stukken in een archiefbewaarplaats zijn opgeno men om daar te berusten, het archiefbescheiden in de zin der wet (zijn) geworden. Dat betekent dat de bepalingen in en krachtens de Archiefwet 1962 van toepassing zijn'7. Audiovisuele collecties waren overigens bij de totstandkoming van de wet zeker niet het eerste waar de opstellers aan dachten. De wettelijke definitie van archiefbescheiden laat zich echter nadrukkelijk niet uit over de materiële vorm van deze bescheiden, ofwel over de soort dra ger van de informatie. Ten minste twee (gemeentelijke) archiefinspec teurs bevestigen deze - inmiddels als ruim geken schetste - interpretatie van de wet, zeker wanneer er een eigendomssituatie voor een overheid cq ar chiefdienst is ontstaan door middel van schenking van een (audiovisueel) archief. Als voorbeeld mag hier de Nijmeegse situatie gelden waar een parti culiere stichting historisch filmmateriaal over de stad verzamelt en dit via een symbolische over dracht aan de gemeente heeft geschonken. Deze overheid heeft de collectie bij monde van de bur gemeester in dankbaarheid aanvaard en het beheer erover onmiddellijk aan haar archiefdienst overge dragen. Dat de gemeente zich overigens waar schijnlijk niet realiseerde wat de consequenties van een en ander zouden zijn is geen argument, aldus de inspecteurs: zij dient te weten wat de conse quentie is van de aanvaarding van een archief. Schrijver dezes is geen archiefspecialist en een juridisch debat zal ongetwijfeld tot de mogelijkhe den behoren, maar het lijkt erop dat het audiovisu ele materiaal dat met name bij verscheidene ge meentearchieven berust, met het bewuste artikel weliswaar geen overheidsarchief in strikte zin is, doch wel direct onder de archiefwet valt en daar mee aan de 'zorg' van de betreffende overheid is toevertrouwd. Het begrip zorg wordt in de wet zelf niet uitgewerkt, maar is later door het beleid van het archiefwezen gepreciseerd. Eigenlijk hoeft aan archivarissen niet te worden verteld dat het bete kent: zorg voor een goed gebouw, voor voldoende en goede hulpmiddelen, voor voldoende geldmid delen, voor het opstellen van beheersvoorschriften én, last but not least de zorg voor voldoende ge kwalificeerd personeel. 4 Personeel Het personele probleem is een rechtstreeks gevolg van de vorige probleemsoort. Bij alle eerder in dit verhaal genoemde regionale en lokale audiovisuele archieven - en dat waren er elf - zijn zegge en schrijve twee vaste, fulltime krachten benoemd. Niet dat er niet meer mensen werken, maar die doen dat of in combinatie met een andere taak, of via sociale regelingen, of tijdelijk, of sim pelweg via niets en onbetaald. Hele catalogi ko men op deze manier tot stand. Afgezien van de idee dat het een beschaafd land niet zou moeten passen om goede arbeidskrachten half of onbetaald werk te laten doen, komt voor de audiovisuele (afdelingen van) archieven de conti nuïteit van het werk regelmatig in gevaar. 5 Financieel Over de laatste in de reeks pro bleemsoorten behoeft niet veel meer gezegd te worden: de financiële problemen zijn tussen de be drijven door reeds afdoende aan de orde gekomen. Geconstateerd kan worden dat ze de oorzaak zijn van de feitelijke, praktische problemen, maar te vens een gevolg van andere, met name erkennings- en structurele problemen. Tot slot Om te weten in welke orde van grootte gedacht moet worden, zijn in het hier voorafgaande zo'n 6000 regionale films geteld - snel en onvolledig, maar toch. Daarnaast is het structurele verschil aangegeven in de positie van de vier nationale au diovisuele archieven en die van de verspreide, re gionale en lokale collecties: over de eerste bestaat althans een levendige dicussie, over heden en toe komst van de laatste is pas recent een aarzelend ge sprek op gang gekomen. Het enige dat daarom op deze plaats kon gebeuren, is structuur en samen hang aan te brengen in de problemen waarmee de regionale audiovisuele archivering worstelt. Wel licht zijn deze samen te vatten als de moeilijkheid om duidelijk te maken dat er in Nederland niet al leen historische beeld- en geluidscollecties bestaan die op nationaal niveau van belang zijn, maar dat er ook veel materiaal aanwezig is dat voor de regio's interessant blijkt. Deze moeilijkheid heeft als con- [106] sequentie dat er onvoldoende financiële middelen beschikbaar zijn voor de conservering van dat re gionale materiaal, daar te weinig instanties zich er voor verantwoordelijk voelen. Als appèl aan de archiefwereld bleek op de studie dag van november de hiervoor beschreven moge lijke interpretatie van de archiefwet in het voordeel van de audiovisuele collecties een prikkelende stel- lingname. De reacties waren divers, maar vanzelf sprekend het sterkst uit de archiefwereld. Als eer ste haastte prof. dr D.P. Blok, voorzitter van de Rijkscommissie voor de Archieven en voor de gele genheid de dagvoorzitter, zich om het statementais 'contraproduktief' te beoordelen: hij meende dat wanneer deze interpretatie opgeld zou doen, vele archivarissen audiovisuele materialen buiten de deur zouden houden uit angst voor de verplichtin gen die een en ander met zich mee zou brengen. Het lijkt echter weinig zinvol audiovisuele collec ties op te nemen, terwijl men er niet goed voor zorgt. Het Rijksarchief in Limburg heeft dit ken nelijk goed begrepen toen het wel het papieren ar chiefvan de regionale omroep in die provincie op nam maar het bandarchief niet, juist omdat men geen garantie kon geven voor een goed beheer er van. Andere reacties op de relatief ruim geachte in terpretatie van de archiefwet varieerden van verras sing, via de idee dat de bedoeling van de wet niet juist was opgevat, tot de bevestiging van het for mele gelijk met de waarschuwing voor illusies. Nu is het niet vreemd dat met name archivaris sen verre willen blijven van de problematiek van de audiovisuele archivering, bang als men is over spoeld te raken door een grote stroom van audiovi suele produkties die als historisch belangrijk wor den aangemerkt. Toch is deze houding niet hele maal terecht, want anders dan hier en daar wordt gesuggereerd is er in de regio's wel degelijk een be reidheid tot selectie van het materiaal. De criteria hiervoor kunnen echter niet zomaar worden vast gesteld door een selectiecommissie die zich in de eerste plaats bezighoudt met materiaal dat op na tionaal niveau belangrijk wordt gevonden - een rol die de minister van wvc aan de Nederlandse Ver eniging van Audiovisuele Archieven heeft toege dacht - maar er zullen criteria ontwikkeld moeten worden die speciaal op regionale collecties zijn toegesneden. Anders zal te veel interessant mate riaal voor de geschiedenis van de regio's door te ho ge criteria verdwijnen, zoals Anneke van Renssen op de studiedag ook al stelde. Uiteindelijk gaat het er voor de regionale en lo kale audiovisuele (afdelingen van) archieven niet om per se een keuze te willen maken voor de ar chiefdiensten en daarmee tegen andere mogelijke wegen die ten behoeve van de conservering van au diovisuele collecties kunnen worden bewandeld. Nog zonder scenario's ligt de beantwoording van de centrale vraag in de dicussie in principe open: wie laat zich aanspreken op de verantwoordelijk heden voor het behoud van relevant historisch beeld- en geluidsmateriaal op lokaal en regionaal niveau? De discussie is nog jong en de archiefwe reld is van harte uitgenodigd om eraan deel te ne men; per slot van rekening herbergt zij althans een deel van het materiaal. Het kan echter niet zo zijn dat zij enkel geïnteresseerd aan de gesprekstafel plaatsneemt, maar zij zal zich tevens (mede-)ver- antwoordelijk moeten willen maken voor het zoe ken naar oplossingen voor de nijpende problemen zoals hierboven beschreven - waar die oplossingen ook mogen liggen: of ze nu in laatste instantie te vinden zijn bij het netwerk van archiefdiensten of daar waar men zich verantwoordelijk weet voor cultuurbehoud. Of wellicht bij beide? Summary The state of historical audio-visual materials at local and regional level (Mieke Lauwers) Practically all regional and local audio-visual collections in the Netherlands are administered by the regular (municipal) archives. Issues surrounding these audio-visual archives are therefore of interest to archivists. Problems of acquisition (funds), pre servation, cataloguing (indexing) and accessibility are described in detail. Attention is also paid to mat ters such as the (lack of) recognition of the impor tance of audio-visual materials as part of the coun try's cultural heritage and the interpretation of the Archives Act with regard to audio-visual collections. [107]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1992 | | pagina 14