Ml»
■KHOMflVMi
ttó^aixsas»!r^é
Doorkijk in de IJzeren kapel. Steendruk 1848.
Foto's: ga Amsterdam, Historisch-topografische
atlas
alle financiële zaken, en zijn bijlagen bij rekeningen
geweest. Van de eerstvolgende privileges bevindt
zich geen originele expeditie in het archief. Het
handvest dat Filips de Schone na zijn inhuldiging
als graaf op 14 december 149 5 aan het gemene land
van Holland en West-Friesland verleende, dat het
Groot privilege verving, is uit één oorspronkelijke
expeditie bekend. Deze berust in het Amsterdamse
archief Of dit hèt Staten-exemplaar (geweest) is, is
bij gebrek aan bronnen niet bekend. Wel werd het
stuk al in het midden van de zestiende eeuw in de
IJzeren Kapel in de Oude Kerk, van oudsher de ste
delijke archiefbewaarplaats, bewaard.43 Opmerke
lijk is dat de andere steden geen eigentijdse gewaar
merkte kopieën hebben laten maken, althans niet
hebben bewaard.
Dat de steden het gewoon vonden om gemene-
lands privileges onder zich te hebben, blijkt uit een
Leidse vroedschapsresolutie van 13 augustus 1496.
In de strijd met Filips de Schone om de vestigings
plaats van de Hollandse Rekenkamer (door de
graaf naar Brussel overgebracht) werd besloten
naar de toren (namelijk van de Pieterskerk) te
gaan, waar de privileges bewaard werden, 'om te
besien of dair enige previlegien of hantveste leg
gen, den lande toebehorendewaaruit zou blijken
dat de Rekenkamer niet uit Holland verplaatst
mocht worden.44
Toen Meilink het archief van de Staten inventari
seerde, trof hij 26 charters uit 1445, 1452, 1456,
1462, 1463, 1470, 1473, 1477 en 1480 in het Delft-
se stadsarchief aan, die naar zijn mening niet speci
aal Delftse belangen raakten. Hij had er in 1929
niet de minste twijfel over dat deze stukken tot het
oude Staten-archief behoorden en nam ze op in
zijn inventaris. Door de Leidse vermelding uit
1473 is zekerheid verkregen dat hij gelijk heeft ge
had, maar de hierboven vermelde gegevens over de
privileges van 1473 leren ons nog meer. Dat is dat
alle hoofdsteden voor de stukken betaalden, dat
Delft de originele expedities in bewaring kreeg en
de andere steden op eigen kosten gewaarmerkte af
schriften. Met anderewoorden, de Delftse stukken
zijn niet alleen Staten-exemplaren maar ook stads-
exemplaren, want Delft had geen afschriften no
dig. Zie ook de parallellie met het Dordtse exem
plaar van het Groot privilege van 1477, dat tegelijk
stads- en gemenelands exemplaar is, en met het
Haarlemse charter van 5 augustus 1428, waarmee
hetzelfde het geval is.
Als mijn visie op de stukken van 1473 juist is,
impliceert dit dat er ook geen zekerheid meer is
over de status van de andere 'Delftse' charters en
dat er vraagtekens gezet moeten worden bij de
overdracht die heeft plaats gehad. Dat wordt be
vestigd door hetgeen op 27 april 1565 is gebeurd.
Op die datum werden door de stadhouder, de pre
sident en de raden van het Hof van Holland een
aantal stukken gevidimeerd, die alle tot de 'Delft
se' charters behoren. Dit gegeven heeft Meilink
niet tot nader onderzoek aangezet. Originelen en
vidimussen werden door hem samen onder één
nummer opgenomen.
De gedrukte resoluties van de Staten van Hol
land van 2 mei 1565 lichten ons in over hetgeen
heeft plaatsgehad. In Delft waren gemenelands
privileges 'bevonden', die afgeschreven en gecolla
tioneerd waren en door president en griffier van
het Hof nog gezegeld en getekend zouden
worden.45 Desgevraagd delen de burgemeesters
van Delft mee af te zien van een vacatiegeld, omdat
zij 'ter liefde van 't Gemeene Landt' gaarne hebben
meegewerkt. Zij spreken de wens uit dat anderen,
die misschien ook stukken onder zich hebben, het
zelfde willen doen. Daarop verklaren Leiden en
Amsterdam dat zij kopieën van de stukken die zij
onder zich hebben en die het gemeneland raken,
mee zullen brengen of zullen opzenden. Daarna
besluiten de Staten te pogen aan de weet te komen
of onder de Hollandse charters te Gouda ook ge
menelands stukken zijn, ten einde ook daarvan ko
pie ofvidimus te krijgen.
Wat de aanleiding is geweest voor deze aktivi-
teit, wordt niet in de resoluties vermeld.46 Iemand
heeft in ieder geval de stukken aangetroffen en ge
lezen en de Staten ingelicht. Voor mijn betoog is
van belang dat de stukken vóór 1565 nooit zijn ver
enigd met andere delen van het Staten-archief en
dat daarvan ook in 1 565 geen sprake was. Voor de
steden was het vanzelfsprekend dat zij hun origine
le charters niet zouden afstaan, en voor de Staten
[253]