[89 Reconstructietekeningdoor H.J. Zantkuijl van de wacht' zal zijn geschilderd. Foto: Gemeentearchief gallerij achter het Rembrandthuis, waar de 'Nacht- Amsterdam [88] strepen van Bredius maakten het maar al te snel duidelijk dat de akte al jaren bekend moest zijn. Er is vermoedelijk in de laatste eeuw geen onderzoeker geweest die meer protocollen van notarissen syste matisch heeft doorgenomen dan Bredius dat tij dens zijn vijfenveertigjarige speurtocht heeft ge daan. Wat gemakkelijk als Rembrandt-documen- tatie was te herkennen werd door hem in zijn aantekeningen opgenomen. Maar er bleven de vele moeilijk leesbare stukken, de lastiger te interprete ren akten en de protocollen met brand- en water schade over. Vooral de laatste zijn een bron van voortdurende zorg voor de archiefbeheerder, om dat deze stukken zo fragiel zijn, dat er steeds op nieuw delen van de tekst afbrokkelen. En juist bij een aantal van deze zwaar beschadigde series zit heel veel dat betrekking heeft op de afwikkeling van Rembrandts boedel. Bredius heeft veel meer gezien dan wij tegenwoordig nog kunnen lezen. Hij maak te echter geen volledige transcripties. Dat was ove rigens zijn doel niet. Hij heeft primair naar docu mentatie over de schilder gezocht. Dat wij aan uit gaven van de bronnen tegenwoordig hogere eisen stellen, is een latere ontwikkeling. Het is vooral Bredius geweest, in het kielzog van De Vries en De Roever, die de kunsthistorici bewust heeft gemaakt van de rijke bron die de notariële archiven zijn voor de onderzoeker. Bij de 'opzettelijke' vondsten gaan wij meestal uit van bekende documenten en proberen dan door verder onderzoek de aanvullende stukken erbij te vinden. Als voorbeeld geef ik hier de vele honderden vermeldingen van Rembrandts schil derijen in boedelbeschrijvingen. Maar al te vaak werd bij minutieus onderzoek het schilderij in andere boedelbeschrijvingen of testamenten te ruggevonden zonder dat de naam van de schilder erbij staat vermeld. Daarom is het bij de huidi ge norm noodzakelijk dat schilderijen-inventaris sen compleet worden opgenomen. Ook al staan daar geen schildersnamen bij. Bredius noteerde slechts de schilderijen wanneer de kunstenaars er bij vermeld staan. Logisch, want er ging zo ver schrikkelijk veel door zijn vingers. Doordat Bredi us zijn aantekeningen op losse vellen noteerde, welke hij later uit elkaar knipte om deze dan per kunstenaar te sorteren, raakte maar al te vaak de bronvermelding zoek. Er is dikwijls heel wat vin dingrijkheid nodig om het origineel terug te vin den. Geen kunsthistoricus zag beter de waarde in van het archiefonderzoek in combinatie met een kunst theoretische aanpak dan de Utrechtse hoogleraar profdr J.G. van Gelder 1903-1979). Hij was dik wijls de animator achter de onderzoeken van Van Eeghen en het is dan ook heel begrijpelijk dat hij zich tot haar wendde om te zien of er niet een nieu we bewerking van Die Urkunden über Rembrandt was te maken. Van Eeghen meende echter dat dit naast haar drukke werkzaamheden niet erg goed mogelijk was. Wijnman, die eveneens werd be naderd, voelde zich te oud voor deze grote onder neming en ikzelf vond dat het mij in 1969 nog aan de nodige ervaring ontbrak. Het plan bleef dus lig gen. Wel benadrukte Van Gelder tijdens het in 1969 te Berlijn gehouden symposium over Rembrandt in zijn voordracht 'Frühe Rembrandt-Sammlun- gen': 'In einer Zeit, da unser Glaube und unser Vertrauen in die Kennerschaft sowohl bei Rem brandts Gemalden wie bie sienen Zeichnungen zu schwinden beginnen, erweisen sich auch noch die Bausteine in Form der Archivalien als zu unvollstiindig, um alle unsere Fragen zu beant- worten. Treten neue Dokumente vereinzelt ent- hüllend ans Licht, dann legen sie haujtig unsere Unkenntnis bloss und sind sie noch immer von grösstem Wertfür weitere Interpretationen. Na- türlich, das Ziel ist letzten Endes, durch Analyse der künstlerische Themen eine Rekonstruktion und eine Synthese der schöpferischen Ideen su- standezu bringen. Aber ohne die Grundlage his- torischer Tatsachen, ohne Stramin des Milieus bleibt alles schweben und kommt keine Integra tion des Kunstwerkes und des Künstlers in das Leben von RembrandtsZeitalterzustande. '13 In 1975 meldde zich de Amerikaanse uitgever W. L. Strauss uit New York om het project op zich te ne men. Dat Strauss een totaal ander concept voor ogen stond, ligt voor de hand. Hij vond dat een nieuwe uitgave niet mocht worden vertraagd. De kunsthistoricus wachtte reeds veel te lang op de nieuwe uitgave van The Rembrandt Documents. De benodigde sisyphusarbeid werd in korte tijd vol tooid en in 1979 bracht hij het boek al op de markt.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1993 | | pagina 5