heeft gewerkt, mag blijken uit het in 197° versche nen Advies nr. 15 van de Archiefraad, waarom mi nister Klompé al in december 1968 had gevraagd, onder de titel Over de Rijksarchiefdienst: problemen, oplossingen en prioriteiten. Dit Advies zou in de ze ventiger jaren de leidraad vormen voor de moder nisering van de Rijksarchiefdienst onder de opvol ger van Van der Gouw, mr A. E. M. Ribberink. Voor Van der Gouw zelf was, naast de vriend schappen die hij er in zijn beginjaren opdeed (zoals met Cees Postma, sinds 1944), de periode Gras- winckel - 'een betere baas hebben we nooit gehad - de prettigste van zijn tijd op het Algemeen Rijksar chief. 9 Graswinckel was dan ook iemand die in be ginsel geen tegenstander was van beeldenstormerij en ruimte schiep voor vernieuwing. Uit die tijd stamt ook het welbekende verhaal over de tot standkoming van wat later in het Nederlands Ar chievenblad onder de titel 'Hercules op de twee sprong'10 zou verschijnen: Graswinckel had Van der Gouw gevraagd een tekst voor hem te maken voor zijn rede op de jubileumvergadering van de Vereniging van Archivarissen in 1951. Graswinc kel zou de tekst een week voor de vergadering bij Van der Gouw thuis komen bespreken. Na het eten bleek dat Graswinckel daar geen zin in had en hij ging, volgens Van der Gouw, zonder de tekst ook maar gelezen te hebben, de week daarop de tekst voorlezen. Desgevraagd deelde Graswinckel aan Van der Gouw mee dat het verhaal 'erin ging als koek'; alleen Noordenbos, directeur van het re gistratuurbureau van de Vereniging van Neder landse Gemeenten, had de zaal na enige tijd verla ten en ook de voorzitter van de Vereniging van Ar chivarissen, Moll, voelde zich niet geheel op zijn gemak. Aan deze reacties zal zeker het 'grensover schrijdende' karakter van de lezing - ook de archi varis dient zich met de registratuur bezig te hou den - debet geweest zijn. Werker in het veld: provinciaal ar chiefinspecteur in Zuid-Holland In 1954 ging de toenmalige Algemeen Rijksarchiva ris mr H. Hardenberg de functie van provinciaal archiefinspecteur in Zuid-Holland waarnemen. Voor het feitelijke werk schakelde deze Van der Gouw in, wat de provinciale griffie niet ontging. Aangezien hij toen nog niet over de vereiste papie ren beschikte, zou het tot j uli 19 5 7 duren voor het tot de benoeming kwam in de functie, die hem per soonlijk de meeste arbeidsvreugde heeft geleverd en waarin hij het belang van de lokale en regionale geschiedenis en de verbetering van het archiefwe zen maximaal met elkaar in relatie heeft kunnen brengen. Zijn uiteindelijke promotie-onderzoek over Put ten - een eerder onderzoek over burgerweeshuizen was vanwege het overlijden van de hoogleraar oud vaderlands recht Fischer en vanwege zijn drukke werkzaamheden de mist in gegaan - kwam direct voort uit zij n inspectiewerk. De relatie met het provinciaal bestuur hield hij goed in het oog. Zo bracht hij desgevraagd advies uit over langslepende rechtshistorische kwesties als die betreffende het Burgerweeshuis in Gorinchem en schreef hij artikelen in het toen nog gepubliceer de verslag van de provincie. De eerste tijd van zijn inspectoraat moest hij ook het kantoor opzetten, waarbij hij vanaf circa 1960 de steun van zij n onvol prezen 'rechterhand' J.H. Streefland kreeg. Het kantoor zou uitgroeien tot de grootste provinciale archiefinspectie in Nederland, waar op het hoogte punt circa tien mensen, de meesten student, werk ten aan de inventarisatie van de gemeente- en water schapsarchieven. Want voor Van der Gouw was een ding duidelijk: goed historisch onderzoek op lokaal of regionaal terrein begint met goed toegankelijke archieven. Later zouden studenten archiefweten schap uit Amsterdam de fase na het inventariseren, het nader toegankeli j k maken van gemeentelij ke se ries, ter hand nemen: leermeester en archivaris. Pri mair richtte Van der Gouw zich hierbij op de kleine re gemeenten en waterschappen ten plattelande, daarbij overigens ook niet de noden van de grotere gemeenten en hoogheemraadschappen, waar vaak wel een vorm van goed archiefbeheer was, uit het oog verliezend. Zijn territoir omvatte circa 1 50 ge meenten en, toen nog, 5 5 o waterschappen Het is de redding voor heel wat waterschapsar chieven geweest, dat juist Van der Gouw inspec teur was in de periode dat talloze waterschappen door de toen in gang gezette concentratie werden opgeheven. Zijn optreden kenmerkte zich overi gens meer door instrueren dan door formeel in specteren. [56] Kleurrijk waren de verhalen over zijn inspectie tochten door het Zuidhollandse in een dienstauto met chauffeur. Een chauffeur, die soms dingen moest doen, die niet tot zijn gewone taken behoor den. Zoals die keer dat Van der Gouw voor de zo veelste maal een kleine gemeente bezocht en weer had geconstateerd dat de archiefruimte voor van alles en nog wat als opslagruimte werd gebruikt, dit ondanks enige 'vaderlijke' aanmaningen van de provinciaal inspecteur aan de burgemeester. De chauffeur en Van der Gouw sleepten alle ongerech tigheden uit de bewaarplaats, stelden deze als een soort oorlogsmonument op het dorpsplein op, zijn er drie keer luid toeterend omheen gereden en heb ben vervolgens de gemeente verlaten. Bij het vol gende bezoek was de archiefruimte ingericht zoals zij behoorde te zijn Niet alleen op deze wijze bereikte hij zijn doel. Ook inhoudelijk maakte hij zich sterk voor een goe de ordening van de archieven. Het voorgestelde schema voor de waterschapsarchieven kreeg onder de titel Schema-Van der Gouw landelijke bekend heid. Verder heeft hij de hand gehad in een groot aantal nieuw- of verbouwprojecten voor archiefbe waarplaatsen, hetgeen een provinciaal bestuurder ter gelegenheid van zijn vertrek deed opmerken dat nu tenminste een van de 'duurste' provinciale amb tenaren afscheid nam. In dat verband heeft hij ook onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van pre fab archiefruimtes, die zonder het maken van al te grote kosten voor het gebruik in een kleine gemeen te geschikt zouden kunnen zijn en waardoor in ieder geval vaak toch niet te realiseren verbouwingen van bestaande gemeentehuizen vermeden zouden wor den. Hiervan zijn er ook daadwerkelijk enige gere aliseerd. Bij zijn activiteiten als bouwheer onder vond hij vaak in niet geringe mate steun van leden van het College van Gedeputeerde Staten. Voor beeld hiervan was mr H. van Riel, die als liefhebber van de historie goed met Van der Gouw overweg kon. Toen Van der Gouw een eeuwenoud pand dat de provinciale waterstaat voor een gulden had ver worven, geschikt achtte als stadsarchief, overhan digde Van Riel tijdens het werkbezoek in de kroeg aan de directeur van de provinciale waterstaat een door Van der Gouw gegeven gulden onder de mede deling dat nu de archiefinspectie over het pand kon beschikken. En zo kreeg Brielle zijn stadsarchief. Als het om de ordening ging, had hij ook andere creatieve invallen: de jongste auteur van dit in me- moriam kreeg van Van der Gouw zijn stagebewijs, doordat Van der Gouw zich voor een dag tot archi varis der gemeente Wassenaar liet benoemen. Ook in organisatorische zin deed hij van zich spreken. In 1960 zorgde hij er mede voor, dat in Rotterdam - het grootste gemeentearchief in zij n ressort - de archief inspectie door de gemeentearchivaris van de grond kwam. Landelijk gezien moest toen de strijd tussen de archivarissen en registratoren over wettelijke be voegdheden (vergelijk Hercules!) nog ontbranden. In zijn algemeenheid kan men stellen, dat de zorg voor en de behuizing van zowel de overge brachte als de onder de administratie berustende archieven van de gemeenten en waterschappen in Zuid-Holland dankzij de stuwende kracht van Van der Gouw hetzij van de grond is gekomen, hetzij enorm verbeterd is. Zijn vertrek als inspecteur kreeg enige gelijkenis met dat bij de Rijksarchiefdienst. Onenigheid over de werktijdverhouding tussen zijn inspecteurs functie en het hoogleraarschap leidde ertoe, dat hij per 1 januari 1976 ontslag nam. Wel kreeg hij nog in de vergadering van Gedeputeerde Staten de Gouden Lis (onderscheiding voor verdienstelijke Zuidhollanders) en het officierskruis van Oranje- Nassau opgespeld, maar een verder officieel af scheid met receptie zat er niet in, want dat wilde Van der Gouw niet. De Zuidhollandse archivaris sen 'vergaten' hem niet en namen begin 1976 in kleine kring van hem afscheid. Wie Van der Gouw lang kent, weet dat dat hij een dergelijk afscheid meer op prijs stelde dan een officiële receptie. Leermeester in de archivistiek De onderwijzer Van der Gouw die in het archiefwe zen verzeild raakt - twee elementen die onvermij delijk het thema opleiding raken. In de jaren twintig en dertig was het Nederland se archiefwezen als gevolg van de bezuinigingen in een deplorabele toestand geraakt. De eerste ar- chiefschool, opgericht na de in werkingtreding van de Archiefwet-1918, was al na vijfjaar ter ziele ge gaan. Het staatsexamen was blijven bestaan, maar kandidaten werden geacht zich zelf hierop voor te bereiden. Deze toestand duurde tot 1949. Toen [57]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1993 | | pagina 29