5.4 Informatieverhouding tussen de overheden Een belangrijk onderdeel van het overheidsinfor- matiebeleid in de openbare sector is de autonomie van de verschillende bestuurslagen in die sector. BIOS-I formuleert, dat de autonomie van provin cies en gemeenten een belangrijk gegeven is in het Nederlandse Staatsbestel, dat door toepassing van de informatietechnologie door de rijksoverheid niet in het gedrang mag komen. Deze veiligstelling van de autonomie van gemeenten heeft plaatsge vonden door het ontwerpen van een juridische nor mering van de verplichting tot het verstrekken van systematische informatie aan het Rijk. In het be stuursakkoord van oktober 1990 tussen Rijk en vng en in het Besluit Informatievoorziening in de Rijksdienst (iVR-1990) is opgenomen, dat aan ge meenten slechts de verplichting tot het verstrekken van systematische informatie aan het Rijk kan wor den opgelegd, voor zover daarin bij de wet of krach tens de wet bij algemene maatregel van bestuur is voorzien.32 Deze regeling krijgt een formeel-wette lijke basis in de nieuwe gemeentewet. Voor provin cies geldt een analoge regeling. De formulering drukt uit, dat de lagere overheden bescherming genieten tegen ongewenst ministerieel ingrijpen. Veranderingen in de informatierelaties tussen over heidslagen kunnen taakverschuivingen en veran deringen in verantwoordelijkheden en bevoegdhe den tussen diezelfde overheidslagen bewerkstelli gen. Gezien het cruciale belang in dit verband van een eigen informatiedomein voor de lagere overhe den, heeft herhaalde malen de roep geklonken om een informatieverhoudingswet. De regering voelt hiervoor echter weinig en meent met opneming van genoemde artikelen in de nieuwe gemeente- en provinciewet de materie afdoende geregeld te heb ben.33 Sterker nog ze meent, dat toepassing van in formatietechnologie kan leiden tot herverdeling van taken en bevoegdheden en kan raken aan de verdeling van primaire overheidstaken.34 Er mag dan wel een juridische normering van de informa tieverstrekking van lagere overheden aan het Rijk hebben plaatsgevonden, uitgangspunt blijft de ei gen informatiebehoefte van het Rijk, die voorna melijk door gemeenten en provincies vervuld moet worden. De informatie-autonomie kent haar grenzen.De gba is het eerste grote interbestuurlijke informatie systeem, waarin de autonome informatiedomeinen van de verschillende overheden gestalte krijgen. 5.5 Verantwoordelijkheid en zeggenschap Artikel 2 van de Wet gba noemt elke gemeente houder van een geautomatiseerde basisadministra tie met persoonsgegevens over de bevolking. De memorie van toelichting geeft aan, dat het begrip houder in de Wet gba dient te worden uitgelegd overeenkomstig dewpR. In de wpr wordt de hou der gedefinieerd als degene, die zeggenschap heeft over een persoonsregistratie. Met artikel 2 Wet gba wordt dan ook een deel van de zeggenschap bij de gemeenten gelegd, namelijk dat deel van de gba, dat zich in eigen huis bevindt. Deze zeggenschap is overigens aan alle kanten ingekaderd. Zo dient de gba wat betreft de technische en administratieve inrichting en werking en beveiliging te voldoen aan bij of krachtens algemene maatregelen van bestuur te stellen regels. De hoofdlijnen van het beheer van de gba, die de gemeenten op grond van artikel 14 Wet gba in een regeling dienen vast te leggen, kun nen nauwelijks meer bevatten dan uitvoeringsbe palingen. Alle beleidsmatige aspecten worden im mers voorgeschreven. En zelfs de marges in de uit voering zijn uiterst smal. Op grond van artikel 7, lid 1, Wet gba, mag een gemeente slechts met toe stemming van de minister uitvoering geven aan de op grond van artikel 6 bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels. In deze re gels op grond van artikel 6 Wet gba zal het logisch ontwerp gba, dat de technische en administratieve eisen van de gba bevat, worden neergelegd. Ook de verstrekking van gegevens uit de gba wordt nau welijks door gemeenten zelf ingevuld. De memorie van toelichting Wet gba geeft aan dat de verant woordelijkheid van de houder voor wat betreft de basisadministratie, bestaat uit de bijhouding ervan en de verstrekking van gegevens uit de basisadmini stratie. De houder van artikel 2 Wet gba is dan ook een houder met heel wat minder zeggenschap dan de houder van artikel 1 wpr. De verantwoordelijkheid voor regeling van de [130] aspecten van het gbA-project, die niet tot het eigen terrein van de gemeenten behoren, valt toe aan de minister van Binnenlandse Zaken. Deze is coördi nerend minister voor de persoonsinformatievoor ziening. Ingevolge artikel 4 Wet gba draagt deze zorg voor de aanleg en de instandhouding van een beveiligd netwerk. De instandhouding van het GBA-netwerk als landelijke applicatie zal worden toegewezen aan een landelijk beheersorgaan. Ge meenten, afnemers en de minister van Binnenland se Zaken zullen hierin een rol spelen. 5.6 Kosten en baten De kosten van de gba zijn verdeeld tussen het Rijk, de gemeenten en de afnemers. Ieder bericht, dat via het GBA-netwerk zal worden verzonden, zal tot 1997 ongeveer 44 cent kosten. Hiervan gaan 40 cent naar netwerk-leverancier General Electric Informa tion Services (geis) en 2 a 4 cent naar de ptt voor het gebruik van Datanet-1.35 Daarnaast zal het be heersbureau gba - de opvolger van het projectbu reau - nog eens zo'n 5 miljoen gulden per jaar kos ten. Bijkomende kosten, zoals die voor een nieuw logisch ontwerp, wenst de Tweede Kamer in een wettelijke regeling verdeeld te zien tussen de drie partijen.36 Een groot aantal kosten van de gba is niet in de berichtprijs verwerkt. Het grootste deel daarvan is door de gemeenten gemaakt bij de be nodigde automatisering, inclusief de conversie van persoonskaart naar persoonslijst. De meeste ge meenten zijn echter niet vanaf het nulpunt begon nen. Bijna alle burgers van Nederland waren onder gebracht in een geautomatiseerd systeem. Deze sys temen hadden dan wel geen wettelijke basis in de Wet Bevolkings- en Verblijfsregisters, maar ze maakten een efficiënte administratie mogelijk van woningen, verkiezingen, e.d. In feite voert Neder land al jaren een dubbele (bevolkings)boekhou- ding. Toch hebben veel gemeenten flinke aanpas singen moeten maken. Recent onderzoek door het tno stelde vast, dat invoering van de gba zo'n 300 miljoen gulden ging kosten, ongeveer vijf maal zo veel als oorspronkelijk geraamd.37 Kosten zeggen echter niet al te veel als ze niet afgezet worden tegen de baten. De moeilijkheid is alleen, dat deze niet te becijferen zijn. Op het eenvoudigste niveau gaat dit misschien nog: de gemeenten kunnen besparen op dubbel bevolkingsboekhouden en op postkamer- werk. Ten aanzien van een belangrijk winstpunt als de kwaliteitsverbetering van de gegevens, is bereke ning van de baten ondoenlijk. Een ander voordeel, het interne gebruik van de gba als basisadministra tie in het geheel van de gemeentelijke automatise ring, zal vaak niet gerealiseerd worden. De koppe ling met de sociale dienst werd veel-al toch al ge maakt, en naast de toepassingen, die thans ook al worden gerealiseerd, zoals het aanhaken van gege vens aan de gba, is het zeer de vraag of met name de kleinere gemeenten kans zien de gba voor andere doeleinden efficiënt in te zetten. Het concept van éénloket-functie voor de burger, aangeduid als de Service Centres van de Overheid (sco) of Civic Service Centres (csc), zou daarvoor een krachtige stimulans kunnen zijn. Met de NAW-gegevens en het administratie-soFl-nummer kan de gba een sleutelrol vervullen in de dienstverlening vanuit één punt. Ondanks stimulering door Binnenlandse Za ken lijkt de animo van gemeenten voor sco's niet groot. De experimenten tot nu toe liggen meer in de sfeer van algemene verbetering van de dienstverle ning.38 Zoals bij veel automatiseringsprojecten zul len de kosten van de gba altijd wel heel wat beter tot uitdrukking gebracht kunnen worden dan de ba ten. 5.7 Toekomstige uitbouw CBA In 1985 adviseerde de commissie Pannenborg om in 1995 te komen tot datacommunicatie tussen al le overheidsorganen, in plaats van gegevensuit wisseling op papier.35 De in 1986 ingestelde Cen trale Commissie Overheidsinformatievoorziening (cc01) pakte dit idee in gewijzigde vorm op. Zij ontwikkelde het idee van de 'kristallisatiekernen'.40 Dit zijn toepassingsonafhankelijke infrastructuren, die datacommunicatie tussen overheidsorganen onderling en met de particuliere sector mogelijk maken, zodra een toepassing dit eist. Zij gaat daar bij uit van communicatie tussen min of meer auto nome eenheden binnen de overheid. De commu nicatie verloopt langs de lijnen van toepassingson afhankelijke afspraken. Dit zijn afspraken, die in principe voor ieder informatiesysteem kunnen gel- [131]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1993 | | pagina 26