Ledenvergadering
gesomd worden en waarin directie, curatorium en
van zich kunnen vinden. Een zeer belangrijke
kwestie voor het archiefveld vormt nu de wijze van
verzelfstandiging. Als er samenwerking gezocht
wordt met bestaande onderwijsinstellingen, zou
men kunnen denken aan een opleiding op hbo-
niveau. Daarbij is wel gedacht aan de mogelijkheid
van aansluiting bij een bibliotheek- en documen-
tatie-academie, waarbij de archiefopleiding een
uitstroomrichting voor de laatste twee jaar zou
moeten zijn. Dat biedt een mogelijkheid voor de
middelbare opleiding, maar hoe moet dat dan met
de hogere? Kan een van de universitaire leergan
gen, post-academiaal of niet, daarvoor dienen? De
directie van de school is op dit moment in contact
met mogelijke samenwerkingskandidaten, en het
lijkt mij niet opportuun door namen en instellin
gen te noemen daar tussen door te fietsen.
Voor het veld is, denk ik, essentieel of en hoe het
in die nieuwe constellatie invloed op het archiefon-
derwijs kan behouden. Eén van de opties voor ver
zelfstandiging is de oprichting van een stichting
Archiefschool door geledingen uit het veld. Die
stichting zou dan door het ministerie gesubsidieerd
worden. Wie er precies onder het veld verstaan
worden is op dit moment niet duidelijk. De minis
ter heeft het Curatorium echter gevraagd deze uit
gangspunten voor verzelfstandiging met het veld te
bespreken en daarover aan haar te rapporteren.
Onlangs is besloten op i juli a.s. een bespreking
hierover met het veld te organiseren, waarvoor uit
genodigd zullen worden, behalve de van, besturen
of vertegenwoordigers van de Landelijke Kring van
Gemeente- en Streekarchivarissen, het landelijk
overleg van provinciale archiefinspecteurs en de
Landelijke Kring van Waterschapsarchivarissen. In
het eerstkomende Nieuws van Archieven zult U
van de zijde van de commissie Opleidingen en Se
lectie een informatief stuk aantreffen over de door
mij geschetste stand van zaken.4
Eén laatste aspect wil ik in dit verband nog graag
onder Uw aandacht brengen: doordat de school in
nieuwe structuren terecht komt, lijkt met mij zeer
waarschijnlijk dat het zicht dat het archiefveld nu
heeft op de instroom van leerlingen op de oplei
ding, veel minder wordt en op den duur zelfs ver
dwijnt. Ik acht dat geen probleem, in tegendeel: ik
beschouw het als een bewijs van het feit dat het ar
chiefwezen ook in dit opzicht volwassen is gewor
den. Vele andere beroepsgroepen van ongeveer de
zelfde omvang (denk bijvoorbeeld aan notarissen,
apothekers en verkeersvliegers) weten niet wie er
voor de opleiding kiezen, maar de normen voor
toelating zijn wel duidelijk. De toetsing vindt pas
plaats bij de vervulling van vacatures. Een dergelij
ke situatie lijkt mij voor het archiefwezen zeker
geen slechte; de periode waarin de vakgenoten let
terlijk hun eigen opvolgers uitkozen en opleidden,
ligt weliswaar al enige decennia achter ons, maar de
huidige gang van zaken geeft de zittende stand nog
veel, mijns inziens te veel invloed op de instroom,
en de vraag voor mij is of dat wel zo goed is. In de
nieuwe constellatie zal de beperkte toelating mis
schien wel verdwijnen, maar het archiefwezen
krijgt daartegenover een ruimere keuze uit ge
gadigden voor een bepaalde functie. Voor het feno
meen van de 'eigen' kandidaten van archiefdien
sten voor de opleiding moet maar een modus ge
vonden worden.
Bescherming van de professie door controle op
de instroom is niet meer van deze tijd, en kan daar
om wel verdwijnen. Wel noodzakeljk is blijvende
invloed van het véld op de kwaliteit van de oplei
ding. Het archiefwezen én de Koninklijke van zijn
blijvend gebaat bij een Archiefschool, die na een
brede en adequate opleiding archivarissen aflevert,
die in een zich snel wijzigende wereld van informa
tievoorziening, van beheer en behoud van gegevens
en van het beschikbaar stellen en interpreteren van
informatiedragers zich niet alleen staande kunnen
houden, maar daaraan ook een bijdrage kunnen le
veren. Ik heb gezegd.
Rloten
i Zie hiervoor de jaarredes in 1989
en 1990: respectievelijkNAB 93
(1989), 188-189 en 94(1990),
111-112.
2 Het verslag van die bespreking in:
nab 94 (1990), 337-342.
3 De volledige tekst van het rapport
De archivaris ontsloten. Beroepsbeeld
en opleidingswensen in het openbaar
archiefwezenvan de hand van drs
F.Verbeek, is gepubliceerd in: nab
94 (1990), 305-336.
4 C. G. M.Noordam, 'Archiefonder-
wijs in beweging', in: Nieuws van
Archieven 1992,119-120.
[204]
Ledenvergadering
Notulen van de ledenvergadering van 14 mei 1992
te Lelystad
1 Opening
In zijn openingswoord stelt de voorzitter vast dat
deze ledenvergadering plaatsvindt op een bijzon
dere dag, waarop de aanwezige leden getuige kun
nen zijn zowel van de opening van het nieuwe
Rijksarchief in Flevoland als van de presentatie van
het strategisch plan van de Koninklijke Vereniging.
Een speciaal woord van welkom wordt gericht aan
het adres van de heer B. Siepel, vertegenwoordiger
van het provinciaal bestuur, en de heer H.H.M.
Dekkers, voorzitter van de s o D.
2 Medelingen
Het hoofd studiezaal van het Rijksarchief in Gro
ningen, de heer J. Meinema, is een koninklijke on
derscheiding verleend. De heer F.C.J. Ketelaar is
benoemd tot part-time hoogleraar in de archiefwe
tenschappen te Leiden. Op 19 mei vindt er een bij
eenkomst plaats van Montréal-gangers, waar de in
breng van de Nederlandse delegatie onderwerp van
gesprek zal zijn. Verder wordt de heer J. E. J. Gesel
schap herdacht, bij leven oud-archivaris van
Gouda. Hij gold als een nijver inventarisator, die
vele inventarissen op zijn naam heeft staan. De
voorzitter noemt de namen van nieuwe leden en
verzoekt ze even op te staan. Het zijn: R. van de
Belt, J.C. A. Blom en H. G.J. Grootveld.
Hierna spreekt de voorzitter een korte jaarrede
uit (zie pagina's 204-206).
3 Notulen
De notulen van de ledenvergadering van 6 novem
ber 1991 worden vastgesteld, met dank aan de sa
mensteller.
4 Financiën
Vaststellingrekeningen balans 1991
De penningmeester vat de resultaten van 1991 kort
samen. Hij refereert aan de daling van de liquide
middelen in het verslagjaar als gevolg van het
eeuwfeest van de Vereniging. Daartegenover kun
nen echter hogere inkomsten gemeld worden op
het gebied van de advertentiewerving, de abonne
menten en de contributies. Evenals vorige jaren
moet op de post 'exploitatie bedrijfsvoering' (het
bureau van de Vereniging) een tekort worden ge
noteerd.
De heer Coelingh Bennink signaleert een nade
lig verschil in opbrengsten van contributies en
abonnementen in 1991, wanneer hij dit bedrag
vergelijkt met de opgave van het totaal aantal con
tribuanten en abonnementenhouders, zoals dit in
het jaarverslag is vermeld. De heer Mathijssen ant
woordt hierop, dat dit verschil veroorzaakt wordt
door het feit dat niet alle contribuanten/abonne-
mentenhouders op tijd betalen. De opgave in het
jaarverslag moet beschouwd worden als een mo
mentopname, die kan afwijken van de uiteindelij
ke totale baten in een jaar.
Verslag van de kascommissie 1991
De kascommissie 1991, bestaande uit de heren
J.H.M. Jansen en P.J. Margry, deelt bij monde
van laatstgenoemde mee, dat de financiële admi
nistratie op uitstekende wijze gevoerd is, waarmee
de penningmeester gecomplimenteerd wordt. De
penningmeester wordt vervolgens bij acclamatie
décharge verleend van het door hem gevoerd be
heer.
[205]