Van der Gouw:
Ten geleide
Een in memoriam te schrijven gewijd aan Van der
Gouw is geen kleinigheid. Om zijn veelzijdigheid
als mens, archivaris en wetenschapper te kunnen be
lichten in het kader van een in memoriam leek een
gemeenschappelijke aanpak nodig. Hoe anders is de
ontwikkeling van de uit Zwolle afkomstige, in Den
Haag opgeleide en de in Helmond gevormde
schoolmeester via de verschillende functies op het
Algemeen Rijksarchief en de provinciale archiefin
spectie Zuid-Holland naar het hoogleraarschap aan
de Universiteit van Amsterdam te volgen zonder dat
het alleen maar een reeks van jaartallen en feiten
wordt? Echter ook wij kunnen om een zekere orde
ning tot stand te brengen, niet geheel zonder die da
ta, al was het alleen maar vanwege de verschillende
ambtelijke functiewisselingen en de maatschappe
lijke nevenfuncties, die hij er overigens vaak uit pure
noodzaak op nahield en die varieerden van onder
wijzer bij een politieopleiding in Helmond (circa
1941) tot onbezoldigd hulpprediker (1963-1971).
Wij hebben gepoogd, ook voor de latere genera
ties archivarissen die hem niet meer persoonlijk
hebben meegemaakt, de persoon Van der Gouw en
zijn betekenis voor het Nederlandse archiefwezen
in een aantal thema's naar voren te brengen. De
medewerkers van het Algemeen Rijksarchief zullen
zich overigens ongetwijfeld zijn optreden bij het
afscheid van zijn opvolger mr A. E. M. Ribberink
in december 1988 herinneren. Ook in blijvend op
zicht zullen medewerkers (en bezoekers) van het
Algemeen Rijksarchief hem in gedachte kunnen
houden: bij zijn overlijden heeft hij zijn paleografi-
sche bibliotheek aan het Algemeen Rijksarchief ge
schonken.
Het afscheid van de schoolmeester Van der
Gouw is, zoals hij ook zelf vond, treffend verwoord
in de inleiding van de bundel Scrinium et Scriptura
bij zijn afscheid als hoogleraar in de archiefweten
schap en de paleografie van de i4<?totde iyeeeuw-
'alleen als leesplankje ben ik ingehuurd en als niets
anders' - aan de Universiteit van Amsterdam in
1980.1
Over dit aspect en over andere kwaliteiten van
Van der Gouw ontvingen de beide auteurs-eind-
redacteuren bijdragen uit de kring van zijn oud
leerlingen, collega-archivarissen en vrienden.2
Als titel voor dit in memoriam kozen wij voor de
tekst van zijn ex-libris. De afbeelding en de tekst,
ontleend aan Mattheus 7:13-14, symboliseren de
smalle en de brede weg. Van der Gouw heeft in zijn
leven maar al te vaak voor de keuze gestaan om de
ene of de andere te kiezen. Zover wij kunnen na
gaan, koos hij meestal de smalle weg. Zijn optre
den werd erdoor bepaald en zijn karakter is erdoor
gevormd.
Als bijlage van dit in memoriam is een aanvul
ling op de lijst van zijn publikaties die destijds ver
scheen in de bundel Scrinium et scriptura opgeno
men en die vooral getuigt van zijn wetenschappe
lijke activiteiten in de periode na zijn emeritaat.
Ex-libris Professor dr J. L. van der Gouw, ontleend
aan Mattheus 13-14: 'door het benarde tot het ver
hevene'. Foto Algemeen Rijksarchief
persoonlijkheid en achtergrond
Op 24 december 1914 werd Jacobus Leonardus
('Jaap') van der Gouw geboren in Zwolle als oud
ste zoon - er zouden nog vijf kinderen volgen -
van Dirk Johannes ('Dorus') en Everdina van
Voorst. Zijn vader was op dat moment broodbe
zorger en zou uiteindelijk hoofdconducteur bij de
Nederlandse Spoorwegen worden. Deze was van
huis uit 'Rooms', maar was socialist geworden.
[52]
Zijn moeder was hervormd en behoorde tot de
aanhangers van de vrijzinnige predikant dr G.
Horreus de Haas en het religieus socialisme. Zo
kon het gebeuren dat Van der Gouw tegelijkertijd
lid van de ajc was en catechisatie volgde. Beide
aspecten zijn als rode draden door zijn leven blij
ven lopen: enerzijds zijn afkeer van de 'autori
teiten', anderzijds zijn sterke geloofsovertuiging,
die richtingbepalend in zijn leven was. Vele leer
lingen van Van der Gouw kregen met beide as
pecten te maken: bij het door zijn bemiddeling
verrichten van activiteiten voor derden diende
een 'ordentelijke' beloning aanwezig te zijn en bij
de begeleiding ontving men geregeld geestelijke
(bij)scholing, al dan niet via toepasselijke citaten
uit de Bijbel.
In Zwolle ging Van der Gouw naar de Openba
re Lagere School nr x. Hoewel hij goede cijfers
kreeg - regelmatig werd hij toen al uitgescholden
voor 'professor' - zat een verdere schoolvorming er
niet in. Als oudste kind moest hij direct na zijn
schoolperiode een baan vinden. Daar hij goed kon
tekenen, werd hij op twaalfjarige leeftijd bij de
drukkerij van de Erven Tijl aangenomen als leer
ling-lithograaf. Al snel bleek dat hij volgens de
Leerplichtwet nog twee jaar onderwijs moest vol
gen. Dat werd dus het uitgebreid lager onderwijs
(ulo), aangezien dat onderwijs kosteloos was. De
vrijzinnig hervormde predikant dr K. F. Proost, bij
wie hij catechisatie volgde, vond dat Van der
Gouw naar de onderwijzersopleiding moest en
overreedde zijn ouders. Aangezien zijn vader in die
tijd werd overgeplaatst naar Den Haag, kwam Van
der Gouw terecht op wat toen een van de beste
kweekscholen was, die van het Haagsch Genoot
schap in de Antonie Duyckstraat, dit na een verge
lijkend toelatingsexamen (150 kandidaten) voor
de 25 beschikbare plaatsen.
In 1933 werd hij schoolmeester (kwekeling
met-akte) en gaf hij onder meer les op de Montes
sorischool in het Laakkwartier, waar hij de sociale
gevolgen van de beurskrach van 1929 in volle he
vigheid kon aanschouwen.
In 1935 behaalde hij zijn hoofdakte, een jaar la
ter mocht hij zich ook godsdienstonderwijzer noe
men. Toen zat hij al in Helmond, waar hij sinds
november 1935, na uit 128 kandidaten te zijn gese
lecteerd - crisistijd! -, onderwijzer was aan de Neu
trale Bijzondere School. Daarmee was een fase af
gesloten, die, als het aan Van der Gouw zelf had ge
legen, anders verlopen zou zijn: liever dan school
meester had hij predikant willen worden, maar het
beurzenstelsel lag als gevolg van de economische
crisis in duigen en zonder die steun was die weg
voor Van der Gouw afgesloten.
Niet tevreden met de 'tutterige manier waar
op op onze scholen geschiedenisonderwijs werd
gegeven', waarbij naar zijn mening veel te weinig
aandacht werd gegeven aan de 'stedelijke, regiona
le en gewestelijke geschiedenis', kwam hij tot ar
chiefonderzoek. Na zich lokaal te hebben onder
scheiden - hij werd honorair-archivaris van de
Hervormde Gemeente te Helmond - kwam hij al
spoedig terecht op het Rijksarchief in 's-Hertogen-
bosch.
Het belangrijkste uit zijn Helmondse periode
was echter het feit dat hij daar zijn, uit het Utrecht
se afkomstige, vrouw, Catharina van Renes (1911 -
1981), leerde kennen. Zij trouwden op 19 augus
tus 1940 in Helmond. Midden in de oorlog ver
huisden zij naar Voorschoten, waar zij de rest van
hun leven zouden blijven wonen. Hun huwelijk
werd verrijkt met vier kinderen, Adriana (Anneke)
(1944), Dirk (1946), Frederik ('Frits', 1948) en
Hendrika ('Riek', 1950). Zij kregen een aantal
kleinkinderen, waarop zij zeer trots waren. De rol
van grootvader was Van der Gouw op het lijf ge
schreven. De term 'opa Van der Gouw' beperkte
zich overigens niet alleen tot de vocabulaire van
zijn eigen kleinkinderen, maar ook tot die van kin
deren van zijn vrienden. Die kinderen konden ge
nieten van de verhalen van Piet de Smeerpoets en
de bepaald niet fijnzinnige straffen die daarbij wer
den uitgedeeld voor zaken als nagelbijten, onge
wassen oren en wat dies meer zij. Volgens moderne
pedagogische inzichten zijn dergelijke afstraffin
gen niet meer aan de orde, maar nachtmerries kre
gen ze er ook niet van.
De muziekbeoefening was een andere bron van
inspiratie voor Van der Gouw. Zijn muzikale vaar
digheden kwamen hem bij zijn onderwijzerschap
natuurlijk goed te pas. Zijn eerste publikatie gaat
erover. Hij speelde blok- en dwarsfluit, maar ook
orgel en enige Voorschotense buurkinderen dan
ken hun eerste muzikale vorming aan de lessen bij
Van der Gouw thuis.
[53]