pers vastgelegd. Daarom zijn vergaderingen van de Staten-Generaal of van de Gemeenteraad open baar. Daarom heeft de burger het recht beroep aan te tekenen tegen een overheidsbeslissing. Het openbaar bestuur wordt voortdurend op de vin gers gekeken: door de vertegenwoordigende licha men, door de pers, door georganiseerde belangen groepen en waar nodig vinden correcties plaats, soms uit eigen beweging, soms na tussenkomst van een rechter of een ombudspersoon. Eigenmach tig optreden, machtsmisbruik en corruptie wor den zo tegengegaan en daarmee worden normen gesteld. Althans, dat is de bedoeling; de reputatie van het openbaar bestuur is niet onweersproken. Toch wil ik me voor alles keren tegen een al te cynische houding. Dat zou in feite betekenen dat we capitu leren voor een niet gewenste ontwikkeling. Men sen die vingers op zere plekken leggen, blijven noodzakelijk. Een voorbeeld daarvan is Paul Kuy- pers. In een interview met NRC-Handelsblad van enkele maanden terug geeft hij blijk van een som bere kijk op de overheidsmachine, maar dat leidt soms tot prikkelende observaties: De overheid is geen learning system. Er wordt niet geleerd van eerdere ervaringen. Om te overleven heefteen bureaucratisch systeem het nodig om zoveel mogelijk complicerende fac toren buiten het gezichtsveld te plaatsen. De overheid krijgt, vergeleken met andere organisa ties, te maken met een geweldige hoeveelheid fei ten, vragen en problemen. Het is te veel. Kuypers bedoelt te zeggen dat in grote overheidsor ganisaties voortdurend gereduceerd wordt, de wer kelijkheid voortdurend versimpeld wordt om tot maatregelen te kunnen komen. Maar wanneer een maatregel niet succesvol blijkt te zijn, dan verbindt de verantwoordelijke organisatie daaraan geen ge volgen. In elk geval is het onmiskenbaar dat de over heid vanuit de samenleving een verwarrend grote hoeveelheid signalen ontvangt. Daarbij moet de overheid in toenemende mate keuzes maken, want de middelen zijn niet onbeperkt en de macht tot handhaven van maatregelen evenmin. Grote verwachtingen leiden tot even grote teleur stellingen. Maar dat ontslaat de overheid niet van de plicht tot verantwoording, en wanneer nodig tot verbetering. Kuypers zelf geeft aan dat daar voor vaker het middel van de parlementaire en quête gebruikt zou kunnen worden en dan vooral niet pas in een stadium wanneer er een schandaal achtige sfeer is ontstaan. Ik behoef u niet uit te leggen welke cruciale rol archieven bij recente en quêtes hebben vervuld. De verantwoordingsplicht van de overheid heeft echter ook nog een geheel ander aspect, namelijk in zijn betekenis voor de individuele burger. De over heid verzamelt talloze gegevens over mensen zoals u en ik en baseert daarop beslissingen die vergaan de gevolgen kunnen hebben: wordt er op een uitke ring gekort? Wie gaat er in dienst? Moeten inentin gen tegen polio worden verplicht? Bij deze besliss ingen mag er niet 'uit de losse pols' gewerkt worden en de registratie van de benodigde gegevens en het daarop volgende beheer moeten zorgvuldig gebeu ren. Kortom, een goed archiefbeleid is voor elk overheidslichaam een vereiste, voor zijn eigen functioneren, misschien - om met Kuypers te spre ken - om wat meer een learning system te worden, ten behoeve van verantwoording achteraf en ter be scherming van de individuele burger, en het mag dus nooit de resultante van toevallige belangen zijn die kunnen wisselen met de waan van de dag. De huidige archiefwet verbindt een maximum ter mijn van vijftig jaar aan het tot stand komen van openbaarheid, maar deze zal binnenkort terug gebracht worden tot twintig jaar. Niet voor niets is er ook een Wet Openbaarheid van bestuur geko men. Openbaarheid heeft een preventieve wer king, maar schept vooral een sfeer van: we hebben niets te verbergen en dus mag je als burger inzien wat je wilt en dat uiteraard kosteloos! Hoe belang rijk de openbaarheidseis ook is, een absolute gel ding heeft deze eis niet. Vooral het evenzeer legitie me verlangen naar privacy-bescherming nood zaakt tot beperkingen, maar die beperkingen zijn altijd eindigend. Het toenemende gebruik van computers bij de overheid voedt het verlangen naar privacy bij de burgers en doet ons eens te meer beseffen dat het beheer van bestanden - of die nu uit papieren stukken of uit magnetische media be staan - zorgvuldig en dus deskundig moet geschie den. [42] De toenemende automatisering bij de overheid kan er toe gaan leiden dat openbaarheid van ar chieven in de toekomst een onmogelijkheid wordt. Op dit moment zijn er systemen die gegevens be vatten die u nooit - waren zij op papier vastgelegd - voor vernietiging in aanmerking zou laten komen. De bevolkingsregisters zullen in 1994 in alle ge meenten vervangen zijn door een GBA-systeem, waarbij mutaties tussen gemeenten via een net werk worden afgewikkeld. De gehele vastgoedre gistratie gaat 'in de computer'; het kadaster als grondslag ervan, blijft niet achter. Neemt u straks computertapes op in uw depot, of heeft u er al een paar liggen in een uithoekje? Hoe gaat u de openbaarheid van deze 'archiefstuk ken' vorm geven? Laat u de wijze van raadpleging aan de bezoeker over? Zoals een bezoeker nu zijn leesbril meeneemt, neemt hij straks een bandlees- apparaat mee naar uw studiezaal? Om de kwestie nog wat moeilijker te maken wijs ik u op een paar tendensen. Het papieren archiefproduct kan altijd worden teruggebracht tot de organisatie waar het werd ge bruikt. U noemt het deftig: herkomstbeginsel. Onderdelen uit elektronische archieven daarente gen flitsen voortdurend van organisatie naar orga nisatie. Het archief wordt een amoebe: het heeft nooit meer een vaste gedaante! De overheid probeert het simplificatie-dilemma van Kuypers tegen te gaan door te decentraliseren en te privatiseren. Overheidstaken zijn aan voort durende verandering en verschuiving onderhevig. De informatietechnologie biedt daartoe allerlei mogelijkheden. Met dit vervagende beeld van het archief voor ogen moet u zich bezinnen hoe u uw taak als archivaris gestalte kunt blijven geven. Primair als onderdeel van een overheidsorganisatie die gehouden is zijn handelingen zorgvuldig vast te leggen. Daarom ook ontstond de idee van openbaarheid van ar chieven. Maar laten we eerlijk zijn; de bezoekers op uw studiezaal die hun eigen interesses volgen, zijn zich nauwelijks bewust van het feit dat ze dit koste loos kunnen doen, omdat onze rechtsstaat dat ver eist. Hoe gaat u straks de genealogen in staat stel len gebruik te maken van mlg's? Hoe bedient u scholieren en studenten en de bewoner van een huis-met-geschiedenis? Hoe snel wennen ze aan de veranderende archiefdienst, hoe houdt u reke ning met hun wensen? Archieven moeten - ook al verandert de techniek - hun rol als cultureel erf goed kunnen blijven vervullen voor een breed pu bliek. De Rekenkamer signaleerde al dat er bij depar tementen veel onderzoeksmateriaal in de vorm van mlg's werd aangetroffen, met een grote waarde voor verdere bewerking en onderzoek. Blijft u dan volhouden dat deze gegevens volgens de gel dende procedures vernietigbaar zijn en laat u ze wissen? Want mlg's bieden u naast problemen - ik ben haast geneigd te zeggen: aanloopproblemen - veel mogelijkheden. Ze nemen weinig plaats in; de 'informatiedichtheid' van moderne gegevensdra gers is enorm. Zo bezien zijn er misschien wel mo gelijkheden om bij selectie wat ruimhartiger te zijn. Of u uiteindelijk veel mlg's achter de kluisdeu ren van uw eigen depot zult hebben moet worden betwijfeld. Een goede oplossing voor de omgang met gedigitaliseerde informatie zal veel samenwer king vereisen. Maar zorgt u er wel voor dat u uw verantwoordelijkheden kunt nakomen, ten op zichte van uw bestuur door er voor te zorgen dat de gegevens die onder verantwoordelijkheid van dit bestuur zijn gevormd, zich in goede, geordende en toegankelijke staat bevinden. En ten opzichte van uw bezoekers door ze maximaal te laten profiteren van de mogelijkheden die de moderne techniek biedt. Papier zal naar mijn stellige overtuiging een be langrijke rol blijven spelen als opslagmedium voor gegevens, maar in steeds toenemende mate naast andere registratietechnieken. Wanneer u er niet in zou slagen methoden te ontwikkelen om compu terbestanden in uiteenlopende vormen voor het nageslacht beschikbaar te stellen, dan zal niet al leen het uitgangspunt van de openbaarheid van be stuur schade leiden, maar zal ook blijken dat vele van onze toekomstige bronnen voor de ontwikke ling van de samenleving onontcijferbaar blijken te zijn. Ik zou dat een verarming en een historische vergissing vinden.' Na de inleiding werd de problematiek rond de [43]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1993 | | pagina 22