jfoerlöitï^cti Honderd jaar Nederlands Archievenblad Paul Brood 1892. No. 1. Orgaan van de VEREENIGING VAN ARCHIVARISSEN in Nederland. Goedgekeurd bij Kon. besl. van 29 Sept. 1891. In februari 1893 verscheen de eerste aflevering van het Nederlandsch Ar chievenblad. Dat is dus honderd jaar geleden. Dit eeuwfeest wordt, anders dan dat van de vereniging, niet met grootse festiviteiten luister bijgezet. Scheidend eindredacteur Paul Brood wijst in een korte bijdrage op het be lang van het vaktijdschrift van de Nederlandse archivarissen. De geschiedenis van het Nederlands Archievenblad is uitstekend beschreven door collega Struick in Respect voor de oude ordede bundel die ter gelegen heid van het eeuwfeest van de Vereniging van Ar chivarissen in 1991 is verschenen. Ik hoef dat op dit moment dus niet nog eens te doen. Niettemin is het passend even stil te staan bij het honderdjarig bestaan van een tijdschrift. De oorlogsjaren zijn er overigens debet aan dat na honderd jaar pas de 9pe jaargang verschijnt. Ongetwijfeld zijn er veel meer tijdschriften van naam en faam die hun eeuwfeest al gevierd hebben, maar ik vermoed dat een meer derheid het niet gehaald heeft of nooit zal halen. Een eervolle vermelding is dan ook op zijn plaats. Een tijdschrift is evenwel een middel om een doel te bereiken, geen doel op zich. De oprichters van de vereniging formuleerden in 1891 het doel als volgt: 'De Vereeniging van Archivarissen in Nederland stelt zich ten doel de bevordering der belangen van het Nederlandsch archiejivezen. Zij tracht dit doel te bereiken: a door het houden van bijeenkomsten; b door het uitgeven van gedrukte mededeelingen; c door andere daartoe strekkende middelen. Wanneer men de uitgave van het Nederlandsch Ar chievenblad beschouwt als de verwezenlijking van het onder b bedoelde middel, dan kan men zeggen dat de oprichters het als een belangrijke bijdrage aan de doelstelling beschouwden. Een vraag die men zich vervolgens kan stellen, is in hoeverre het Ar chievenblad het doel van de vereniging heeft helpen realiseren. Op die vraag wil ik wat nader ingaan. Volgens de oprichters der vereniging moest het Ar chievenblad aan een vijftal zaken aandacht besteden. Ten eerste was dat het archiefwezen in zijn geheel: personeel, financiën, opleiding, ambtelijke positie van de archivaris. Ais tweede noemden zij het 'mate rieel': depots, wijze van bewaring, inrichting van in ventarissen en indices, indeling en ordening van ar chieven. Vervolgens moest het blad actuele berich ten brengen. Ten vierde werd de vermelding en recensie van publicaties van en over het archiefwezen wenselijk geacht en tenslotte wilde men een rubriek openen 'tot het inwinnen van inlichtingen over on derwerpen betrekking hebbende op het vak'.1 Struick constateerde al dat deze opsomming van soorten bijdragen in het Archievenblad eigenlijk honderd jaar later nog steeds van toepassing is. De wijze van presentatie heeft zich in de loop der jaren vanzelfsprekend aan de tijd aangepast, maar de aard van de onderwerpen bleef dezelfde.2 Hij on derscheidde twee complexen van thema's: de we tenschappelijke fundering van het archiefvak in de breedst mogelijke betekenis en de bevordering van de belangen van archiefdiensten en van personen die bij die instellingen werkzaam zijn. Het pro gramma van 1893 heeft volgens Struick dan ook weinig aan actualiteit verloren. 3 Wie zich de moeite getroost de jaargangen van het Archievenblad door te nemen, zal tot de conclu sie komen dat het tijdschrift een rustig en evenwich tig bestaan heeft geleid. Natuurlijk waren er tijden dat bepaalde zaken zwaarder drukten op de inhoud van het blad dan andere. De theorie over de orde ning en beschrijving van archieven beheerste de eerste jaargangen, de archiefwetgeving drukte zijn stempel op de jaren vóór 1918 en 1962. De archief opleiding stond in de jaren vijftig sterk in de belang stelling. Vanaf 1956 kregen de studiedagen veel aan dacht, soms zelfs in aparte afleveringen. De twee 'complexen van thema's' die Struick aangaf, tracht ten elkaar steeds in evenwicht te houden, waarbij de balans soms vervaarlijk helde in de ene richting, dan weer in de andere, maar nimmer doorsloeg. Heeft het Archievenblad nu bijgedragen aan de verwezenlijking van het doel van de vereniging? Zon der meer. Afgezien van het feit dat de doelstelling zo ruim geformuleerd was, dat elke actie het doel dichterbij bracht, is een aantal feiten aan te wijzen waaruit het belang van het blad duidelijk wordt. Ten eerste is dat de polemiek. De discussie in de eerste jaargangen over de ordening en beschrijving van ar chieven, waaraan deelnamen de archivarissen Mul ler, Fruin, Gratama en de historicus Blok, is van in vloed geweest op de theorievorming aangaande de archivistiek. Hetzelfde geldt voor de discussie over de ordeningsbeginselen in de jaargangen 59-63 (1954- 1959), die gevoerd werd door Verharen, Noorden bos, Bloemen, Van Giessel, Van Hoboken, Bosman en Scherft. De verhouding tot de registratuur speelde hier ook door heen. In de jaargangen 82 en 83 (1978- 1979) waren de beginselen opnieuw onderwerp van polemiek, nu tussen Fasel, Pirenne, Meeuwissen, Van Maanen en Formsma. In de meest recente jaar gangen memoreer ik de discussie over selectie en ver nietiging, waaraan Ketelaar, Janssen, Den Teuling en [3]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1993 | | pagina 2