t past niet in 1336 maar wel in 1337, zodat naar Paas- stijl is gedateerd bij uitsluiting van de Boodschap- stijl. Ook in de dertiende eeuw is een geval bekend van een oorkonde van 1246 op naam van de heer van Putten, die Paassdjl heeft.*6 In dit enkele ge val zou de aanwezigheid van graaf Willem 11 voor onzekerheid kunnen zorgen. De heer van Putten had zich immers naar de stijl van deze hoger ge plaatste kunnen voegen. Het bewijs van 1337 maakt echter waarschijnlijk, dat de heer van Putten steeds Paasstijl heeft toegepast. Dit verschijnsel zal niet alleen te danken zijn aan het voorbeeld van de graaf maar ook aan zekere meester Paulus, die als een der weinigen in de dertiende eeuw zijn naam aan de opstelling van een oorkonde heeft verbon den. Voor de familie van de heer van Putten bestaat de geschetste zekerheid niet. Als argument voor Paas stijl wordt een oorkonde van 1276*7 aangehaald op grond van een vluchtig onderzoek van Obreen.*8 De oorkonde staat op naam van Berta van Putten, zuster van de juist overleden Nikolaas van Putten. Obreen maakte een fout door haar als dochter van deze Nikolaas op te voeren! In 1932 verbeterde hij deze misvatting stilzwijgend maar handhaafde de Paasstijl.59 Hij redeneerde dat Berta pas mocht op treden, toen de voogdij over de kinderen van haar broer geregeld was. Dit geschiedde in de loop van 1276.60 Deze gedachtengang bevreemdt in twee opzichten. In Berta's oorkonde is sprake van een persoonlijke opdracht van haar broer op zijn sterf bed, zodat niet duidelijk is wat de voogdij hiermee van doen heeft. Voorts werden in april afspraken gemaakt over het baljuwschap van Putten en de verdeling van de inkomsten. Van de leenkamer was geen sprake. Waarom stond de oorkonde tenslotte niet op naam van die voogden? Mijns inziens is juist het omgekeerde het geval: de oorkonde van Berta dient kort na de dood van de heer van Putten te worden geplaatst, voordat een voogd benoemd was. Die had de oorkonde anders wel bevestigd. Zij is gedateerd vrijdag na Palmpasen 1276 en is daarom geen bewijs voor of tegen Paasstijl. Het Paasjaar wisselde immers juist op de middag van deze dag. Heren van Waterland De familie Persijn, heren van Waterland, gebruikte de Paasstijl niet. Dit blijkt uit een akte van Kathari- na van Waterland, gedateerd zondag na Geertrui 1371.61 Met Paasstijl zou dit uitkomen op 21 maart 1372, welke dag ongetwijfeld zou zijn gedateerd naar de Palmzondag, die toen gevierd werd. Ik moet in het midden laten, of Katharina van Water land in 1372 nog in leven was, want zij stierf tussen 30 oktober 1371 en juli 1372. In ieder geval dateer de zij niet volgens Paasstijl. Heren van Haarlem De heren van Haarlem bedienden zich niet van de Kerststijl. Dit valt op te maken uit een akte van Jan van Bergen, gedateerd zaterdag na Kerst 1318.62 Oplossing naar Kerststijl zou hier geven 31 decem ber 1317, waarvoorjaarsavond gebruikelijk is. De heer van Haarlem dateerde dus naar jaardagstijl of Paasstijl. Een oorkonde op naam van Simon van Haar lem,63 te dateren op 17 februari 1250, werd terecht met Paasstijl herleid. De oorkonde werd echter ge schreven door een lid van de abdij Middelburg naar Kruisheer aantoonde. Zoals deze auteur aangeeft kan zij slechts gelden als bewijs voor Paasstijl in de abdij.64 Heren van Raaphorst De heren van Raaphorst dateerden in de zestiende eeuw op twee manieren. Meestal pasten zij de Paas stijl toe onder de term 'schrijven van het Hof van Holland'. Terzelfder tijd werd echter gedateerd naar 'gemeen scriven'. In de vijftiende eeuw werd in een geval gedateerd naar de Paasstijl volgens de loop van het Hofvan Holland.6* Heren van Poelgeest De heren van Poelgeest dateerden in de zestiende eeuw zowel naar de Paasstijl, wederom naar de loop van het Hofvan Holland, als naar de gemene stijl.66 202 In de vijftiende eeuw vond ik alleen bewijzen voor de jaardagstijl. Zo heet 8 februari 1486 de eerste dag in de vasten.67 Met Paasstijl zou dat zijn 28 februari 1487. Voorts werd op 6 maart 1457 Simon Frederik van Tol door de heer van Poelgeest beleend. Een zelfde opvolging kwam voor bij een Teilings leen.68 Bij Paasstijl van Poelgeest zouden deze vergelijkba re beleningen een jaar uiteen komen te liggen. Om twee voorbeelden is de Paasstijl voor de he ren van Poelgeest in de veertiende eeuw onwaar schijnlijk. Een akte van 1370 is gedateerd woensdag na Agatha.69 Bij jaardagstijl is dit 6 februari, dus daags na Agatha, maar bij Paasstijl een week na de feestdag, omdat Agatha in 1371 zelf op woensdag viel. Een andere maal werd in 1364 gedateerd maandag na Pontiaan.70 Met jaardagstijl wordt dit probleemloos 15 januari 1364, de dag na Pontiaan, maar met Paasstijl wordt het 20 januari 1371, dus de dag voor Agnes. Het veronachtzamen van die feestdag lijkt heel onwaarschijnlijk. Heren van Arkel De heren van Arkel volgden de Paasstijl niet. In 1388 werd een akte namelijk gedateerd donderdag na Pontiaan.7' Bij Paasstijl zou dit uitkomen op 21 januari 1389, dus Agnes, omdat Pontiaan zelf op donderdag viel. De dag moet dus herleid worden tot 16 januari 1388. In 1394 viel iets dergelijks voor. Een akte werd gedateerd vrijdag na jaarsdag.72 Met Paasstijl zou dit uitkomen op 8 januari 1395, zelfs twee dagen na Driekoningen. Met jaardagstijl dient dus te worden herleid tot 2 januari 1394. Heren van Naaldwijk, Matenesse, IJsselstein, Hodenpijl Van vier andere families is de stijl in de literatuur behandeld. Jaardagstijl hadden zij allen: de heren van Naaldwijk volgens voorbeelden van 1340 tot 149673, de heren van Matenesse volgens hun leen- registers van 1439 tot 156574, de heren van IJssel stein met voorbeelden van de veertiende en vijf tiende eeuw75 en de heren van Hodenpijl wegens een voorbeeld van 146276. Ondanks bewijzen voor jaardagstijl dateerden de heren van Naaldwijk toch in 1461, 1490 en 1494 volgens 'scriven Hoofs van Holland'.77 Jan van Souburg en de abdis van Rijnsburg Ik behandel tenslotte enige gevallen van Paasstijl in de dertiende eeuw afzonderlijk. Een oorkonde op naam van Jan van Souburg, gedateerd maart 1287, is volgens Paasstijl gedateerd en te brengen tot 1288.78 Door zijn formulering 'oorkonde van Jan van Souburg' suggereert Kruisheer Paasstijl voor een Zeeuwse particulier.79 Hij verzuimde er echter op te wijzen, dat het een overeenkomst met de abdij Middelburg betrof, die in de opstelling van deze oorkonde stellig de hand had. Daar werd naar be kend de Paasstijl toegepast en het gebruik aldaar wordt door deze tekst nogmaals bevestigd. Voor een eventuele stijl van Jan van Souburg levert hij geen bewijs. In 1289 zijn oorkonden op naam van de abdis van Rijnsburg met Paasstijl gedateerd.80 Dit gebeurde in samenhang met twee andere oorkonden, een op naam van graaf Floris v en een op naam van diens raadgever Gerard van Leiden, beide geschreven door kanselarijhand Q.8' Volgens Hüffer kan de abdis zich voor deze maal naar de graaf hebben ge voegd, een opmerking die Kruisheer stilzwijgend passeerde.82 In 1364, de eerste maal dat iets over de stijl van Rijnsburg te bepalen viel, was deze uit drukkelijk niet de Paasstijl. Dit kon Hüffer nog ve le malen daarna vaststellen aan de hand van reke ningen en dergelijke.83 In de zestiende eeuw werd echter ook enige malen naar de Paasstijl gedateerd, dit uit beleefdheid tegenover het hof te Den Haag. Samenvatting Ik meen tot mijn samenvatting te kunnen komen. Vanaf Willem 11 gebruikte de graaf van Holland voor de datering van zijn akten meer en meer - en later uitsluitend - de Paasstijl. Hij werd hierin ge volgd door leden van de grafelijke familie zoals Aleid van Henegouwen en de graven van Blois.84 Ook de heren van Putten bedienden zich vanaf [203

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1993 | | pagina 26