[Hl
hervat op dezelfde wijze als in de Franse tijd, met
dien verstande dat nu de gouverneur de kiesverga-
dering bijeenriep om een voordracht te maken aan
de koning. Deze benoemde uiteindelijk de leden,
na advies ingewonnen te hebben bij de minister
van Justitie.*2 Van de voordracht van de kiesverga-
dering werd normaliter niet afgeweken. Wel kwam
het regelmatig voor dat de benoemden voor de eer
bedankten. Veel aandrang werd dan niet meer op
hen uitgeoefend. Zelfs werden geen nieuwe kandi
daten benoemd, wanneer het aantal plaatsvervan
gers voldoende was voor het wettelijk quorum.
Herkiesbaar was men slechts na een onderbreking
van minimaal één jaar.*3 In 1816 interpreteerde op
verzoek van de Rechtbank van Koophandel van
Breda de toenmalige minister van Justitie Van
Maanen dit artikel erg ruim: men kon na twee jaar
niet in dezelfde functie worden benoemd, wel in
een andere, bijvoorbeeld een rechter kon na twee
jaar direct benoemd worden tot president, een
rechter-plaatsvervanger tot rechter. Van Maanens
opvatting zal wel samenhangen met het feit dat het
animo onder de kooplieden om dergelijke hono
raire functies aan te nemen niet groot was.
Om tot lid van een rechtbank van koophandel
te kunnen worden benoemd diende men tenmin
ste dertig jaar oud te zijn. Bovendien moest men
tenminste vijfjaar werkzaam in de handel. Aan de
president werden bijzondere eisen gesteld: hij
diende tenminste veertig jaar oud te zijn en al eni
ge ervaring te hebben gehad als rechter in de recht
bank. 54 Enige juridische scholing werd derhalve
van de president en leden niet gevraagd. Men werd
geselecteerd op zijn reputatie, waarbij gelet zal zijn
op een grote ervaring in handelszaken (daarom
ook werden bij voorkeur oudere personen be
noemd), een goede naam en voldoende integriteit.
Nader onderzoek zou duidelijk moeten maken of
kooplieden, die een juridische studie hadden ge
volgd, bij voorkeur in deze colleges zitting hadden.
Voor de Rechtbanken van Koophandel te Breda en
's-Hertogenbosch is ons dat niet gebleken. Wel
werden bij voorkeur oud-schepenen tijdens het
Ancien Régime Ai rechter aangezocht.
De functie van president en rechter bij de recht
banken van koophandel was honorair, dat wil zeg
gen onbezoldigd. 5 5
Aan elke rechtbank van koophandel waren een
griffier en één of meer deurwaarders verbonden,
die door de regering werden benoemd.*6 De grif
fier genoot een traktement en emolumenten. Toen
tijdens de behandeling van de wet ro in de jaren
1819/1820 en 1827 bleek dat de rechtbanken van
koophandel bij de invoering van de nieuwe organi
satie zouden verdwijnen, werd ook de organisa
tie van de bestaande rechtbanken langzaam af
gebouwd. Griffiers werden niet meer vervangen,
maar hun functies werden gecombineerd met de
functie van griffier van de rechtbank van eerste aan
leg.*7
De huishoudelijke zaken binnen een rechtbank
werden door de rechters onderling geregeld in re
glementen van orde. Het reglement van 's-Herto-
genbosch heette Convention amicale pour servir de
réglement entre les membres, composant le Tribunal
de Commerce, séanta Bois le Due en werd op 28 mei
1812 vastgesteld.*8 Uit dit reglement blijkt duide
lijk dat het heel wat moeite koste om elke zitting de
beschikking te hebben over het benodigde aantal
rechters. Nauwkeurig werden de aanvangstijden
van de zittingen, de boetes voor ongeoorloofd af
wezig zijn en de toerbeurtregeling voor de rechters
vastgesteld. Aan de hand van deze reglementen we
ten we bovendien dat de Rechtbank van Koophan
del van Den Bosch éénmaal per week zitting hield
en de Rechtbank van Koophandel te Breda twee
maal per week, en wel op woensdag en zaterdag
vanaf 10.30 uur.
3.2 De absolute
en relatieve competentie
De competentie van de rechtbanken van koophan
del was omschreven in de Code de commerce van
1807, welk wetboek voor ons land heeft gegolden
tot 1838.
De rechtbanken van koophandel oordeelden
niet alleen in contentieuze zaken, maar hadden bo
vendien extra-judiciële taken. Zij hadden geen
strafrechtelijke bevoegdheid. Van vonnissen gewe
zen in vorderingen boven de 1000 ff stond appel
open bij het Keizerlijk Gerechtshof, na 1814 het
Hooggerechtshof, tenzij de partijen appel nadruk
kelijk hadden uitgesloten.*9
[14]
In eerste aanleg oordeelden zij over:
1 daden van koophandel
2 zeezaken
3 faillissementen.
1 Daden van koophandel was een vrij ruim be
grip. De wetgever trachtte het te omschrijven in
boek 1 van de Code de commerce. Hij maakte een
onderscheid in object en subject. Subjectief gezien
betrof het alle geschillen inzake verbintenissen en
overeenkomsten tussen kooplieden, fabrikanten
en bankiers, voorzover het echter de koophandel
betrof.60 Wanneer dus een koopman een lening
zou afsluiten bij een bankier voor de aankoop van
zijn woonhuis, zouden kwesties hierover voor de
rechtbank van eerste aanleg moeten worden ge-
Op 2y september 1838 had de laatste zitting van de
Rechtbank van Koophandel in Groningen plaats
bracht, omdat het hier immers een privé-overeen-
komst betrof.
Naar object gezien betrof het ook alle geschillen
die voortsproten uit handel van waren, onderne
mingvan fabrieken, van commissie, transport over
land en zee, bank- en verzekeringswezen, handels
huizen, agentschappen, veilingen, openbare ver
kopingen, wisselbrieven (voor zover het de koop
handel betrof).61 Dat betekende dat ook particu
lieren aan de jurisdictie van de rechtbank van
koophandel waren onderworpen, wanneer ze inci
denteel als handelaar optraden.