Tenslotte den. Onder voorwaarden kunnen overheidsorgani saties aan een dergelijk netwerk deelnemen. Er wordt daarbij gebruik gemaakt van bestaande in frastructurele voorzieningen, zoals bijvoorbeeld Datanet-l vandePTT. Dit zou de ontwikkeling van eigen netwerken moeten tegengaan. De regering onderschrijft deze visie van de c c o 1,4' Voor de realisering van een dergelijk interbe- stuurlijk netwerk wordt overwogen gebruik te ma ken van bestaande ontwikkelingen. In aansluiting op de adviezen van de ccoi overweegt de regering het GBA-netwerk officieel tot kristallisatiekern aan te wijzen. Het gba is grotendeels opgezet volgens de voorwaarden, die de ccoi aanlegt voor de aan wijzing van kristallisatiekernen. Behalve voor het verkeer van persoonsgegevens tussen overheidsor ganen en instellingen uit de private sector, zou de infrastructuur van dit systeem ook gebruikt kun nen worden voor ander interbestuurlijk dataver keer. Het kabinet spreekt zelfs van een uitzonder lijke geschiktheid voor dit doel, gezien het grote aantal deelnemers op verschillende bestuurslagen en de nauwkeurig gespecificeerde standaard, geba seerd op de internationale norm x.400. Ook in het bestuursakkoord van 19 oktober 1990, gesloten tussen Rijk en vng, wordt uitgesproken, dat het GBA-netwerk wordt gezien als een eerste begin van een samenhangende interbestuurlijke infrastruc tuur voor datacommunicatie tussen Rijk en ge meenten. Een tweede optie voor een dergelijk net werk vormt het programma voor de documentaire informatiesystemen (Dis-programma). Een van de doelstellingen van het Dis-programma is het tot stand brengen van een interdepartementale electro- nische gegevensuitwisseling. Er zijn enkele Dis projecten, die eveneens gebaseerd zijn op de x.400 norm. Het kabinet ziet zijn voorkeur voor deze twee opties nadrukkelijk als richtinggevende uit spraken. In de visie van de regering is er naast het GBA-netwerk ruimte voor een beperkt aantal ande re kristallisatiekernen. Naast een interbestuurlijk GBA-netwerk kan dus heel goed een interdepartementaal Dis-netwerk functioneren. In antwoord op kamervragen merkte de minister van Binnenlandse Zaken op, dat zodra ook met dis aan interbestuurlijke toepassingen wordt gedacht, zal worden bezien of dis en gba aan elkaar gekoppeld kunnen worden. De minister is overigens de laatste tijd nogal terughoudend over de toekomstige mogelijkheden van het GBA-net werk. Ook de VNG ziet op korte en middellange termijn niet veel mogelijkheden, met name vanwe ge de greep, die het Rijk heeft op het GBA-netwerk- beheer.42 5.8 Betrouwbaarheid van de GBA-gegevens De ramp in de Bijlmer bracht het grote publiek op de hoogte van iets wat in ruime kring al lang be kend was: met name in de grote gemeenten is de be volkingsadministratie een onbetrouwbaar instru ment. De gba zal hierin niet direct verandering brengen. De aanvankelijke opzet van het systeem bestaat immers uit een conversie van de bestaande persoonskaarten. Gegevens betreffende de burger lijke staat zullen in de toekomst worden ontleend aan de akten van de burgerlijke stand. Maar adres gegevens worden ook dan in principe ontleend aan de aangifte van de burger. Een groot verschil met de huidige situatie is, dat de burger belang krijgt bij het feit, dat de hem betreffende gegevens in de gba up to date en correct zijn. Instanties, bij wie hij aan klopt, zullen zijn gegevens bij de gba opvragen. In dien er verschil is tussen zijn opgave en de GBA-ge gevens, zal hij terugverwezen worden naar de gba. Veel instanties zullen overigens, als zij daartoe ge- authoriseerd zijn, adreswijzigingen en andere mu taties geheel automatisch verstrekt krijgen. Over heidsinstanties tegen elkaar uitspelen door ver schillende adressen op te geven zal dan niet meer mogelijk zijn. De praktijk zal moeten uitwijzen of de GBA inderdaad die betrouwbare basisadminis tratie wordt, die zij op papier is. Het succes van de gba staat of valt daarmee. Zijn gegevens onvol doende betrouwbaar, dan zullen afnemers zich van de GBA afwenden en toch weer eigen registraties opzetten, of gegevens uit andere registraties betrek ken. [132] 5.9 De erfenis van het oude systeem Op het moment, dat de Wet gba van kracht wordt, worden de huidige bevolkingsregisters bij de ge meenten en bij de Rijksinspectie van de bevolkings registers buiten werking gesteld. De artikelen 136 en 137 van de Wet gba geven aan, dat bij of krach tens algemene maatregel van bestuur zal worden be paald tot welke datum de persoonskaarten bij de ge meenten zullen blijven berusten. De memorie van toelichting geeft hierbij als uitleg, dat de overdracht van deze persoonskaarten aan archiefbewaarplaat sen om redenen van privacy zal worden uitgesteld. Tevens is in deze artikelen de mogelijkheid op genomen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen, dat de persoonskaarten in een andere dan de huidige vorm worden bewaard, en dat de originele exemplaren vervolgens worden ver nietigd. Hier wordt de mogelijkheid aangegeven van substitie van de persoonskaarten, bijvoorbeeld door microverfilming. De kosten hiervan worden waarschijnlijk gemakkelijk terugverdiend door de gigantische besparing in vloeroppervlak voor per- soonskaartenkasten. De Rijksinspectie van de Be volkingsregisters wordt met inwerkingtreding van de Wet gba opgeheven. De minister van Binnen landse Zaken kan het daar aanwezige bevolkingsre gister bij een aan te wijzen gemeente onderbrengen. Ook hier is de substitutie mogelijk. De persoons kaarten van overledenen berusten thans ingevolge een inbewaargevingsovereenkomst bij het Centraal Bureau voor Genealogie. Artikel 142 belast de mi nister van Binnenlandse Zaken met de zorg voor het Centraal Register van Overledenen. Ook na in werkingtreding van de Wet gba zullen hier per soonskaarten aan worden toegevoegd, totdat het register, nadat de laatste persoonskaart is toege voegd, definitief zal worden gesloten. 5 10 De erfenis van het nieuwe systeem De gba is een continu systeem. Slechts persoons lijsten van overledenen en niet-ingezetenen komen voor overbrenging naar een archiefbewaarplaats in de zin van de Archiefwet in aanmerking. Arti kel 148 Wet gba bepaalt, dat de termijn van arti kel 5 van de Archiefwet aanvangt op de datum van overlijden van ingezetenen. Voor niet-ingezetenen vangt die termijn aan honderd jaar na de geboorte datum. Onder de verkorte overbrengingstermijn van de nieuwe Archiefwet betekent dit, dat de eer ste persoonslijsten 20 jaar na 1994, dus in 2014, in archiefbewaarplaatsen terecht zullen komen. De vorm, waarin dit gebeurt is nog niet bepaald. Mo gelijk is dit via rechtstreekse toegang tot het gba- systeem, dan wel door overbrenging van gegevens op een andere informatiedrager. De overdracht van gegevens van overledenen aan het Centraal Bureau voor Genealogie is in het oorspronkelijke wets voorstel niet geregeld. Door middel van een aan vullingswetje zal in formele zin continuering van overdracht van gegevens mogelijk gemaakt wor den.43 De op de toekomst gerichte dynamiek van de automatisering leidt ook hier tot veronachtza ming van het feit dat diezelfde toekomst ooit verle den zal zijn. Dit blijkt ook uit het feit, dat de gba verhuizingen binnen één gemeente niet onbeperkt zal registreren. De gba bewijst, dat het voor archi varissen erg moeilijk is om bij de start van automa tiseringsprojecten voldoende invloed uit te oefenen om 'toekomstige' belangen te behartigen. 6 Het belangrijkste winstpunt van de gba is voorals nog, dat het hele grootschalige en gecompliceerde project door alle participanten op basis van consen sus is opgezet. Risicofactoren blijven er echter vol doende: stijgende kosten en onvoldoende kwaliteit kunnen afnemers doen besluiten hun gegevens el ders te betrekken. En het maatschappelijk draag vlak kan verdwijnen als teveel privacy-bedreigende doelstellingen aan de gba worden gekoppeld. De praktijk zal leren in hoeverre de gba een succes wordt, immers: the proof of the pudding is in the eating. [133]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1993 | | pagina 27