Kritiek Op 17 april 1992 is door Roskomarchiv, de Hoover Institution for War, Revolution and Peace (Stenford, Californië) en de Engelse uitgeverij Chadwyck- Healey een overeenkomst ondertekend die voor ziet in de microverfilming van 25 000000 paginas archiefmateriaal uit de archieven van de voorma lige Communistische Partij van de Sovjetunie (cpsu) en de bestanden van het Staatsarchief van de Russische Federatie (garf), het voormalige Centrale Staatsarchief van de Oktoberrevolutie. Men is van plan te beginnen met de volledige verfilming van de inventarissen van de genoemde archiefbewaarplaatsen. Daarna komen de afzon derlijke bestanden. 25 miljoen lijkt heel veel, in werkelijkheid betreft het echter slechts een be scheiden deel van de totale omvang van de betrok ken archieven: niet meer dan een kwart van het ar chief van het Centraal Comité van de cpsu of slechts drie a vier bestanden van gemiddelde om vang in het garf. Waarschijnlijk zullen alleen de inventarissen al 10-15% van het totale aantal mi crobeeldjes beslaan. Alle voor de uitvoering van het project benodig de apparatuur en materiaal, zoals cameras, films, computers etc., wordt geleverd door het Hoover- instituut. Na afloop van het project mag Rosko marchiv de apparatuur houden. Hoover betaalt ook de technische medewerkers, adviseurs en an der personeel, betrokken bij de realisatie van het project. Roskomarchiv krijgt de beschikking over de ori ginele negatieve films. Hoover ontvangt een kopie en het recht er een positieve gebruikskopie van te maken voor zijn klanten. In ruil voor de ontvangen microfilms verplicht het Hooverinstituut zich Roskomarchiv kopieën te leveren van alle micro films van de Russische collecties van het Hooverar- chief, alsmede van die films die in de toekomst zul len worden gemaakt. Roskomarchiv en het Hooverinstituut zullen geza menlijk een deel van het gefilmde materiaal in de vorm van micro-editie op de markt brengen. Daar bij wordt geprofiteerd van de markering-ervaring van de Engelse firma Chadwyck-Healey die zorg zal dragen voor de distributie. De keuze van het te publiceren materiaal wordt in overleg tussen de drie partners van de overeen- Op de hoek van de Grote Pirogovskajastraat be vindt zich in een nieuwer gedeelte van het archief complex de ingang voor het publiek. Krijgshaftige revolutiescenes in relief sieren de gevel komst vastgesteld. Zoals gezegd wil men beginnen met de complete editie op microfilm van de inven tarissen met een daarbij behorende gids, aan de hand waarvan instellingen en onderzoekers de in ventarissen kunnen bestellen die ze nodig hebben. Kopieën van alle op deze manier geproduceerde edities op microfilm gaan naar Roskomarchiv en het Hooverinstituut, alsmede gratis (op kosten van Roskomarchiv en het Hooverinstituut) naar het Staatsarchief van Novosibirsk en de Library of Congress. Wat de revenuen betreft: Roskomarchiv zal 27 /o krijgen van de opbrengst van de verkochte micro films, het Hooverinstituut 13%. Het Hooverinsti tuut belooft al zijn ontvangsten te zullen storten in een nieuw te vormen fonds ter ondersteuning van de uitwisseling van geleerden en archiefmateriaal met Rusland. [30] Van zijn kant verplicht Roskomarchiv zich de voor de verfilming uitgekozen stukken niet aan an dere uitgevers van microfilms ter vermenigvuldi ging en verkoop ter beschikking te stellen. Deze beperking is echter niet van toepassing op het grondgebied van de voormalige Sovjetunie, waar Roskomarchiv of een door hem gemachtigde der de vrijelijk micro-edities van het materiaal op de markt mag brengen. Roskomarchiv behoudt ook het recht toestemming te verlenen tot het uitbren gen van gedrukte edities van deze stukken. Het maken van kopieën, op welke manier dan ook, van afzonderlijke stukken op verzoek van onderzoe kers ten behoeve van wetenschappelijke doelein den wordt helemaal niet beperkt. 'Uitverkoop van cultuurgoed, vergelijkbaar met de verkoop van ruwe olie of andere grondstoffen' en 'Willekeur in de omgang met het openbaar geheu gen', zo betitelen de critici deze overeenkomst of Geschaft. Heel verstandig is hun kritiek niet altijd. De gebezigde formuleringen verraden dat woede, veroorzaakt door gekrenkte nationale trots, hun zicht op de werkelijke inhoud van de overeen komst danig vertroebelt. Zoals waar Joeri Afana- sjev, rector van de Staatsuniversiteit voor Humani ora, beweert dat de voorwaarden van de overeen komst voor tien jaar een publikatieverbod leggen op 25 miljoen stukken, waarvan tot op heden niet duidelijk is welke dat zijn, behalve voor de deelne mers van het Geschaft. Niet alle kritiek is echter op deze manier af te doen. Er zijn twee wezenlijke, onderling nauw verbon den bezwaren, die serieuze bespreking verdienen. In de eerste plaats bevoordeelt de overeenkomst volgens de critici buitenlandse onderzoekers boven Russische bij het gebruik van partij- en staatsar chieven die sinds jaar en dag geheim zijn gehou den. Ter staving van deze bewering verwijzen zij naar het ontbreken in Rusland van een wettelijke regeling van de openbaarheid, naar de Russische bureaucratische gewoonten, waarvan men in het buitenland geen last heeft, en naar de slechte tech nische uitrusting van de Russische archieven. Een immens complex van oude zakenpanden, ge legen ten oosten van het Rode Plein, was tot de mis lukte putsch van 19-21 augustus 1991 in gebruik bij het Centraal Comité van de Communistische Partij van de Sovjetunie. Na de confiscatie hebben Russische regeringsinstellingen er onderdak gevonden. In dit voormalige bankgebouw aan de Iljinkastraat bevin den zich de voornaamste burelen van Roskomarchiv. Tevens is hier het archief van het Centraal Comité van de cpsu over de periode 1992-1991 gevestigd Kortom, voor het raadplegen van Sovjetarchieven zullen Russische historici naar Washington of Ca lifornië moeten. Op de tweede plaats zijn er bezwaren van finan ciële aard: de overeenkomst zou neerkomen op 'een uitverkoop van het nationale archiefgoed voor een appel en een ei'. Kern van beide tegenwerpingen is de vrees dat het onderzoek naar de Russische geschiedenis zich zal concentreren in de Verenigde Staten of een ander buitenland. [31J

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1993 | | pagina 16