aartspriesters
bij de Franse autoriteiten bemiddelen. In 1812
werd de pastoor van het plaatsje Teckop door de
aartspriester van Utrecht geschorst. Effect had dit
niet, totdat Cramer zich op 30 maart 1812 tot de
Intendant van Binnenlandse Zaken wendde met
het verzoek om verwijdering van de pastoor uit de
pastorie, opdat de gemeenschap daar in rust en ver
trouwen Pasen zou kunnen vieren. Op 31 maart gaf
de Intendant opdracht aan de betrokken Prefect
om de uitzetting te effectuerend3
De val van Napoleon bracht grote veranderingen.
Janssen, die als medewerker van de Intendant van
Binnenlandse Zaken betrokken was gebleven bij de
kerkelijke aangelegenheden, werd op 5 december
1813 benoemd tot commissaris voor de kerkelijke
zaken. Met beleid werd een politiek van herstel en
vernieuwing ten uitvoer gebracht. In januari 1814
konden de betalingen van de tractementen van de
predikanten van de Hervormde Kerk worden her
vat. In overleg met vooraanstaande pastoors zorgde
Janssen ervoor, dat er ook toelagen kwamen voor de
katholieke geestelijken.
Na de vereniging van Nederland en België wer
den de eredienstaangelegenheden in september
1815 onttrokken aan Binnenlandse Zaken en ver
deeld over twee nieuwe departementen: het depar
tement voor de zaken van de Hervormde en andere
Erediensten behalve de Rooms-Katholieke, en het
departement voor de zaken van de Rooms-Katho
lieke Eredienst. Aan het hoofd van de eredienst
departementen kwamen directeuren-generaal te
staan, derderangs ministers, die in feite onderge
schikt waren aan de invloedrijke minister van Justi
tie C.F. van Maanen (1769-1846). Van Maanen
twijfelde aan de wijsheid van de vereniging met
België, en hij verdedigde met klem de suprematie
van Holland.14 Hij deelde met Janssen, Van Ghert
en Asser de opvatting, dat men de domme hoop
moest dwingen om wijs te worden.15
De organisatie van de Hervormde Kerk werd ge
regeld bij Algemeen Reglement van 7 januari 1816.
[301]