De Gemeentelijke Basisadministratie
van Persoonsgegevens (GBA)
Verkenning van de risicofactoren
C.G.M. Noordam
De verantwoordelijke minister voor hetGb/s, mw len Dales, overhandigde in
het najaar van 1992 aan mrD. Burgers, burgemeester van 's-Hertogenbosch, het
gba -object' dat iedere gemeente ontvangt bij aansluiting. Den Bosch behoorde
meteen tiental andere gemeenten tot de eerste 'proefgroep'. Foto: Projectbureau
gba, 's-Gravenhage
Na tien jaren van voorbereiding heeft minister Dales van Binnenlandse Za
ken onlangs laten weten dat de "Wet gba na goedkeuring door het parle
ment per 1 september 1994 zal worden ingevoerd. De bevolkingsboekhou
ding ondergaat daarmee de belangrijkste wijziging sinds 18 50. Na registers
en kaarten, wordt de Nederlandse bevolking straks geadministreerd in bit
jes en bite-jes. Aan de technische kwaliteiten van het systeem behoeft nau
welijks te worden getwijfeld. De werkelijke risicofactoren in het gb A-pro
ject liggen op geheel andere terreinen: op het gebied van de juistheid van de
opgenomen gegevens, en daarmee op het gebied van de acceptatie van het
systeem door de afnemers van de gegevens; op het gebied van de kostenont
wikkeling en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer... reden ge
noeg voor de archivaris van de gemeente Montfoort, mr C. G.M. Noordam,
om in een kleine tour d'horizon deze risicofactoren nader te verkennen. Een
historisch overzicht van de totstandkoming van de G B A gaat hieraan vooraf.
[118]
1
Het voortraject
1.1 Het bevolkingsregister
Sinds het midden van de negentiende eeuw wordt
het bevolkingsregister decentraal - en handmatig -
gevoerd door de gemeenten. De huidige bevol
kingsadministratie wordt gevoerd op basis van de
Wet Bevolkings- en Verblijfsregisters, een wet uit
1887, die sindsdien enkele malen is gewijzigd en
aangevuld. De belangrijkste uitvoeringsbepalingen
zijn neergelegd in een algemene maatregel van be
stuur, het Besluit Bevolkingsboekhouding. Het
eerste besl uit van deze naam stamt uit 19 3 6. Het re
gelde de invoering van de persoonskaart in Neder
land. Het toen ingevoerde systeem is nog steeds van
kracht. Iedere gemeente in Nederland heeft van
haar inwoners persoonskaarten, gezamenlijk per
soonsregister geheten. De Rijksinspectie van de
Bevolkingsregisters beschikt voorts nog over een
persoonskaartenarchief. Hierin zijn ondermeer de
persoonskaarten opgenomen van personen die naar
het buitenland zijn vertrokken. Indien een persoon
van de ene gemeente naar de andere verhuist, wordt
de persoonskaart naar die gemeente doorgezonden.
Persoonskaarten van overledenen worden opge
zonden naar het Centraal Bureau voor de Statistiek,
dat ze daarna naar de Rijksinspectie van de Bevol
kingsregisters zendt. Uiteindelijk komen ze terecht
bij het Centraal Bureau voor Genealogie. Van elke
overleden of vertrokken persoon blijft een afschrift
van de persoonskaart achter in de gemeente van
vertrek of overlijden.
12 Eerste automatiserings-
onderzoeken
Met name de grote inefficiency van dit (handmatige)
systeem en de mogelijkheden van de nieuwe infor
matietechnologie in de jaren vijftig en zestig, brach
ten de regering ertoe te overwegen hoe de voordelen
hiervan ook in de bevolkingsboekhouding benut
konden worden. De commissies 'Simons' en 'Wes-
terhout' adviseerden achtereenvolgens over doel
matiger verstrekking van persoonsgegevens uit het
bevolkingsregister en over de landelijke invoering
van administratienummers.' De stand van zaken
op automatiseringsgebied in die periode - gericht
op verwerking van massale administratieve gegevens
in centrale computercentra - bracht de commis
sies tot een advies, dat de discussie met betrekking
tot een doelmatiger inrichting van de bevolkings
boekhouding tot in de eerste helft van de jaren tach
tig heeft beheerst: het advies tot inrichting van een
centrale personenadministratie, later bekend als
CPA.
De keuze voor een centrale registratie werd inge
geven door de toenmalige stand der techniek. Gro
te informatiesystemen waren immers alleen cen
traal te verwezenlijken. Telematica was een nog on
bekend begrip. Opslag van gegevens kon alleen
plaatsvinden op trommel-, schijf-, of magneet
kaartgeheugens. Slechts op langere termijn wenkte
het perspectief van een registratie in een geheugen
met directe toegangsmogelijkheid.
13 De CPA-wet
Tot oprichting van een centrale personenadminis
tratie (cpa) werd door het kabinet op 4 september
1970 besloten conform de eerdere adviezen. Indie
ning van een wetsontwerp hierover werd uitgesteld
tot na het eindrapport van de commissie Koop-
mans.2 Deze commissie diende te adviseren over
het aspect van de bescherming van de persoonlijke
levenssfeer in verband met persoonsregistraties. Bij
het gereedkomen van het advies van de commissie
Koopmans in 1976 werd tevens een voorontwerp
van de wet op de cpa uitgebracht. Het uiteindelij
ke ontwerp van deze wet werd vervolgens inge
diend op 21 januari 1982. De ontwerpwet op de
cpa voorzag in de invoering van een administratie
nummer en opname van gegevens uit het bevol
kingsregister in een centraal bestand. Gebruik van
het administratienummer werd beoogd zowel in de
overheids- als in de particuliere sfeer in onderling
verkeer. Vanuit het centrale bestand zou spontane
verstrekking van mutatiegegevens van geregistreer
de personen aan belanghebbende instellingen mo
gelijk worden.
Dit voorstel was conform een advies van de Be
stuurlijke Overlegcommissie Overheidsinformatie
voorziening (boco)3, die in 1980 geconstateerd
[119