verdere uitbreiding van de beleidsdoelstellingen van de gba leiden. De overheid heeft daarbij vaak een dubbele positie. Gemeenten zouden bijvoor beeld etniciteit van hun inwoners kunnen registre ren om daarmee een voorkeursbeleid op het gebied van werkgelegenheid te voeren. Tegelijkertijd kun nen ze deze gegevens gebruiken om (niet toegela ten) spreiding in de volkshuisvesting te bereiken. Ander gebruik en misbruik ligt voor de hand. Re miniscenties aan de oorlog maken de kwestie extra gevoelig. Het is op dit moment niet te voorspellen, welke gegevens op termijn in de gba zullen worden opgenomen. Als de druk van het vreemdelingen beleid en de fraudebestrijding maar groot genoeg wordt, lijkt alles mogelijk. Voordat de gba opera tioneel is, wordt nu al van haar vermeende effectivi teit geprofiteerd door er allerlei andere beleidsdoel stellingen aan te hangen. 4 Privacybescherming en relatie tot de Wet Persoonsregistraties 4.1 Zelfstandig regime In artikel 10 van de nieuwe grondwet van 1983 werd de wetgever opgedragen regels te maken ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Aan deze opdracht werd voldaan met de invoering van de Wet Persoonsregistraties (wpr) in 1989. De Wet gba valt echter niet onder de wpr, maar steunt rechtstreeks op artikel 10 van de grondwet. Dit wordt gemotiveerd door aan te voeren, dat de goe de functionering van het systeem met zich mee brengt, dat precieze wettelijke regels moeten wor den gegeven over de inhoud en de beveiliging van gegevens, de bron van gegevens, en het gebruik van gegevens. Een duidelijk argument, met name om dat de Wet gba op een aantal terreinen zeer veel preciezere instructies bevat dan de wpr. Toch zijn er op het gebied van de privacybescherming zoveel overeenkomsten tussen de Wet gba en de wp R, dat het privacysysteem van de Wet gba heel goed in de wpr ondergebracht had kunnen worden. Dit wordt overtuigend aangetoond door het feit, dat gedurende de opbouw van het GBA-systeem, tot aan de inwerkingtreding van de Wet gba, de wpr van toepassing zal zijn op het gehele GBA-be- stand.22 De versnippering van het terrein van de privacybescherming was te voorkomen geweest.2' 4 2 Overeenkomsten en verschillen in begrippen Begripsmatig leunt de Wet gba sterk op de wpr. De Wet gba kent aan aantal begripsbepalingen, die gedefinieerd worden in artikel I. Niet gedefinieerd worden 'wPR-begrippen' als persoonsregistratie, persoonsgegevens, houder, bewerker, het verstrek ken van gegevens en Registratiekamer. Voor wat betreft het begrip persoonsregistratie is de reden duidelijk. In de gba functioneert slechts één soort persoonsregistratie, de basisadministratie. De bete kenis hiervan moet worden afgeleid uit ondermeer artikel 34 Wet gba, waarin de in de basisadminis tratie op te nemen gegevens staan opgesomd. De overige genoemde begrippen worden wel gebruikt in de Wet gba, maar niet gedefinieerd. Impliciet leunt de Wet gba hierin geheel op de begripsdefini ties van de wpr. Hoewel de wpr dit in strikte zin niet is, krijgt zij hierdoor het karakter van een ka derwet. Een fundamenteel verschil tussen wpr en wgba is er in de definitie van de kring van degenen aan wie - buiten geregistreerden en bewerkers - gege vens verstrekt worden. De wpr kent hier slechts het onderscheid tussen personen binnen de organi satie van de houder en derden, dat wil zeggen alle anderen. De Wet gba kent de categorieën afnemer, te onderscheiden in binnengemeentelijk en buiten gemeentelijk, en derde. Het begrip afnemer wordt gedefinieerd als: een orgaan van het Rijk, een pro vincie, een gemeente of een ander openbaar li chaam met inbegrip van daaronder ressorterende diensten, instellingen en bedrijven, alsmede een or gaan van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen instelling die met de uitvoering van publiekrechtelijke taken is belast.24 Eveneens een fundamenteel onderscheid bestaat er tussen het ge bruik van het begrip 'derde' in de wpr en de Wet gba. Als 'derde' definieert de Wet gba: elke andere persoon of instelling dan de afnemer en de inge schrevene. In dit verband dient opgemerkt te wor den, dat in de wpr bij algemene maatregel van be- [124] stuur aangewezen instellingen en voorzieningen voor onderwijs, gezondheidszorg en maatschappe lijke dienstverlening worden gerekend tot de (se- mi-)publieke sector. Indien nu verwacht wordt, dat ze onder de Wet gba terugkeren in het begrip afne mer, dan blijkt dit niet waar te zijn. Ze behoren tot de restcategorie derden (art. 99, lid 3). De Wet gba maakt een veel scherper onderscheid tussen publie ke sector en private sector dan de wpr. Uit een oogpunt van bescherming van de persoonlijke le venssfeer is dit te billijken. Aan derden is geen rechtstreekse toegang tot de basisadministratie toe gestaan (art. 97). Begripsmatig werkt het echter verwarrend. Over het begrip 'houder' in de wpr bestaat eni ge discussie. Precieze bepaling van dit begrip is van direct belang voor de privacybescherming van gere gistreerden. De Wet gba is hierin veel duidelijker dan de wpr. De binnengemeentelijke afnemer wordt gedefinieerd als 'elke afnemer, die een orgaan is van de gemeente die houder is van de desbe treffende basisadministratie'. De gemeente kent op grond van de gemeentewet een aantal organen: ge meenteraad, college van burgemeester en wethou ders, de burgemeesters, de raadscommissies. Voorts kan de ambtenaar van de burgerlijke stand als or gaan worden aangemerkt. De Wet gba heeft aan sluiting gezocht bij dit orgaanbegrip. De memorie van toelichting meldt althans, dat onder het begrip afnemer als orgaan van een gemeente in de eerste plaats gedacht kan worden aan het college van bur gemeester en wethouders en de ambtenaar van de burgerlijke stand.25 4 3 Privacy-beschermende normen In de regeling van de normenstelsels van de Wet gba en de wpr zijn opvallende verschillen waar te nemen. De wpr kent een aantal normen, die glo baal van karakter zijn: in de artikelen 4-6 zijn een aantal doelbindingsvereisten neergelegd. In alge mene kaders worden de inrichting en het gebruik van persoonsregistraties gekoppeld aan een bepaald doel. Ten aanzien van het aanleggen van persoons registraties in de publieke sector kent de wpr voorts een noodzakelijkheidsvereiste in art. 18. De ze normen dienen nader omlijnd te worden door middel van zelfregulering in de vorm van (verplich te) reglementen, formulieren en (vrijwillige) ge dragscodes. Reglementen zijn verplicht voor de (se- mi-)publieke sector, bestaande uit organisaties van de overheid, onderwijs, gezondheidszorg en maat schappelijke dienstverlening. Het reglement wordt ter inzage gelegd, en tevens wordt daarvan medede ling gedaan aan de Registratiekamer. Artikel 20 wpr geeft aan, welke materiële nor men in het reglement dienen te zijn opgenomen: 1 het doel van de registratie; 2 normen inzake opname en verwijdering van ge gevens; 3 normen inzake verstrekking van gegevens, inza ke verbanden met andere gegevensverzamelingen, en inzake toegang tot de gegevens; 4 normen inzake informatierecht en verbeterings- rechtvan geregistreerden. Deze reglementsplicht geldt niet voor de private sector. Daar geldt, behalve de mogelijkheid van een (vrijwillige) gedragscode, een meldingsplicht aan de Registratiekamer van iedere persoonsregistratie. Dit moet gebeuren door inzending van een formu lier. De gegevens, die in het formulier moeten zijn opgenomen, zijn bij algemene maatregel van be stuur nader bepaald.26 De normering van de Wet gba is over het alge meen zeer veel preciezer. De gba betreft dan ook slechts één registratie, waarvan de aanleg moet wor den aangemerkt als het voldoen aan een wettelijke verplichting. Verder wordt de opneming van gege vens nauwkeurig voorgeschreven (art. 34-54). Er is een gesloten stelsel van gegevensverkrijging. Hierin ligt tevens de bepaling van artikel 5 wpr besloten, dat persoonsgegevens rechtmatig verkregen moe ten zijn. Voorts wordt het gebruik van de gegevens beperkt door de artikelen 88-100 Wet gba. Deze regelen de verstrekking van de gegevens. De invul ling van de materiële normen, die de wpr groten deels overlaat aan zelfregulering door oplegging van een reglementsplicht aan de publieke sector, is in de Wet gba geheel uitgewerkt. Vanwege de formeel- wettelijke regeling en de precieze omschrijving is daarbij geen plaats meer voor algemene kaders be treffende doel en noodzaak van de registratie, zoals dit in de wpr wel het geval is. Vergeleken met de [125]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1993 | | pagina 23