chargeerd legt zij de stereotiepe karakterisering voor van de introverte archiefambtenaar die liever zelf historisch onderzoek doet en duidelijk laat merken hierin niet gestoord te willen worden. Dit is het ergste wat een onwennnige bezoeker kan overkomen en wat ongetwijfeld zorgt voor frustra tie. In een dergelijke voorstelling van zaken gaat de bezoeker naar huis met in het beste geval een half, maar vaker nog helemaal geen antwoord. Een droevig resultaat van een ontmoeting waarbij de dienstverlenende partij te weinig moeite genomen heeft de vraag van de bezoeker boven tafel te krij gen en te vertalen naar relevante archiefbronnen. Het zal duidelijk zijn dat het voor wat betreft die bezoeker bij een keer blijft. Drie componenten in de dienstverlening In de studiezaal onderscheidt Pugh drie compo nenten van dienstverlening: het persoonlijke con tact, de intellectuele ontmoeting en vervolgens de administratieve benadering. Volgens haar ligt de nadruk bij archivarissen bovenal op het laatste as pect, waarvan toegankelijkheid, privacy-bescher- ming of behoud van het materiaal de belangrijkste kenmerken zijn. Pas daarna komt de sociale en in tellectuele interactie tussen medewerker en bezoe ker ter sprake. Juist de nadruk op deze administra tieve benadering accentueert het negatieve beeld van de ambtenaar en bevordert de frustratie bij de bezoeker. Het onderzoek in archieven vergt een specifieke kennis waardoor in de meeste gevallen de studie zaalmedewerker als intermediair moet dienen, als brug van brein naar bron. Het relateren van een vraag aan een bepaald fonds archieven door de me dewerker uit het blote hoofd geeft de bezoeker een illusion of omniscience, waardoor een grote afstand wordt gecreëerd die verder communiceren be moeilijkt. Is de eerste stap gezet in deze schijnbare efficiën te bediening, dan volgt een moeizaam proces waarin nog vele stappen gezet moeten worden voordat de bezoeker tevreden naar huis gaat. Overeenkomstig de ervaring van Nederlandse ar chivarissen leert ook het relaas van Pugh dat heel weinig onderzoekers op de hoogte zijn van het ar chiefonderzoek en hun weg kunnen vinden in het doolhof van inventarissen, nadere toegangen en hulpmiddelen, ook na een op het eerste gezicht ge slaagde zoektocht in een archief. De kennismaking met een archief Als archivarissen zelf dagelijks werkzaam in een ar chiefgebouw merken wij misschien niet meer het grote verschil tussen het binnenkomen bijvoor beeld van een openbare bibliotheek of een mu seum en de entree van een archiefdienst. In het ge val van musea is er vaak sprake van een lichte, rui me ontvangsthal met direkt een receptie waar men zijn vragen kan stellen. Zoveel mogelijk zijn publieksruimten gemaakt die ook alléén voor het publiek bestemd zijn, compleet met garderobe en toiletten. Is de bewegwijzering een probleem dan zijn er brochures met plattegronden, of behulpza me suppoosten die de weg wijzen. Is deze ont vangstruimte niet publieksvriendelijk genoeg en wordt er niet genoeg gewerkt aan de drempelverla ging, dan is een pijnlijk laag bezoekersaantal het resultaat. Hoe anders is het niet bij het gemiddelde archief, ongeacht of het een gemeentelijke of een rijkinstelling is? Archiefgebouwen, zeker waarbij de archiefdepots bovengronds gebouwd zijn, ken merken zich door een opvallend gering aantal ra men. Nu is het ontwerp voor de nieuwe Bibli- othècque Nationale in Parijs een ander uiterste, maar dat er toch ook méér oplossingen te beden ken zijn om een archiefgebouw aantrekkelijk te maken, waarbij recht wordt gedaan aan publieks vriendelijkheid, klimatologische maatregelen en voorzieningen tegen overmatige lichtinval, zal nie mand ontkennen. De twee hier behandelde ar chiefdiensten in Dordrecht en Assen zijn beide weinig geslaagde voorbeelden in architectonisch opzicht. In alle archieven ligt een sterke nadruk op de veiligheid en de bescherming van de archief bestanden. Dit heeft tot gevolg, zoals Pugh op merkt, 'archival concern about security may be read as negative signal, especially since it is often the first point of contact between user and the ar chives.' [88] De receptie Is de bezoeker dan toch over de drempel gekomen van onze publieksonvriendelijke gebouwen, dan is de volgende hindernis de receptie. Daar hangt veel van de persoon achter de balie af: wordt een bezoe ker te woord gestaan door iemand die een positieve houding uitstraalt, dan is de eerste stap succesvol. Laten wij het maar een naam geven: body language is cruciaal; oogcontact, glimlach en een andere houding aannemen in tegenstelling tot in dezelfde positie blijven zitten, fronsen en stug door blijven schrijven of typen. Pugh adviseert om reeds bij de receptie al een flinke voorsprong te nemen in de opvang van de bezoekers door gericht te vragen naar de aard van het onderzoek, de te volgen proce dures in het kantoor en het voorleggen van de mo gelijkheden van bijvoorbeeld kopiëren of fotogra feren van archiefstukken, de mogelijkheid koffie te drinken of te roken en specifieke informatie zoals een verandering in de openingstijden. Natuurlijk moet een bezoeker na een goede ontvangst bij de receptie vlekkeloos de garderobe kunnen vinden, de kluisjes voor het verplicht opbergen van tassen, begrijpelijkerwijs, en de juiste studiezaal. De eerste opvang in de studiezaal In de studiezaal herhaalt de situatie zich: weer een eerste ontmoeting tussen een bezoeker en een me dewerker waarbij body language belangrijk is. Blijft een studiezaalmedewerker stug zitten doorwerken als een nieuw gezicht binnenkomt en wacht deze af totdat de bezoeker zelf initiatief neemt en aarze lend op de muur toeloopt, of staat de medewerker op en vraagt of hij iets kan doen? Eigen ervaring in archiefonderzoek leert dat het laatste opvallend weinig gebeurt in studiezalen van archieven en de enquête in het NederlandsArchievenbladzet bij de ze dienstverlenende houding en behulpzaamheid ook enkele duidelijke kanttekeningen. Nu geldt deze nonverbale interactie ook voor de andere zij de van de balie, maar een dienstverlenende hou ding vergr een zekere overwinning van een allereer ste negatieve indruk. Zoals gezegd krijgt in de meeste gevallen het eerste gesprek een zekere nadruk van de adminis tratieve problemen bij een mogelijk onderzoek: hoe moet men inventarissen gebruiken en hoe moet men archiefstukken aanvragen? De aanzet van een dergelijk gesprek is natuurlijk voor een groot deel afhankelijk van de informatie die een bezoeker al gekregen heeft bij de receptie. Opval lend is het feit dat dit soort zaken al uitgelegd wordt voordat men weet wat iemand nu precies wil! Gaat het echter om routine-vragen die studie zaalmedewerkers vlot en snel kunnen beantwoor den, dan hoeft van zo'n gesprek niet al te veel af te hangen. Gaat het echter om vragen waarbij een uitgebreider gesprek noodzakelijk is, dan moet de tijd en de ruimte aanwezig zijn dit gesprek te voe ren door het hoofd Studiezalen en Inlichtingen of door het afdelingshoofd. Het eerste gesprek De plaats waar het eerste gesprek plaatsvindt is be langrijk: in de studiezaal zelf onder het oog van an dere bezoekers of in een aparte ruimte? De laatste optie is zeker niet de slechtste. Is het gesprek een maal op gang, dan komt een ander element aan de orde, namelijk de intellectuele uitwisseling. Dit houdt in dat een archiefmedewerker een heldere vraag op tafel moet krijgen, aan de hand waarvan de archieven geraadpleegd kunnen worden: kort om de bezoekersvraag moet vertaald worden in een archiefvraag. Het boven tafel krijgen van de vraag van de bezoeker is minder makkelijk dan men denkt. Vaak is de eerste vraag niet meer dan een aanloopje om de situatie te verkennen, de sfeer te proeven en de mogelijkheden af te tasten. Nie mand, de bezoeker niet en de medewerker niet, wil onwetend of 'dom' overkomen. In studiezalen waar gewisseld wordt met de bezetting, komt het dan ook nogal eens voor dat een bezoeker een zelf de vraag twee maal stelt! In feite is het verkrijgen van de juiste informatie een soort onderhande lingsproces, waarbij het doel van het onderzoek, een dissertatie, een scriptie, een artikel voor een krant, een radio-uitzending of alleen maar bevre diging van nieuwsgierigheid naar het een of ander, maatgevend kan zijn. Voor een succesvolle begeleiding is het van be lang dat de medewerker de bezoeker probeert uit te [89]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1992 | | pagina 5