mlg's aan de hand van vier hoofdonderwerpen aan de orde gesteld; elk onderwerp in de vorm van een inleiding en discussie. Ter afsluiting was er een ple naire discussie. Archivistiek en informatietechnologie De inleiding De inleiding van de heer P.J. Horsman van de Rijksarchiefdienst spitste zich toe op de vraag of de archivistiek aangepast moet worden als archivarissen mlg's gaan beheren. De ze vraag kan beantwoord worden vanuit twee ver schillende invalshoeken. De eerste is: waarin ver schillen mlg's van 'gewone' archieven? De tweede vraag is: welke archivistische beginselen en me thoden moeten worden geëvalueerd? Het belangrijkste verschil tussen een papieren archief en een mlg ligt in de benaming opgeslo ten: machineleesbaar. Alleen met behulp van een apparaat kunnen bestanden geraadpleegd wor den. Maar niet alleen een apparaat is noodzake lijk, ook de programmatuur (software). De zo op geslagen gegevens zijn niet direct te interpreteren. De samenhang is vastgelegd in software, de toe passingsprogrammatuur die bepaalt hoe de gege vens benaderd kunnen worden. Was in het begin de afstand tussen technologie en de gebruiker groot, door verandering in benadering en sterk dalende prijzen is in de loop van de jaren de in formatietechnologie juist dichter bij de gebruiker gekomen. Het begrip archief of archiefstuk gaat aan de be ginselen vooraf. Bij het woord archiefstuk denken we aan een fysiek herkenbaar document. Dit past niet in het begrippenkader van moderne elektro nisch systemen. Een nieuwe definitie en afbake ning van het begrip zijn noodzakelijk. Het be stemmingsbeginsel duidt ook op fysieke docu menten. Misschien moeten we bij de mlg's wel uitgaan van de eigenaar van de informatie (of van het informatiesysteem). Nog veel moeilijker zal aan het structuurbeginsel een nieuwe inhoud ge geven kunnen worden. In een geautomatiseerd informatiesysteem wordt de structuur op verschil lende niveaus gedefinieerd: de fysieke opslagstruc tuur (zeer technisch), de logische structuur (het conceptueel ontwerp) en de functionele structuur, zoals de gebruikers het systeem zien. Welke struc tuur ook gekozen wordt - volgens Horsman de functionele - deze wordt bepaald door de pro grammatuur. En dit levert problemen. Program matuur veroudert snel. Hoe moet dan de oude structuur bewaard worden? Hoe kan een archiva ris tientallen jaren na dato er nog voor zorgen dat onderzoekers minimaal dezelfde informatie aan een systeem kunnen ontlenen als ooit de 'archief vormende' organisatie? Hoe moet de oude orde gerespecteerd worden? Voordat oplossingen voor technische, organisato rische en financiële problemen gevonden kunnen worden, zullen archivarissen een inzicht moeten hebben in de consequenties van de automatisering van de informatievoorziening in organisaties. Mis schien zijn de oude archivistische concepten goed bruikbaar, maar dan dienen ze wel opnieuw gefor muleerd te worden. Uitgangspunt daarbij is dat het archief niet een fysieke verzameling documen ten is, maar dat het gaat om informatiesystemen die het langdurig bewaren waard zijn. De archiva ris zal zich tenminste iets van de concepten en be grippen uit de informatica eigen moeten maken, zoals hij/zij dat ook moest ten aanzien van de ad ministratieve praktijk. Discussie De discussie concentreerde zich op een aantal punten. Waarom zou dat de archi varis zich nu ineens wel moeten bemoeien met de administratie van de archiefvormer, terwijl het in het verleden zo vaak achterwege bleef? Verder bestond er behoefte aan het aanscherpen van ar chivistische definities, met name het begrip ar chief. Geconstateerd werd dat het raadpleegbaar houden van mlg's grote technische problemen met zich meebrengt: de aanschaf, het beheer en onderhoud van de machines, de software, het regelmatig converteren en migreren van gege vens. Daarnaast is er de vraag hoe het zit met de software-licenties bij de geacquireerde gegevens. Voor de acquisitie kan het van belang zijn voor namelijk de aandacht te richten op organisaties die over waardevolle informatie beschikken. [44] inspecteur nieuwe stijl? De inleiding In zijn inleiding ging drJ.E.A. Boomgaard van de Gemeentelijke Archiefdienst Amsterdam op een aantal aspecten ten aanzien van mlg's in vanuit zijn inspectiepraktijk in Amster dam. Termen met als kern het begrip 'informatie' voe ren op het moment de boventoon. In recente vakli teratuur met betrekking tot de moderne overheids administratie komt het woord 'archief' bijna niet voor. Den Teuling heeft in zijn recente artikel 'De nieuwe kleren van de keizer' in het Nederlands Ar chievenblad onder andere gewezen op een beteke nisverschuiving van het begrip 'informatie'. In het algemeen spraakgebruik was en is dit nog steeds een samenvattende term voor alle vormen van produk- ten van communicatie, ongeacht de vorm van vast leggen of niet (ook mondelinge informatie is infor matie) en ongeacht de toepasbaarheid van de ar chiefwetgeving en alles wat daarmee samenhangt. Geleidelijk aan is de term 'informatie' althans in het bestuursjargon alleen op het geautomatiseerde deel ervan gaan slaan. In de verklarende woordenlijst bij het gemeentelijk automatiseringshandboek van Amsterdam wordt een informatiesysteem ook in die zin omschreven. Volgens dit handboek is een in formatiesysteem een georganiseerde verzameling mensen, apparatuur, procedures voor het ten be hoeve van een bepaald doel vastleggen, opslaan, verwerken en transporteren van informatie. Een beperkt deel ervan zou weliswaar onder de archief wetgeving vallen, maar tot nog toe is verzuimd dat onderscheid helder te maken. Ook het rapport van de Rekenkamer over het MLG-beheer bij de rijksoverheid is onduidelijk over de status van de mlg's. De onderzoekers stel len dat als de Archiefwet nader wordt bezien, lang niet alle mlg's binnen de wet vallen. Immers, deze wet kent alleen aan die mlg's de status van archief bescheiden in de zin van de wet toe die door de overheidsorganen ontvangen of opgemaakt en naar hun aard bestemd om daaronder te berusten. De reikwijdte van de Archiefwet betreft dan belan gen in de zin van bedrijfsvoering, verantwoording, historisch en cultureel erfgoed. De Rekenkamer gaat echter een wat merkwaar dig pad op als zij de mlg's definieert die niet vallen binnen de Archiefwet, namelijk mlg's die van be lang zijn voor de politieke controle en voor secun dair gebruik. De opvatting van de Rekenkamer dat het belang van de politieke controle niet met de Archiefwet zou worden beoogd, is voor een verras sende constatering. Archieven worden juist be waard in goede, geordende en toegankelijke staat ten behoeve van de controle. Interessant is ook de opvatting van het ministe rie van Binnenlandse Zaken over mlg's. In een re actie op het rapport van de Rekenkamer beroept het ministerie zich op de Nederlandse archieftermi nologie uit 1962. Biza stelt dat'de geaardheid waar door bescheiden tot archiefbescheiden worden be stemd, hierin is gelegen, dat het originele bewijs stukken zijn, van specifieke handelingen van degene die het archief vormt. De huidige mlg's le veren weliswaar basismateriaal aan waarop over heidshandelen wordt gebaseerd, maar vormen zelf geen bewijsstuk. Anders gezegd, de mlg's kunnen doorgaans heel nuttig zijn, maar ze vallen aldus geïnterpreteerd niet onder de Archiefwet, en kun nen dus niet daaraan worden getoetst'. Kortom, men denkt dus dat het probleem van de mlg's daarmee is opgelost. Het Lexicon van Nederlandse archieftermen uit 1983 geeft een ruime omschrijving van archiefbe scheiden: het zijn 'al die bescheiden die ongeacht hun vorm, naar hun aard bestemd zijn om te be rusten onder de instelling, persoon of groep perso nen die deze heeft ontvangen of opgemaakt uit hoofd van zijn/haar activiteiten of vervulling van zijn/haar taken'. In zijn Amsterdamse praktijk stelt Boomgaard zich pragmatisch op: mlg's vallen onder de Ar chiefwet en de gemeentelijke verordeningen. De tegenpartij moet maar bewijzen dat het niet zo is. Ten aanzien van de kwantiteit en de kwaliteit gaf Boomgaard eerst een beschrijving van de gemeen telijke organisatie na de bestuurlijke reorganisatie. Deze reorganisatie betrof het indelen van de stad in zestien stadsdelen, elk met zijn eigen door de bur gers gekozen deelraad en dagelijks bestuur. Bij het gehele reorganisatieproces is uitgegaan van de ge dachte dat Amsterdam als 'concern' het beste kan functioneren in een decentrale benadering van burgers. [45]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1993 | | pagina 23