De casuïstiek van het Nederlandse archiefwezen mag bijzonder rijk worden genoemd. Zeldzame personen en gevallen te over! In beide categorieën speelt de stad Groningen een belangrijke rol. De Feithen en het 'Register Feith' zijn overbekend. De 'Groningsche archiefkwestie' is voor archivarissen een soort 'Zutphensche waterleiding'. Maar naast deze bijzondere gevallen is er natuurlijk ook de exemplarische ontwikkeling van het Gemeentear chief Groningen tot een centrum voor lokaal-his torisch onderzoek en tot gemeentelijke informa tiedienst met kennis en ervaring op het gebied van automatisering. Reden genoeg om, bij gelegen heid van het 75-jarig bestaan, ruime aandacht in dit blad te besteden aan de geschiedenis van deze instelling. De auteur, drs Jet Spits, is projektmede- werker van de Geschiedeniswinkel van de Rijks universiteit Groningen en schreef dit artikel naar aanleiding van een opdracht van het Gemeentear chief Groningen. Inleiding 'Willekeur absolute willekeur zou ten troon gezeten hebben bij het beheer van het Groningsche stadsarchief, en ook heden nog zou die willekeur re- geeren', sprak de voorzitter van de Vereniging van Archivarissen in 1908 in zijn jaarlijkse toespraak.1 De aanleiding voor deze felle uithaal was de 'Gro ningsche archiefkwestie', een zaak die de gemoede- ren van de vaderlandse archivarissen geruime tijd heeft beziggehouden. De 'Groningsche archief kwestie' vormde een belangrijke stoot in de rich ting van het aanstellen van de eerste gemeentear chivarisvan Groningen in 1918. Vijfenzeventig jaar is sindsdien verstreken. In de tussenliggende tijd veranderde de gemeentelijke archiefwereld ingrijpend. Dit verhaal schetst de ontwikkeling van het Groningse stadsarchief van af het moment dat een provinciaal, later rijksarchi varis zich ging bezighouden met de stukken van zo wel stad als provincie Groningen. In 1918 begon de eerste gemeentearchivaris met het moeizame kar wei van het schiften van de stadsstukken uit het 'provinciaal archief'. Deze geschiedenis eindigt in het jubileumjaar 1993, wanneer het Gemeentear chief een eigen plek heeft verworven als centrum voor lokaal-historisch onderzoek. Drie gemeente archivarissen gaven in deze driekwart eeuw het Ge meentearchief een eigen gezicht. De eerste ge meentearchivaris bouwde het archief op uit - bijna letterlijk - het niets en loodste het archief door de crisis- en bezettingsjaren. De tweede zag dat de maatschappij zich ingrijpend wijzigde, wat zich voor het archief vertaalde in een flinke toeneming van het aantal bezoekers die bovendien met nieuwe vragen kwamen. De huidige archivaris ziet zich ge confronteerd met een 'bedrijf' dat midden in de Groningse samenleving staat en vraagt om een an dere aanpak dan zijn voorgangers gewend waren. In het Gemeentearchief ligt het geheugen opgeslagen van 'Stad', zoals de stad Groningen door de Gro ningers wordt aangeduid. De geschiedenis van Het Geheugen van de Stad beslaat nu driekwart eeuw. Een goede gelegenheid om te kijken naar de lokaal- historische functie die het archief in die periode heeft ingenomen en de veranderingen die daarin zijn opgetreden. Driessen en Feithen De eerste archivaris in Groningen was mr R. K. Driessen, 'oudheidminnaar uit neiging, rechtskun dige van professie', die in 1824 werd aangesteld.2 Vanouds had de overheid bijna uitsluitend oog ge had voor de bestuurlijke-juridische functie van het archief: het archief als bewaarplaats van de over heidsstukken waarin de rechten en plichten van de overheid zijn vastgelegd. De instelling van een pro vinciale charterkamer in Groningen was het gevolg van het in kleine kring doorbreken van het besef dat archiefstukken een waardevolle bron zouden kun nen zijn voor historisch onderzoek. Het was de bedoeling om de verzamelde stukken in een oor- kondenboek uit te geven, zodat op basis hiervan de nog niet ingevulde gedeelten uit de geschiedenis zouden kunnen worden beschreven. Het Gronings provinciaal archief werd in 1824 ingesteld. 'Archi- varius' Driessen verzamelde, rangschikte en cata logiseerde in opdracht van de provincie de oorkon den van vóór 1594, 'voor zoo verre dezelfde open baar eigendom zyn'.3 De stukken van de stad Groningen werden al eeuwenlang bewaard in de [172] Mr H. O. Feith sr (1778-1849), provinciaal ar chivaris van Groningen van 1842 tot 1849. Naar een door J. J. G. van Wicheren in 1844 geschilderd portret, litho van J. Ensing, 1840 Mr H. O. Feith jr (1814-1897), provinciaal ar chivaris van Groningen van 1849 tot 1882 en vervol gens rijksarchivaris van 1882 tot 1892 'stadskiste' op het stadhuis. Op de bovenste verdie ping van het nieuwe stadhuis op de Grote Markt werd nu een aparte charterkamer ingericht, waar de verzameling stukken betreffende Stad en Omme landen een plaats vond. Na Driessen bezetten drie generaties Feith gedu rende meer dan tachtig jaar de Groningse archiva riszetel. Mr H. O. Feith, zoon van de dichter Rhijn- vis Feith, was in 1832 de eerste. Deze rechtsgeleerde en oudheidkundige was een praktiserend advocaat met vele nevenbetrekkingen, vooral op bestuurlijk vlak. Ook voor hem was het archivariaat een onbe zoldigde bijbaan, maar wel een belangrijke. Feith liet zich minder dan zijn voorganger gelegen liggen aan het samenstellen van een oorkondenboek en richtte zich op het inventarisatiewerk. Een van zijn opvolgers zou hem later schetsen als een 'actief en doelbewust' man, begiftigd met een 'hartstocht voor chronologische orde'.4 Feith sr volgde de mo res van zijn tijd en legde alle stukken op een tijdre kenkundige volgorde, zij het niet dan na de stukken van Provincie en Ommeland te hebben voorzien van een aanduiding van herkomst. Daarop volgde de beschrijving van al deze stukken in het fameuze Register van het archief van Groningen, dat tussen 1853 en 1858 in zes delen verscheen. Het 'Register Feith', zoals het nu nog genoemd wordt, vormde een belangrijke toegang tot het archief en was de eerste gedrukte inventaris in Nederland. De titel geeft al aan dat de archieven van stad en provincie als één geheel werden beschouwd. Hier ligt de kern van een probleem dat nog vele decennia een stem pel zou drukken op het archiefbeheer in Gronin gen. Feiths zoon en opvolger mr H.O. Feith jr, net als zijn vader een notabele met vele nevenfuncties, zet te in 1849 het werk aan het 'Register' voort. Daar naast verzamelden vader en zoon Feith allerhande stukken over stad en provincie, zonder dat er voor alsnog veel samenhang in deze collectievorming te bespeuren was. In de ambtsperiode van Feith jr ontstond een landelijke tendens om de organisatie van het archiefwezen meer te centraliseren en vanaf 1882 werden de provinciaal archivarissen betaald door de rijksoverheid en als rijksarchivaris aange duid. In Groningen verrees in 1881/82 een modern [i73^

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1993 | | pagina 11