Vermakelijke lectuur is het natuurlijk niet. Het
begint al meteen met de eerste vijftig pagina's van
het boek, die in beslag genomen worden door brie
ven waarin gewone mensen aan Memorial laten
weten wat zij zich herinneren van de vreselijke ja
ren van collectivisatie en de daarop volgende hon
gersnood. De dikwijls onbeholpen brieven zijn
door hun authenticiteit extra schokkend en con
fronteren de lezer op een heel directe manier met
de verschrikkingen die ons tot nu toe voorname
lijk in cijfermatige of literaire vorm bekend waren.
In de afdeling 'Overheid, volk, cultuur' wordt
een belangrijke plaats ingenomen door een artikel
van Sergej Maksoedov over de omvang van de
verliezen als gevolg van de honger. Het thema is
natuurlijk niet nieuw. In de jaren dertig ging in
de Sovjetunie zelf het gerucht dat de hongers
nood aan vijftien miljoen burgers het leven had ge
kost. In een voor Stalin zelf bedoeld rapport hield
men het op 3,3 tot 3,5 miljoen slachtoffers. Dat
werd, onder een beroep op het adagium 'Waar ge
hakt wordt vallen spaanders', kennelijk acceptabel
geacht. Peter Conquest komt in zijn Harvest of
Sorrow (Oxford 1986) tot 14,5 miljoen, terwijl de
romanschrijver Anatoli Rybakow in zijn Tridt-
satpjdty i droegiëgódy (Moskou 1989) op basis van
een populaire berekening uitkomt op 13 miljoen
slachtoffers. In 1989 wijdde W.W. Tsaplin, hoofd
van het Centrale Staatsarchief voor Economie, een
artikel aan hetzelfde vraagstuk, waarbij hij gebruik
kon maken van de tot nu toe verdonkeremaande
gegevens van de volkstelling van 1937.
Het in deze eerste Memorialbundel gepubli
ceerde artikel is niet zozeer interessant vanwege
zijn uitkomst (de auteur komt tot een totaal van
9,8 miljoen doden met een onzekerheidsmarge
naar boven en beneden van 3) als door de toege
paste methoden.
De auteur gaat ook in op de vraag of de hard
handige maatregelen die tot deze massale verliezen
hebben geleid, de staat ook iets positiefs hebben
opgeleverd. Volgens de beschikbare gegevens lag
het peil van de aan de staat afgedragen landbouw
producten na de collectivisatie inderdaad 2 a
3 maal hoger dan in de jaren 1926-1928. Aan de
andere kant was het totale volume van de oogst
hetzelfde of minder. Het komt er dus op neer dat
het platteland is leeggeroofd ten gunste van de ste
delijke gebieden, aan de ontwikkeling waarvan de
bolsjewieken de hoogste prioriteit hechtten. Uit
eindelijk echter is de overwinning op het platte
landeen Pyrrhusoverwinning gebleken. 'Dekoela-
kisering' en gedwongen collectivisatie hebben de
maatschappelijke structuur van het voormalige
Russische Rijk zodanig ontwricht, dat zij zich van
deze slag nooit meer heeft kunnen herstellen. De
wortels van de huidige crisis reiken terug tot in de
ze jaren.
Een ander artikel in deze afdeling behandelt uit
voerig de wijze waarop de bolsjewieken wisten
door te dringen in de aloude Akademie van We
tenschappen en er uiteindelijk in slaagden haar
naar hun hand te zetten.
De bekende, ten dele bellettristische, kampli
teratuur wordt aangevuld door artikelen in enke
le andere rubrieken in deze bundel. Aan de orde
komen onder andere de strijd van de politieke ge
vangenen tegen de gelijkstelling met criminele ge
vangenen en vóór een aparte behandeling, de to
pografie van de concentratiekampen Solovkl en
OechtPetsjlag en enkele weerzinwekkende episo
den uit het kampleven op de Solovki-eilanden in
de Witte Zee.
Waleri Sedelnikov, docent in de geschiedenis
van het archiefwezen aan het al genoemde Mos-
kouse archiefinstituut, vertelt in een opstel over de
schade die in 1917 door het bolsjewistische bom
bardement is toegebracht aan het Moskouse
Kremlin. Na de zege van de Roden bleek niet één
van de vele kerken, torens en paleizen er zonder
meer of minder ernstige beschadigingen vanaf ge
komen te zijn. Toen bleek dat de bevolking deze
barbaarse aanslag op de nationale cultuur moeilijk
kon verkroppen, wilde A.B. Loenatsjarski, volks
commissaris voor opvoeding en onderwijs, ontslag
nemen. Dat kwam hem te staan op een uitbrander
van Lenin zelf: 'Hoe kunt u zoveel waarde hechten
aan een of ander oud gebouw, hoe mooi het ook
moge zijn, wanneer het erom gaat de deuren te
openen voor een maatschappelijk systeem dat in
staat zal zijn een schoonheid te scheppen die alles
overstijgt waarover men in het verleden slechts
kon dromen?!'
Overigens hadden natuurlijk niet alleen de ge
bouwen, maar ook de archieven in het Kremlin te
lijden van de beschietingen en de daarop volgende
verwarring.
[78]
In een verhaal over de Tsjeka (Geheime Politie)
en de archieven gaat de genoemde auteur in op de
positie van archieven en archivarissen in de eerste
tijd van de Sovjetheerschappij. Toen na de Okto
berrevolutie onder de intelligentsia een algemene
staking uitbrak tegen de nieuwe bazen, deden de
archivarissen daaraan niet mee. Hun argument
was dat zij, door aan het werk te blijven en te pro
beren archieven van de ondergang te redden, het
vaderland een betere dienst bewezen dan wanneer
ze de zaken op hun beloop zouden laten. Met Le-
nins decreet van 1 juni 1918 in de hand probeer
den zij te redden wat er te redden viel. Dat zij ge
bruik maakten van Lenins autoriteit had niets te
maken met een ideologische keuze, maar alles met
pragmatisme. Op deze manier probeerden de ar
chivarissen hun plicht ten opzichte van het volk,
zoals zij die voelden, na te komen. Pas als in het na
jaar van 1920 de bolsjewistische historicus M.N.
Pokrovski aan het hoofd van het archiefwezen
komt te staan, wordt de Geheime Politie ingescha
keld om ideologische tegenstanders uit de archie
ven te verwijderen.
Diezelfde Tsjeka maakte bij haar jacht op poli
tieke tegenstanders enorme hoeveelheden archief
buit. Daaronder waren veel papieren van persoon
lijke herkomst, maar ook stukken afkomstig uit
overheidsarchieven. Het zal geen verbazing wek
ken, dat de Tsjeka na het afsluiten van de betrok
ken zaken maar weinig belangstelling meer had
voor deze documenten. Er moeten dan ook gewel
dige hoeveelheden verloren zijn gegaan. Wat dat
betreft heeft het al eerder genoemde, door Lenin
ondertekende decreet van de Raad van Volkscom
missarissen maar bitter weinig geholpen.
Aan het eind van de bundel is ook nog een
tweetal ooggetuigenverslagen afgedrukt van een
opstand die in 1953 plaats had in het kamp No
rilsk. Het zijn nieuwe gegevens over een gebeurte
nis die Solzjenitsyn in zijn Goelag-archipelviA ver
meldt, maar wegens gebrek aan materiaal zegt niet
gedetailleerd te kunnen behandelen.
Als je al deze verhalen bekeken hebt is de indruk
die je ervan overhoudt die van een kaleidoscoop.
De opgenomen bijdragen zijn weliswaar in rubrie
ken gegroepeerd, maar erg ongelijksoortig van ni
veau en relevantie. Dat is niet ongebruikelijk in
Russische jaarboeken. Maar in dit geval speelt ook
nog wat anders mee. De bundel komt op mij over
als een produkt van de schaarste: behalve veel ge
ruchten is er in de Sovjetunie weinig bekend over
de betrokken periode en daarom is elke snipper in
formatie meegenomen. Ik ben heel benieuwd of er
in 1992 een tweede deel uitkomt en zo ja, hoe dat
er uit zal zien. Natuurlijk, gezien de algehele chaos
waarin de landen van de voormalige Sovjetunie
zich bevinden is het zeer de vraag of het überhaupt
mogelijk zal zijn een dergelijk jaarboek uit te bren
gen. Maar, gesteld dat de materiële kant geen pro
bleem oplevert lijkt het me voor de samenstellers
niet zo eenvoudig om op de ingeslagen weg voort
te gaan. Die gedachte komt bij mij op omdat ook
dit initiatief, zoals zoveel in de voormalige Sovjetu
nie, inmiddels alweer door de feiten achterhaald is.
Niemand heeft voorzien dat de Communistische
Partij van de Sovjetunie eind augustus 1991 buiten
de wet zou worden gesteld, dat met het jaar 1991
ook de Unie verleden tijd zou zijn en dat de archie
ven van Partij en Staat nu toegankelijk zullen wor
den. De overgang van de genoemde archieven in
handen van de Russische regering wekt op zijn
minst hoop op een systematische aanpak van de
ontsluiting en publikatie van de bronnen voor de
Sovjetgeschiedenis. In dat licht zou de betekenis
van een bundel als deze kunnen veranderen. Ik kan
mij voorstellen dat de jongste ontwikkelingen op
het Russische archieffront in ieder geval zouden
kunnen leiden tot een verschuiving van het in
Schakels te publiceren materiaal in die zin, dat in
volgende afleveringen minder plaats wordt inge
ruimd voor min of meer toevallig opgedoken stuk
ken van officiële herkomst (zoals de processen-ver
baal en vonnissen inzake het optreden van perso
neel van het Solovki-kamp) en dat het accent meer
komt te liggen op getuigenissen van particuliere
aard.
Jan van den Broek
[79]