meentelijke archieven. Daarop werd de uit het mid delbaar onderwijs afkomstige mej. C.S.W. Kroes benoemd tot 'wetenschappelijk assistente'.31 Zowel mej. Kroes als De Vries verkregen hun betrekking via connecties. Een kwart eeuw vormden Coster, Kroes en De Vries de vaste kern van het personeel van het Gemeentearchief. Dr H.P. Coster (1886-1962), gemeentearchivaris van Groningen van 1918 tot 1991, op latere leeftijd Costers rijzige gestalte en deftige verschijning maakten hem onder de Groningse bevolking be kend als 'Doctor Coster'. Hij was geboren in Parijs, ging school in Duitsland en bezocht vervolgens het gymnasium in Nederland. In 1914 promoveerde hij cum laude op een uitgave van de kroniek van Jo hannes de Beka. Coster was een erudiet man en werd vanzelfsprekend opgenomen in de Groningse elite. Herhaaldelijk betitelde hij zichzelf als 'een modernen archiefman', en dat was precies wat de stad nodig had.32 Op bijeenkomsten van het Ne derlands Registratuurbureau, die de gemeentear chivaris beroepshalve moest bijwonen, onderkende Coster al vroeg het belang van goede afspraken tus sen het archief en de gemeente-administratie over het lopend archief van de gemeente, de registra tuur. Gedurende zijn hele loopbaan hield hij zich bezig met de zorg voor de jongste archieven. Hij had bijvoorbeeld jarenlang zitting in de Archief commissie van de Vereniging van Nederlandse Ge meenten. Als voorzitter van de Vereniging van Ar chivarissen wees hij herhaaldelijk op het uitdijende overheidsapparaat, dat in de toekomst steeds om vangrijkere archieven voort zou brengen. Coster besteedde ook veel aandacht aan het lopend archief van zijn eigen gemeente, iets waarvan de gemeente nu nog de vruchten plukt. Bij het aantreden van de eerste gemeentearchivaris in 1918 beschikte het Gemeentearchief nog niet over een eigen gebouw. Een gedeelte van het archief lag in de depots van het Rijksarchief. Dit betrof vooral de stukken die in de tijd van de Feithen ge zien werden als het belangrijkste onderdeel van het stadsarchief: het oud-archief, waarvan het eerste ge deelte door Coster in de jaren 1910-1914 van een concept-inventaris was voorzien. Op de brandon- veilige bovenverdieping van het stadhuis lagen, naast de al eerder genoemde stukken, de doop-, trouw- en begraafboeken van vóór 1811Een goede en veilige berging van het archiefmateriaal behoort tot de elementaire taken van een archivaris. Deze taak won aan belang door de schade die de oorlog in de omringende landen aan de archieven had toe gebracht. Een van de eerste daden van Coster was dan ook de aanschaf van een viertal 'snelblusschers' voor het stadhuis.33 Ook de materiële verzorging van de archiefstukken werd 'krachtig ter hand ge nomen'. Dankzij een krediet van het gemeentebe stuur konden portefeuilles en stevig inpakpapier aangeschaft worden en werden de 'merendeels wrak geworden dozen' vervangen door steviger exempla ren.34 De onpraktische verdeling van de stedelijke archie ven over Rijksarchief en stadhuis kon niet langer voortduren. Al in 1912 had rijksarchivaris Feith bij het gemeentebestuur aangedrongen op een apart pand voor de archieven van rijk en gemeente. In 1919 was het zover. In de St. Jansstraat zou een ar chiefgebouw verrijzen, waarvan de westelijke vleu gel was bestemd voor het Gemeentearchief. De ver huizing vond plaats in 1921. De inhoud van de ar chiefbewaarplaatsen op het stadhuis en alles wat op de afdelingen bijeen gesprokkeld en gemist kon [178] worden, 'bij elkaar een geweldige massa', werd overgebracht naar het nieuwe gebouw.35 De schrij ver W. F. Hermans bracht als journalist van Vrij Ne derlandeens een bezoek aan Groningen in verband met het verschijnen van een nieuwe dichtbundel van Hendrik de Vries. Hij bezocht de dichter op zijn werk en schetste de verstilde sfeer in het ge bouw: 'Toen ik bij de ingang naar hem vroeg kreeg ik ten antwoord dat hij zich waarschijnlijk in het 'depot' op de tweede étage bevond. Ruime, stille trappen als in een school. Oude ingelijste gravures langs de muren. Op de bovengang ston den hier en daar deuren halfopen. Eén leek te leiden naar een soort magazijn, een doolhof van hoge stalen rekken vol papier een vertrek, dat een lege indruk maakte, hoewel er een tafel en een paar stoelen stonden Op de tafel la gen penhouders, potloden, een lineaaltje een potje lijm, een geweldig oud, in half leer ge bonden foliant en daarnaast een stapeltje fiches, volgeschreven met het grote, fraaie handschrift van De Vries dat aan oosters zilver-filigrain denken doet'P6 In het nieuwe gebouw was voorzien in een ruimte voor de nog op te zetten bibliotheek van het Ge meentearchief. Een eerste aanzet vormde de nogal verwaarloosde bibliotheek van de gemeente in de archievenbergplaats op het stadhuis. Hoewel deze verzameling boeken in de eerste plaats gericht was op de gemeente-administratie, bevatte zij ook vele gedrukte inventarissen en catalogi van bibliothe ken van andere rijks- en gemeentearchieven. 'Deze verzameling behoeft slechts systematisch uitge breid en gecompleteerd, en bovendien met eenige vakliteratuur aangevuld te worden, om straks een bruikbare handbibliotheek voor het Gemeentear chief te vormen', meende Coster. Tenslotte vond hij op het stadhuis enige werken over de geschiede nis van de stad en verder ordonnanties, plakkaten, verslagen, begrotingen en rekeningen. Samen kon den deze de basis vormden voor de toekomstige ar chiefbibliotheek. Eind 1918 had Coster al meer dan de helft van het gevonden materiaal gecatalogi seerd.357 Met de komst van mej. Kroes kreeg het ar chief de eerste bibliothecaris. Zij maakte alfabeti sche en systematische catalogi en trachtte de series en jaargangen te completeren. Regelmatig ontving de bibliotheek schenkingen - veelal afkomstig uit de kleine kring vaste bezoekers - en in bescheiden mate werden er boeken aangekocht. In 1927 verwierf het Gemeentearchief de 'uitge breide verzameling teekeningen, platen en foto's van Groningse bouwwerken uit stad en provincie, welke de oud-Rijksbouwmeester C.H. Peters, Gro ninger van geboorte, gedurende zijn lang en werk zaam leven gevormd had'.38 Deze uit duizenden af beeldingen bestaande collectie, die in 1928 in het Museum van Oudheden werd tentoongesteld, be tekende het begin van de topografisch-historische atlas. Een medewerkster van het Museum zette zich aan het verwerken van de enorme collectie. De gemeentearchivaris was beroepshalve conserva tor en bestuurslid van het Museum. Hij beheerde ook de topografische atlas van het Museum, die bij het Gemeentearchief in bruikleen berustte. Toen Coster in 1936 om gezondheidsredenen beide func ties moest neerleggen, betreurde het Museum het onder meer dat Costers 'met enthousiasme geleide rondgangen door het museum' voortaan tot het ver leden zouden behoren.39 De gemeentearchivaris was overtuigd van het nut van het onder de aan dacht brengen van de verzamelingen van het Muse um en zijn archief. De op dit gebied ontplooide ac tiviteiten waren echter incidenteel en bescheiden van aard. In deze tijd raakte de gedachte ingebur gerd dat museumbezoek onder deskundige begelei ding een bijdrage zou kunnen leveren aan de volks ontwikkeling.40 De eerste tentoonstelling waaraan het Gemeentearchief meewerkte had plaats in het voorjaar van 1923. Ter gelegenheid van de jaarver gadering in Groningen van de Vereniging voor Ge schiedenis der Genees-, Natuur- en Wiskunde wer den op het archief verschillende archivalia geëxpo seerd.41 Soms bemiddelde het archief bij het opsporen van archivalia in binnen- en buitenland. Dat was bijvoorbeeld het geval toen ter gelegenheid van de vierhonderdste geboortedag van prins Wil lem van Oranje een expositie georganiseerd werd.42 Begin jaren dertig, toen het Gemeentearchief stevig op poten stond, begon Coster met publiceren. In [i79]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1993 | | pagina 14