Bronnen [39] viteit. Immers, de regering van het grootste en zo als men steeds zegt, potentieel rijkste land ter we reld, zit zo krap bij kas dat ze zelfs geen geld heeft om haar ouden van dagen en invaliden een mini maal sociaal vangnet te bieden. En toch. Hoe mi nimaal ook, de regering zal zelf moeten zorgen dat de cultuurschatten in haar archieven deze duistere tijd met zo weinig mogelijk schade doorkomen. Een open gedrag van de Russische archivarissen, getuigend van de wil om zich aan te sluiten bij de mondiale culturele gemeenschap zal de reeds be staande bereidheid van rijkere landen om waar mogelijk een handje te helpen alleen maar bevor deren. Goede en ingrijpende reorganisatieplannen zullen daartoe eveneens bijdragen. Bureaucrati sche ballast dient overboord gezet, theoretische stokpaardjes verlaten, procedures versimpeld, be voegdheden gedelegeerd en de arbeidsproduktivi- teit moet omhoog. Armoede is op die manier niet te vermijden, te winnen is echter een efficiënter functionerende dienst en geloofwaardigheid bij partners in de ontluikende particuliere sector in Rusland zelf. Ook de samenwerking met het bui tenland zal er wel bij varen. Maar of dit de weg is die de Russen zullen kiezen? Ik ben bang van niet. Wie de ontwikkeling van de laatste maanden heeft gevolgd, de stemming van de kranten, de gesprekken op straat, op het werk en rond de Moskouse keukentafels heeft gepeild, voelt aan dat er wat anders, iets ouds en overbe kends in de lucht hangt. Het is de Russische ziel die zich roert. Die diepe, door het Westen alsmaar niet begrepen ziel die de Russische cultuur zo to taal anders maakt dan die van andere volken en die er de reden van is dat sommige Russen, ondanks de modder, de kou, de lege winkels, de achterlijkheid en grofheid zich toch mijlenver verheven voelen boven de rest van de wereld. De geest komt weer uit de fles, de geest van uniciteit, onbegrepen hel dendom en gekrenkte trots ('wij waren het die West-Europa tegen de Tataren beschermden, die Napoleon in de val lieten lopen, Hitier versloegen en als meer of minder gewillige proefkonijnen het communistische experiment voor jullie hebben ondergaan cultureel imperialisme ('laat Nabo kov Amerikaans schrijven, je moet goed beseffen dat hij tot de Russische cultuur behoort', 'jullie zijn alleen wat rijker dan wij, maar inhoudelijk kunnen jullie nog heel wat van ons leren'). Het opengaan van de Sovjetarchieven is voor de voormalige Sovjetburgers zelf, en onder hen na tuurlijkvooral de historici en archivarissen, een ge beurtenis van welhaast kosmische betekenis. Wan neer straks echter de Westerse belangstelling voor de 'ontdekkingen' tegenvalt3 kunnen we ook van uit de Russische archiefwereld reacties in de zin van de flessegeest verwachten. Menig Russische collega zal zich gestijfd voelen in de overtuiging dat het oppervlakkige Westen te lomp is om de uniciteit van dit alles te doorgronden. Het zijn oude leuzen die weer aan vitaliteit win nen door de teleurstelling over het instorten van de fraaie luchtkastelen. Natuurlijk probeert iedereen zich flink te houden: net zo goed als geen welden kend mens ooit echt communist is geweest heeft niemand werkelijk in een snelle en pijnloze over gang naar het kapitalistische beloofde land ge loofd. Maar desondanks is de klap van het laatste jaar hard aangekomen. De Russen zien het nu zelf: van het Westen is niets te verwachten, de dollars blijven uit, Rusland is op zichzelf aangewezen. Moedertje Rusland moet haar beste krachten mo biliseren: vaderlandsliefde, mystiek geloof, geduld en gemeenschapszin. Op zichzelf is met deze neigingen nog niet zo veel mis. In de emotionele pressure-cooker van de Russische samenleving is de kans echter levens groot dat de ingrediënten elkaar gaan versterken, zodat we te maken krijgen met chauvinisme en zelfs racisme, openlijke afkeer van alles wat ratio neel is, inerte lijdzaamheid en (opnieuw) minach ting voor het individu. Het is dan ook zeer de vraag of het postcommu nistische Rusland er binnen afzienbare tijd in zal slagen een serieus begin te maken met het doorbre ken van zijn eeuwenoude isolement.4 Summary Nationalism and Poverty. A Report from Moscow A recent agreement between the Russian Committee for Archival Affairs (Rosko- marcbiv) and two foreign partners the Hoover In stitution for War, Revolution and Peace, Stanford, [38] California, and the British publisher Chadwyck- Healey) has been subject to much criticism and excitement. The agreement involves the micro filming of 25 million pages of archival material of the former Communist Party of the Soviet Union (cpsu) and the records of the Russian Federation State Archive (garf), the former Central State Archive of the October Revolution. The Hoover Institution will provide the necessary technical equipment (cameras, film, computers etc.) and finance the technical staff, advisers and other per sonnel. In turn, Hoover will receive a copy of the film negatives and the right to turn these into posi tives for their users. Roskomarchiv and the Hoover Institution will put part of the filmed materials on the market, in the form of a micro edition. This is where the British firm Chadwyck-Healey comes in: as experts in marketing they will take care of the distribution. Two major points of criticism are dis cussed in this article: first the claim that, compared to their Russian counterparts, non-Russian resear chers have undue advantages in the use of hitherto secret party and state archives; the second point of criticism is of a financial nature: the transaction is claimed to constitute 'a sale of the national heritage at bargain prices'. Noten 1 Tot mijn ontzetting hoorde ik tij dens de laatste Nederlands-Duitse archiefconferentie te Bocholt dat in Duitsland dit principe inmid dels is verlaten en dat enkele colle ga's daar inmiddels overtuigde aanhangers van het profijtbeginsel zijn geworden. 2 Op dit moment wordt overwogen een catalogus van deze stukken te publiceren in het kader van het project 'Opening van Zaken' (Am- sterdam-Groningen, november 1993). Deze lijst van stukken is te beschouwen als een staalkaart van het Sovjettotalitarisme en heeft als zodanig beslist historische waarde, maar is geen hulpmiddel dat on derzoekers de weg kan wijzen in de ex-Sovjetarchieven. 3 Vorig jaar was de Amerikaanse Ruslandkenner Richard Pipes een tijd in Rusland om archief onderzoek te doen en een serie voordrachten te houden over zijn The Russian Revolution (New York 1990). Keer op keer toonde het Russische (geleerde) publiek zich gebruskeerd door zijn opmer king dat hij het nooit nodig had gevonden de Sovjetliteratuur over zijn onderwerp te bestuderen en dat de stukken die hij nu voor het eerst in de archieven had mogen zien hem op dat punt gelijk gaven (zie ook interview met Pipes in Vrij Nederlandvzn 16 januari 1993)- 4 Voor alle duidelijkheid: het'dicht klappen' van Rusland in culturele zin is op zichzelf natuurlijk nog niet zo'n ramp. Alleen zullen we spoedig merken dat er ook an dere aspecten mee verbonden zijn. Ik hoef daarvoor slechts te wijzen op de veranderende opstelling van de Russische regering in haar buitenlandse politiek (ex-Joego- slavië, Irak). Rusland blijft gevaar lijk. 'Over de overeenkomst van Roskomarchiv en Hoover' en 'Het is onmogelijk alle problemen in een uurtje op te lossen' (vraag gesprek met Patricia Grimsted) in: OteCestvennyearchivy, 1992 nr. 5, ioi-noen eigen informatie uit gesprekken met leidende Russi sche archivarissen, december 1992.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1993 | | pagina 20