Bespreking van boeken
voc
r.raben enj.c.M. pennings (ed. board), De ar
chieven van de Verenigde Oostindische Compagnie.
The Archives of the Dutch East India Company
(1602-1795).
Algemeen Rijksarchief, Eerste Afdeling en Sdu
Uitgeverij Koninginnegracht, 's-Gravenhage 1992,
geïll., 555 blz. ƒ195,-.
Reeds lang aangekondigd en nu dan verschenen: in
druk de inventaris van de voc-archieven, bewaard
in het Algemeen Rijksarchief een fraaie, kloeke
uitgave in quarto-formaat. Het is niet eenvoudig
de auteurs cq samenstellers bibliografisch te ver
melden. De inventaris zeifis verzorgd door M. A. R
Meilink-Roelofsz, nader bewerkt door R. Raben
en H. Spijkerman. Het voorwerk, History and
Manual genoemd (blz. 11-133), is geschreven door
een team van zes auteurs onder leiding van Raben
en J.C.M. Pennings, van wie alleen de eerstge
noemde op het titelblad als verantwoordelijke voor
dit gedeelte staat vermeld. Ook bij de produktie
heeft het titelblad kennelijk problemen opgele
verd, want er is - zij het op weinig opvallende wij
ze - een ander ingeplakt.
Het heeft tot het midden van de negentiende
eeuw geduurd, voordat het historisch belang van
de papieren van de eerste multinational avant la
lettre werd ingezien. Dat er nog wat van over was
gebleven, was voornamelijk om financieel/admini
stratieve redenen, omdat na de opheffing van de
voc in 1800 nog decennia lang zaken en vorderin
gen moesten worden afgewikkeld. In 1821/1822
en 1832 namelijk werden bij schoningsoperaties
ongeveer zeventienduizend delen voor verwerking
als oud papier verkocht, veelal betreffende de ze
ventiende en eerste helft achttiende eeuw. De res
terende papieren werden daarna weinig zorgvuldig
bewaard, totdat in de jaren veertig en het begin van
de jaren vijftig plotseling aandacht ontstond voor
de voc-papieren, eerst door toedoen in 1841 van
een Amerikaans historicus (J. Romeyn Brodhead),
daarna door Frederik Muller en de jurist L. C.D.
van Dijk. In 1856 werden de restanten van de voc-
bescheiden vanuit het voormalig slachthuis van de
wie te Amsterdam naar het Rijksarchief in Den
Haag overgebracht. Overigens hadden van rijksar
chivaris R. C. Bakhuizen van den Brink de vele
honderden scheepssoldijboeken toen ook nog wel
vernietigd mogen worden, want zij waren van geen
wetenschappelijk belang. Hoe kunnen inzichten
veranderen! Eenmaal opgeslagen in het Rijksar
chiefkon de ordening van het restant van het voc-
archief beginnen. J.K.J. de Jonge en P.A. Leupe
haalden bundels uit elkaar, die volgens latere
ideeën juist bijeen gehouden moesten worden.
Hun opvolgers, onder wie J.E. Heeres en H.T.
Colenbrander, herstelden de oude situatie zo goed
mogelijk. J. de Hullu voltooide in 1905 de orde
ning en bracht een nummering aan, voorafgegaan
door de afkorting ka (Koloniaal Archief)
In 1937 kreeg mevrouw M.A. P. Meilink-Roe
lofsz opdracht een nieuwe inventaris van de stuk
ken van de kamer Zeeland te maken. Praktische re
denen maakten dit gewenst. Een en ander leidde
door de inzet en steeds groeiende deskundigheid
van mevrouw Meilink in 1963 tot uiteindelijk een
geheel nieuwe voc-inventaris. In negen delen ty
poscript kwam deze enige tijd daarna op de studie
zaal van het Algemeen Rijksarchief ter beschikking
van de bezoekers. Een nieuwe nummering, nu
voorafgegaan door de afkorting voc, was noodza
kelijk gebleken. Alleen de inleiding tot de inventa
ris en een uiteenzetting over de administratieve or
ganisatie van de Compagnie ontbraken nog. In
1971 ging mevrouw Meilink met pensioen. Het
hoofdwerk rondom het voc-archief en een aantal
daarmee samenhangende collecties was door haar
en haar medewerkers voltooid. Het is jammer dat
in dit verband de namen van de overleden charter
meesters mevrouw M.E. van Opstall en M.P. H.
Roessingh niet in de inleiding worden genoemd.
In 1988 kregen plannen om de inventaris met een
[78]
uitvoerige inleiding in boekvorm in het Engels uit
te geven vastere vorm. En op 28 oktober 1992 was
het zover. In aanwezigheid van diplomatieke verte
genwoordigers van de landen waarin de voc heeft
geopereerd, ging de inventaris als vlaggeschip van
het ara te water.
Het boek is, zoals in het begin van deze bespreking
reeds aangegeven, uit twee stukken opgebouwd: de
History and Manual en de eigenlijke inventaris.
Het eerste stuk is volledig in het Engels en de na
men van de auteurs staan borg voor een gedegen
tekst. F. SGaastra, de grote kenner van de geschie
denis van de voc, schetst de organisatiestructuur
tegen enige achtergrondinformatie over de om
vang en internationale betekenis van het bedrijf.
Hij wijst er daarbij op, dat het centrale bestuur in
feite slecht was geregeld, maar dat vele pluspunten
hieraan tegemoet kwamen. Zakelijke kennis was
altijd bij een of meer Amsterdamse bewindhebbers
aanwezig. Ook de Halve Heren Zeventien komen
ter sprake. Hoe de voc zelf met haar archieven
omging en wat er na de opheffing mee gebeurde is
met veel oog voor detail door mevrouw Pennings
beschreven. De kamer Amsterdam stelde in 1695
een aparte Charterkamer in, maar het archiefbe
heer kende daarna vele wisselvalligheden. Dat was
beter geregeld bij de Zeeuwse kamer, die vanaf
1737 een officiële chartermeester in dienst had.
Dat van het huidige voc-archief bijna de helft uit
Zeeuwse stukken bestaat, is te danken aan de hard
nekkige weigering van Pieter Pous, in 1797 aange
steld als substituut-secretaris van het Oostindisch
Comité, om de archieven onder zijn beheer aan
'Holland' af te staan. Zo werden ze voor vernieti
ging behoed. Ook wordt met smaak verhaald hoe
hij de Britse bezetter van Walcheren in 1809 van de
Compagnies papieren, op die betreffende Ceylon
na, kon afhouden. Pas in het jaar van Pous' overlij
den in 1851 werden de Zeeuwse stukken uit Mid
delburg naar Amsterdam en weldra naar Den Haag
overgebracht. Een soortgelijke verhandeling over
het beheer en de latere lotgevallen van de kaarten
biedt het hoofdstuk geschreven door C.J. Zand
vliet. Het is een oorspronkelijk overzicht, uit aller
lei bronnen samengesteld. Het vormt een uitste
kende aanvulling op de studies van de Utrechtse
historisch-cartograaf G. Schilder over de organisa
tie en werkwijze van de kaartenmakers van de vo c
Anders dan met de papieren het geval was, is de
kaartencollectie de Franse inlijving van 1810 niet
ongeschonden doorgekomen. In Parijs is in de ver
warring van 1814/1815 veel achtergebleven.
B.J. Slot, mevrouw M.C.J.C. van Hoof en F.
Lequin zetten zorgvuldig uiteen hoe de diverse on
derdelen van het archief in elkaar zitten en welke
gegevens de onderzoeker erin kan verwachten. Het
gaat dus om zaken als de resoluties, uitgaande mis
siven, de Overgekomen Brieven en Papieren, de
stukken van de commissies uit de Heren Zeventien
en de kamers en de Opperboekhouder. Met name
de uitleg voor het gebruik van de personeelsadmi
nistratie (Land- en Zeemonsterrollen, scheeps
soldijboeken e.d.) is heel gedetailleerd en is ver
lucht met schema's. Dit is een hoofdstuk dat voor
de onderzoeker een direct gebruiksnut heeft. Een
overzicht van VOC-bescheiden in het buitenland is
van de hand van Slot. In Jakarta, Colombo, Ma
dras en Kaapstad ligt nog veel materiaal, dat meest
al ter plaatse in de voc-vestigingen is ontstaan. In
Madras bijvoorbeeld rust een betrekkelijk intact
achttiende-eeuws archief van het kantoor in
Cochin. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een
opsomming van enige particuliere collecties in het
ara en elders. Het is te betreuren dat deze opsom
ming niet wat vollediger is gemaakt. Hier was dé
gelegenheid om zoveel mogelijk bewaarplaatsen
van voc-bescheiden elders in Nederland te ver
melden. Nu wordt wel opgegeven waar de papie
ren van R. G. van Polanen liggen, maar blijft de in
ventaris van het belangrijke archief van de familie
Matthias-Pous-Tak van Poortvliet in het Rijksar
chief in Zeeland ongenoemd. Een passage over de
mogelijke aanwezigheid van voc-stukken in de ar
chieven van de steden waarin de zes kamers waren
gevestigd, zou handig zijn geweest.
De inventaris zelf is in het Nederlands, maar de
uitvoerige inhoudsopgave is ook in het Engels aan
wezig. Voor de niet-Nederlandse onderzoeker is de
ontsluiting van het archief na het History and Ma
nual dus ook optimaal. De totale lengte van het ar
chief is 1277 meter en er zijn 14.933 nummers.
Een concordantie van de oude KA-nummers op de
nieuwe is achterin bijgevoegd. Bijna de helft van
de stukken (nrs 7.232-13.866) is afkomstig van de
[79]