ren, dan is het deze wel. Waarbij het aardig is op te merken dat het profijt tot op heden misschien zelfs nog sterker is geweest bij de lagere overheden dan bij het Rijk, tenminste afgaande op de ervaringen in mijn provincie. In Omslag in opslag wordt er vanuit gegaan dat een (overheids-)organisatie in zijn geheel in feite archief is, aangezien er overal informatie aanwezig zou zijn (inclusief de hoofden van de ambtenaren zelf?). Dat leidt in de optiek van het boek tot de conclusie om de gehele organisatie archief te noe men. Aangezien dat wat stoffig overkomt, luidt de volgende stap: 'Aldus verbreed heeft "archief" in de enge betekenis geen bestaansrecht meer' (p. 24) en 'Zonder afscheid van archief is terugkeer naar informatievoorziening onmogelijk.' Met dit soort statements en redeneringen, die bovendien almaar herhaald worden, is het boek overladen. En dat terwijl er nergens concreet inhoud aan zaken is ge geven: 'het beoogt veeleer een algemeen perspec tief te bieden.' Omdat het hierdoor moeilijk is om concreet en effectief op de materie in te gaan, belichten we hier slechts enkele aspecten. Door archieven en docu menten af te willen schaffen en alleen over infor matie te spreken, ontkennen de samenstellers juist de functionele eigenschappen van de eerste begrip pen, waardoor de verschillende vormen en waar den van informatie kunnen worden gescheiden. In dat opzicht lijkt het rapport soms een contradictio in terminis. Keer op keer wordt uitgesproken dat de archieven te groot zijn en dat er veel geselec teerd en vernietigd moet worden, maar aan de an dere kant wenst men de informatieaanvoer ongeli miteerd uit te breiden. Door alle gegevensverza melingen aan elkaar te koppelen, hoopt men tot eert ideale informatievoorziening te geraken. Maar dan geef ik professor Idenburg (Bestuurs- en be leidswetenschappen, kub) helemaal gelijk. Hij waarschuwt regelmatig tegen de hedendaagse in formatie-overlast: kwantitatieve groei van infor matie door beleid en automatiseringsmiddelen ge koppeld aan een vrijwel evenredige kwalitatieve afname. Juist door alles onder informatie te plaat sen, ontstaat het gevaar van een einde aan de be staande gestructureerde en geselecteerde informa tievoorziening (inclusief archief.). Er ontstaat een zinloze hoeveelheid aan informatie omdat het zicht op de lijnen en structuren is verdwenen. Juist de 'raffinage' van informatie is zo belangrijk. Met andere woorden 'appraisal' van inkomende infor matie en van te bewaren en te vernietigen stukken. En dat is iets wat sinds jaar en dag al bij de mees te overheidsorganisaties plaatsvindt: informatie structuren, al of niet dossiergewijs, waarbij conti nu gekeken wordt naar selectie en afvoer van niet relevant materiaal. En in het 'archiefdossier' vindt je de authentieke informatie, juist binnen over heidsorganisaties is dat essentieel. Dat zal op den duur niet meer materieel allemaal het oude ver trouwde dossier zijn, maar ook gescanned en geau tomatiseerd. Hoewel de ervaringen met dat laatste nog weinig hoopgevend zijn.1 Ook binnen de provinciale organisatie waar ik werk, is er bijvoorbeeld een - zekere - behoefte aan een informationele koppeling tussen archieven en andere aanvullende documentatiebestanden zoals bibliotheek en externe databanken. Maar wanneer bijvoorbeeld een drukbezet lid van Provinciale Staten de mestproblematiek zou willen bestude ren, dan valt sterk te betwijfelen of uiteindelijk de via de knop op de computer opgeroepen massa-in formatie - 'geeft u maar een uitdraai van de gevon den titels' - een positief effect heeft. Zal hij de rele vante dossiers tussen de vele brochures, boeken, knipselbeschrijvingen etc. niet over het hoofd zien? Kanonskogel Zeker zitten er ook goede elementen in het ver haal. Dat men niet op de oude voet (van veron achtzaming) kan doorgaan is duidelijk. Dat er al lerlei technische innovaties op het archiefbeheer kunnen worden toegepast, geeft eveneens reden tot discussie en reflectie. Voor een ieder is het dui delijk dat beheer en opslag zich aan het wijzigen zijn. Databanken komen steeds meer voor en ont sluiting met behulp van een thesaurus is gemeen goed aan het worden. Wat dat betreft is ook een nieuwe differentiëring zinvol. 'Archief' als uni form keurslijf, is niet gewenst, maar heeft het ook nooit hoeven zijn. Nu zouden we ons misschien over een rapport van Biza niet zo druk hoeven te maken, ware het [128] niet dat het hier gaat om een officiële reactie op het Rekenkamerrapport, dat bovendien als een mo derne 'Visie' op archiefbeheer voor het rijk wil gel den. De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken heeft al aangeboden ministeries te helpen bij het 'implementeren' van de 'Visie'! Maar bovendien, gezien het feit dat de invloed van het rijk op de an dere overheden - ondanks het decentralisatiebeleid - steeds sterker wordt, is het een verhaal dat op de rest van het archiefbedrijf zijn invloed kan hebben. Het is al opmerkelijk dat Deetman, die dit presti gieus uitgegeven rapport als eerste kreeg aangebo den, direct zei dat dit boek van belang is voor de (controlerende en wetgevende) taken van de Ka mer! Niet omdat het des rijks is, maar vanwege de inhoud, mag ik hopen dat dit niet de nationale vi sie gaat worden. Bovendien, wat zou er dan moeten worden in gebracht? Wat inhoudelijk wordt voorgeschoteld en hetgeen men wil is zoals gezegd moeilijk vast te stellen. Wat dat betreft mag de Rekenkamer zich kwaad maken. Na een grondige en concrete analy se van problemen, is opnieuw de aldus afgevuurde kanonskogel (het Rekenkamerrapport) in een mi nisterieel bastion van watten opgevangen en on schadelijk gemaakt. Typerend is dat de 'Visie' vaak berust op veron derstellingen die op zichzelf nog bewezen moeten worden. Er wordt bijvoorbeeld als basisassumptie vanuit gegaan dat 'het archief' als zodanig niet functioneert. Er wordt daarbij dan volledig voor bij gegaan aan het feit dat er bestuurlijk meestal te weinig aandacht voor bestond en bestaat. Het gebrek aan verantwoordelijkheid van de minis teries voor de archieven blijkt immers uit het be staan van een Centrale Archiefselectiedienst en een pivot. De uitvoering van Archiefwet en kb as ar en het toezicht daarop hebben in zekere zin gefaald, maar niet omdat de archiveringssystemen niet deugen. Chance Ook bij lezing van Omslag in opslag moest ik den ken aan een ander boek: Being there van Jerzy Kos- inski. Hoofdpersoon Chance heeft als tuinman zijn gehele leven in een huis met een grote om muurde tuin gewoond, zonder enig contact met de buitenwereld. Als degene voor wie hij werkt overlijdt, komt hij voor het eerst op de straat. In zijn verwarring wordt hij bijna aangereden door de Amerikaanse presidentiële limousine. Hij mag in de auto op adem komen. Als de president hem naar politieke zaken vraagt, weet hij in feite van niets en kan alleen maar antwoorden in zijn tuin- terminologie. De president vat dit alles op als bril jante beeldspraak. 'Het snoeien van takken' in terpreteert hij als genuanceerde bezuinigingsvoor stellen etc. En zo wordt Chance zonder enige kennis van zaken eerste consultant van de presi dent. En wat lezen we bijvoorbeeld op pagina 104 van Omslag in opslag. 'Wat de visie wil is een structu reel werkbare opzet van informatievoorziening be vorderen waarin geldige belangen tot hun recht komen. een tuin, waarin immers grondig ge snoeid moet worden. De tuinier rukt geen gezon de planten uit de grond, maar geeft ze juist de no dige ruimte.' In dit rapport, maar ook in het boek over e-mail wordt veel van dergelijke beeldspraak gebruik ge maakt. Er wordt teruggegrepen op begrippen uit de natuur en er wordt gesproken over 'gereed schappen', 'grondstoffen' en andere vergelijkin gen. Hoe ingewikkelder en abstracter een bepaalde materie, hoe groter de neiging om extra te simp lificeren of dergelijke vergelijkingen te maken. Het kan dus ook gewoon verhullend werken. Verbeelding Van de twee boeken lijdt met name Omslag in op- slagaan de kwaal dat diverse lijnen in een potpour ri door elkaar lopen: bestaande problemen, toe komstige problemen, toekomstige ontwikkelin gen, wensen en verwachtingen, in combinatie met de neiging om dat alles in een sluitend 'filosofisch' kader te willen plaatsen. Het is maar weinigen ge geven zo te kunnen combineren. Het feit dat beide boeken voor strategen en beleidsmanagers bedoeld zijn, lijkt een vrijbrief om zo weinig mogelijk con creet en duidelijk te zijn. Wie zich zoveel pretenties ('Dankzij de ingezette abstractie blijkt de visie ver gaand algemeen geldig en dus houdbaar' sic!, p. 9) [129]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1992 | | pagina 25